Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

make a few more miles

Толкование Перевод

1 make a few more miles

make a few more miles

nog een paar mijl afleggen

English-Dutch dictionary > make a few more miles
2 make

n. merk
--------
v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creëren

make¹

[ meek]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 merk

2 natuur ⇒ karakter, soort

♦voorbeelden:

1   a famous make of dress • een jurk van een beroemd merk

2   a man of your make • een man van jouw slag

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 fabricage ⇒ vervaardiging

2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij

3 〈 elektriciteit〉 sluiting 〈 van stroomcircuit〉

♦voorbeelden:

2   of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaat

¶ 〈 slang〉 on the make • op (eigen) voordeel uit, op winst uit; op de versiertoer 〈van man/vrouw〉

     that young man is really on the make • die jongeman is een echte streber

————————

make²

〈 made, made [ meed]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 doen ⇒ zich gedragen, handelen

2 gaan ⇒ zich begeven

3 op het punt staan

4 〈 kaartspel〉de slag maken/winnen ⇒ houden

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 make like a lion • een leeuw imiteren/spelen/nadoen

     make as if/though • doen alsof; op het punt staan

2   make after someone • achter iemand aan gaan

     we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen

3   they made to depart • zij stonden op het punt te vertrekken

4   my ace made • mijn aas hield

¶ make believe • spelen, doen alsof

     you'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doen

     make away/off • 'm smeren, ervandoor gaan

     make away with oneself • zich van kant maken

     make away with • doden; meenemen, jatten

     make off with • weg/meenemen, jatten

     make at someone • op iemand afstormen

     〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoeren

     make with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorst

     make with the show • kom op met de show, voer de show op

→ make for make for/, make out make out/, make up make up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉

2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als

3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉

4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen

5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)

6 schatten (op) ⇒ komen op

7 worden ⇒ maken, zijn

8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden

9 afleggen ⇒ overbruggen, doen

10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉

11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉

12 opmaken 〈 bed〉

13 versieren ⇒ 〈 in het bijzonder〉 naar bed gaan met

14 〈 informeel〉 tot een succes maken ⇒ het hem doen, de finishing touch geven

15 〈 elektriciteit〉 inschakelen ⇒ sluiten 〈 stroomcircuit〉

♦voorbeelden:

1   make coffee/tea • koffie/thee zetten

     make dinner • het warme eten klaarmaken

     make a house • een huis bouwen

     God made man • God schiep de mens

     make room • plaats maken

     make over a dress • een jurk vermaken/verstellen

     make a chair from paper • een stoel van papier maken

     〈 figuurlijk〉 show them what you are made of • toon wat je waard bent

     a bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brug

     they made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhout

     that boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kan

2   John made her his wife • John trouwde haar

     the letter made mother happy • de brief maakte moeder blij

     the workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerder

     make the news public • het nieuws openbaar maken

     make over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)

     make a stone into an axe • van een steen een bijl maken

     you've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaakt

3   make a lot of money • veel geld verdienen

     make a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken

     〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalen

     he made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie

4   you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgen

     the police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenen

     the story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachen

     Tom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellen

     she made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereen

     he made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te spreken

     you can't make me • je kunt me niet dwingen

5   this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943

     the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk

6   what do you make the time? • hoe laat heeft u het?

     I make it seven thirty • ik heb het half acht

7   a hundred pence make a pound • honderd pence is een pond

     three and four make seven • drie en vier is zeven

     that makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willen

8   this boy will never make a musician • deze jongen zal nooit een musicus worden

     that novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezen

     she will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijn

     the man is made for this job • de man is geknipt voor deze baan

9   make a few more miles • nog een paar mijl afleggen

10 make an appointment • op tijd zijn voor een afspraak

     after that he made major • daarna werd hij majoor

     this car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/u

     make the front pages • de voorpagina's halen

     make port • de haven binnenlopen

     I wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/raken

     make it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagen

     have it made • geslaagd zijn, op rozen zitten

11 make a decision • een beslissing nemen, beslissen

     make an effort • een poging doen, pogen

     make a phone call • opbellen

     make war against/on/with • oorlog voeren tegen/met

14 the dark colours make the picture • de donkere kleuren maken het schilderij af

     make something of oneself • succes hebben 〈 in het leven〉

¶ this fool can make or break/mar the project • deze gek kan het project maken of breken

     this new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hem

     make something do • zich met iets behelpen

     you'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen

     〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaien

     let's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afspreken

     make little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen van

     he made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkans

     make the most of • er het beste van maken; zoveel mogelijk profiteren van

     make much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉

     they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijk

     make nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van

     〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?

     〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem dito

     make over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉

     what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?

     they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen

→ make out make out/, make up make up/

English-Dutch dictionary > make
3 make

1. I
abs

the ebb was making начинался отлив; the tide making we weighed anchor во время прилива мы бросили якорь
2. II
1) make in some manner this toy makes easily эту игрушку легко сделать: hay ought to make well [in this drying breeze] [на таком сухом ветерке] сено должно хорошо просушиться /сохнуть/

2) make somewhere make upstream (downstream) идти /плыть/ вверх (вниз) по течению

3) make in some manner the tide is making fast вода быстро прибывает; winter is making earnestly наступает настоящая зима

4) make in some manner make well (poorly, etc.) хорошо и т. д. зарабатывать; he always makes pretty handsomely он всегда недурно зарабатывает
3. III
1) make smth. make machines (tools, paper, chairs, hats, etc.) делать /производить/ машины и т. д., make bricks делать /обжигать/ кирпичи; make a boat (a bridge, a house, a road, etc.) (подстроить лодку и т. д.: make a dress (a coat, a blouse, etc.) делать /шить/ платье и т. д.; make a film снимать фильм: make lunch (jelly, a good supper, etc.) делать /готовить/ завтрак и т. д., make coffee варить кофе; make tea заварить чай; make bread (ис-)печь хлеб; make a garden (a park, flower-beds, etc.) разбивать сад и т. д.; make hay косить траву: make a path делать /прокладывать/ дорожку: where will they make a camp? где они раскинут /разобьют/ лагерь?; make beds стелить /заправлять/ постели; make a fire разжигать камин или раскладывать костер; make nests вить гнезда; beavers make their holes бобры роют норы

2) make smth. make one's reputation (one's name) создать себе репутацию (имя); make smb.'s character формировать чей-л. характер; make one's own life строить свой собственную жизнь, самостоятельно строить свой жизнь; make haste торопиться; make progress делать успехи; make preparations делать приготовления; make plans разрабатывать / вынашивать/ планы; he is making plans to go away он собирается /намеревается/ уехать; who made this ridiculous rule? кто придумал это глупое правило?; make war вести войну, воевать; are they willing to make peace? a) они согласны заключить мир?; б) они готовы примириться? || make a stand занимать принципиальную позицию: make love а) ухаживать; говорить ласковые слова; б) ласкать, заниматься любовью

3) make smb., smth. one big deal made the young man молодой человек добился успеха благодаря лишь всего одной крупной сделке; hard work made him он добился успеха упорным трудом; wars made and unmade this country эта страна возвеличилась благодаря войнам, и они же привели ее к гибели; industry has made Manchester Манчестер превратился в важный центр благодаря развитию промышленности

4) make smth. make trouble (a fuss, a mess, etc.) создавать неприятности и т. д.; he made a terrible to-do он устроил ужасный скандал; don't make noise не делай шума, не шуми; make a change (a disturbance, a panic, etc.) вызывать изменение и т. д., make mischief а) наносить вред; б) шалить, безобразничать; this makes a great difference это совсем другое дело; it makes no difference это ничего не меняет. это все равно; make a great hit coll. иметь огромный успех

5) make smth. make eighty miles (five kilometres, etc.) сделать / пройти/ восемьдесят миль и т. д.; make twenty knots идти со скоростью двадцать узлов; make good time а) идти /двигаться/ с хорошей скоростью; б) sport. показать хорошее время

6) make smth. соll. make port (harbour, home, land, one's destination, etc.) добираться до /достигать/ порта и т. д., he's tired out, he'll never make the summit он уже выдохся, ему ни за что не добраться до вершины; make the tram (the bus, the next flight, etc.) успевать на /поймать/ трамвай и т. д.; I had hoped to get to the meeting but I found at the last minute that I couldn't make it я надеялся попасть на собрание, но в последнюю минуту понял, что не успею

7) make smth. make good grades получать хорошие отметки, хорошо учиться; make the highest score получить больше всего очков; who made the score? кто выиграл /победил/?; I doubt whether he will make much сомневаюсь, чтобы он мог многого добиться, вряд ли он мог многого добиться, вряд ли он многого добьется; those plants will not make much, the soil is too poor эти растения не пойдут /не будут хорошо расти/, здесь плохая почва; do you think a table this wide can make the doorway? вы думаете такой ширины стол пройдет в дверь?; make the team (the best-seller list, the first ten, etc.) попасть в команду и т. д.; this news made the front page это известие поместили на первой полосе [газеты] || make it добиться успеха; make one's point доказать свою течку зрения; has he made his point? понятно, что он хотел сказать?

8) make smth. make a good salary (three pounds a week, a profit, etc.) получать хорошее жалованье и т. д.; make a living зарабатывать на жизнь; make money а) зарабатывать деньги; б) разбогатеть; make a fortune приобрести состояние; make a loss потерпеть /понести/ убыток; make smb. make friends приобрести /завеете/ друзей; make enemies нажить врагов

9) make smth. one hundred pence make a pound сто пенсов составляют фунт; twelve inches make one foot в одном футе двенадцать дюймов; that makes 40 cents you owe me итак, ты мне должен сорок центов; this made his tenth novel это был уже его десятый роман; how many people make a quorum? сколько человек требуется /необходимо/ для кворума?; how many players make а, football team? сколько человек в футбольной команде?; will you make one of the party? не составите ли вы нам компанию?, не присоединитесь ли вы к нам?; "mouse" makes "mice" in the plural множественное число от "mouse" - "mice"

10) make smth. make a will (a deal of transfer, a promissory note, a bill of exchange, etc.) составлять завещание и т. д.; make a list составлять список; make a report написать отчет, подготовить доклад; make a contract (a bargain, an agreement, etc.) заключать /подписывать/ контракт и т. д.

11) semiaux make smth. make a stop остановиться, сделать остановку; make a landing сделать посадку; make a pause сделать паузу; make a move а) стронуться с места, двинуться; it's ten o'clock, it's time we made a move уже десять часов, нам пора двигаться / отправляться/; don't make a move! ни с места!, не двигаться!; б) сделать ход; make a start начать; make a good start положить хорошее начало; make an early start рано отправиться в путь; make a jump прыгнуть; make a sign сделать /подать/ знак; make a bow поклониться; make a curtsey сделать книксен; make a call а) нанести короткий визит; I have to make a few calls мне надо забежать в несколько мест: б) позвонить по телефону; let me make a call first разрешите мне сначала позвонить по телефону; make a trip совершать /предпринимать/ поездку; make a speech произнести речь, выступить с речью; make an offer /а proposition/ внести предложение, предложить; make a proposal сделать предложение, предложить выйти замуж; make an answer /а reply/ дать ответ, ответить; make a denial отклонять; опровергать, помещать опровержение; make a joke отпустить шутку; make a complaint (по)жаловаться; make a vow дать клятву, поклясться; make a choice выбирать, делать выбор; make a mistake сделать /допустить/ ошибку, ошибиться; make inquiries наводить справки; make a sacrifice приносить жертву, жертвовать; make room /place/ подвинуться, освободить место; make way освободить дорогу /путь/, отойти в сторону; make a face скорчить рожу, гримасничать

12) aux make smb. make a lawyer (a good teacher, a bad farmer, a waiter, an excellent husband, etc.) быть хорошим юристом и т. д., he makes a good carpenter он хороший плотник: he made a very poor musician из него получился очень плохой музыкант; one good verse doesn't make a poet одно хорошее стихотворение еще не дает права называться поэтом; he and his cousin would make a handsome couple он и его кузина составляют прекрасную пару; make smth. cold tea makes an excellent drink холодный чай make прекрасный напиток; dry wood makes a good fire сухое дерево хорошо горит; that makes a good answer! вот хороший ответ!; this makes no sense в этом нет никакого смысла; это бессмысленно; these plays (their letters to each other, etc.) make pleasant reading эти пьесы и т. д. приятно читать; his adventures make all exciting story рассказ о его приключениях слушаешь с волнением
4. IV
1) make smth. in some manner make smth. quickly (eventually, inevitably, unhesitatingly, etc.) делать что-л. быстро и т. д.; make smth. lawfully (scientifically. delicately, persistently, etc.) делать /осуществлять/ что-л. на законных основаниях и т. д.

2) make some distance in some time make 200 miles an hour (ten miles a day, etc.) делать двести миль в час и т. д.; we made only three miles that day в тот день мы прошли /проделали/ только три мили; some airplanes can make over 500 miles an hour скорость некоторых самолетов превышает пятьсот миль в час

3) make smth. at some time he will never make much он никогда не добьется успеха

4) make sonic money in some time make L 2000 a year зарабатывать /получать/ две тысячи фунтов в год; how much money do you make a week (a month, a year, etc.)? сколько [денег] вы получаете /зарабатываете/ в неделю и т. д.?
5. V
1) make smb. smth. make him a new toy (her a dress, the children a swing in the garden, etc.) сделать ему /для него/ новую игрушку и т. д., make her a cup of tea приготовь /подай/ ей чашку чаю

2) make smth. smth. make it a rule взять [что-л.] за правило; he made it a rule to get up early он взял себе за правило рано вставать; make it one's business считать это своим делом; don't make cheating a practice не привыкай обманывать; he made a certificate his object он поставил себе целью получить диплом

3) make smb. smb. make smb. one's heir (him king, a page knight, him a teacher, etc.) сделать кого-л. своим наследником и т. д., make a priest a bishop возвести священника в сан епископа; make smb. a judge (one's spokesman, one's special envoy, etc.) назначать кого-л. судьей и т. д., they made him chairman его выбрали председателем; make a colonel general присвоить /дать/ полковнику звание генерала; произвести полковника в генералы; make smb. a duke (a peer, etc.) дать /пожаловать/ кому-л. титул герцога и т. д., he intended to make his son a barrister (a soldier, a carpenter, etc.) он хотел, чтобы его сын стал адвокатом и т. д.; he made her his wife он сделал ее своей женой, он женился на ней; make smb. prisoner взять кого-л. в плен; make oneself a martyr сделать из себя мученика, пойти на муки; make this character an important person (Hamlet a figure of tragic indecision, Shylock a tragic figure, her a figure of fun, etc.) делать из этого персонажа значительную личность и т. д.

4) make smth. smth. add one more egg and make it a round dozen прибавь еще одно яйцо, и будет /получится/ дюжина

5) make it smth. shall we make it Tuesday? договоримся на вторник?; can you come at six? - make it half past вы можете прийти в шесть? - Лучше условимся на половину седьмого; I shall make it tomorrow я договорись на завтра

6) make smth. smth. make the distance about 70 miles полагать /считать/, что расстояние равно примерно семидесяти милям; I make the total about L 50 по-моему, общая сумма составит фунтов пятьдесят; how large do you make the crowd? как вы думаете, сколько в этой толпе человек?; what do you make the time? сколько, по-вашему, сейчас времени?; what time do you make it? - I make it half past four сколько сейчас времени, по-вашему? - Мне кажется, что сейчас примерно половина пятого

7) semiaux make smb. smth. make smb. an offer (one or two attractive proposals, a bid for the antique table, etc.) сделать кому-л. какое-л. предложение и т. д.; I made her a present of the vase я подарил ей эту вазу; he made me a sign он сделал /подал/ мне знак; she made him a face она скорчила ему рожу

8) 0 make smb. smb. she will make him a good wife (a good mother, a loyal friend, etc.) она будет ему хорошей женой и т. д.; make smb. smth. this cloth will make me a good suit из этого отреза мне выйдет хороший костюм
6. VI
1) make smb., smth. be of some nudity his upbringing made him selfish воспитание сделало его эгоистом; her eyes made her beautiful глаза делали ее прекрасной; he was trying to make himself agreeable он старался быть приятным; we shall try to make your stay here agreeable мы постараемся [сделать так], чтобы ваш визит сюда доставил вам удовольствие; make oneself responsible взять на себя ответственность; make children immune against this disease создать /выработать/ у детей иммунитет против /к/ этой болезни; this portrait makes him too old на портрете он выглядит гораздо старше [, чем он есть на самом деле]; this opera made him immortal эта опера принесла ему бессмертие; make his novels (the song, this new theory, the actress, etc.) popular (famous) сделать его романы и т. д. популярными, создать /принести/ популярность (славу) его романам и т. д.; don't stand about doing nothing - make yourself useful не стойте без дела, помогите [нам]; you've made my nose too big вы нарисовали мне слишком большей нос; make smb., smth. be in some state make smb. happy (rich, poor, etc.) сделать кого-л. счастливым и т. д., make the prisoners free освободить заключенных; make oneself comfortable удобно устроиться; they are coming, make yourselves ready они приближаются, будьте готовы; she is seeing it for the first time, we must make her ready такое она увидит впервые, надо ее подготовить; make smb. angry рассердить кого-л.; her answers made him furious ее ответы взбесили его: make smb. sick a) вызывать у кого-л. тошноту; what made you sick? отчего вам стало плохо?; б) coll. раздражать кого-л.: your questions make me sick мне надоели ваши вопросы, меня тошнит от ваших вопросов; hot weather makes some people sleepy в жару некоторых людей клонит ко сну; it will make you ridiculous in their eyes это выставит вас в смешном свете в их глазах; make it flat сплющить что-л. || make it worth smb.'s while компенсировать кому-л. что-л.; if you help me with this job I'll make it worth your while если вы поможете мне в этом [деле], я в долгу не останусь / вы не будете внакладе/: make oneself (one's point) clear ясно излагать свои мысли (аргументы)

2) make smb. be in some state what makes you so late? что вас так задержало?, отчего вы так опоздали?; it made her more careful после этого она стала осторожнее
7. VII
1) make smb., smth. do smth. make smb. stop (go, laugh, cry, sign a statement, repeat a story, fall asleep, etc.) заставить кого-л. остановиться и т. д.: they made me feel ashamed они меня смутили; make smb. understand а) заставить кого-л. понять; б) дать кому-л. понять; don't make me do it не вынуждай меня это делать / к этому/; I can make him believe anything I choose я могу убедить его в чем угодно; it makes me think you are right это убеждает меня в вашей правоте; I can't make anyone hear не могу достучаться или дозваться, дозвониться к кому-л.; make an engine start завести мотор; make the kettle boil вскипятить чайник; make water boil довести воду до кипения; I can't make the fire burn никак не могу разжечь костер или развести огонь; what makes the grass grow so quickly? отчего трава растет так быстро?; the wind made the bells ring колокольчики звенели на ветру: onions make our eyes smart от лука [у нас] щиплет глаза; his account made our hair stand on end от его рассказа у нас волосы встали дыбом || make smth. do обходиться чем-л.: there is not much money but I'll make it do денег немного, но я постараюсь, чтобы их хватило; I shall have to make this coat do for a bit longer придется еще немного походить в старом пальто id make both ends meet сводить концы с концами

2) make smb. do smth. most of the chronicles make the king die in 1026 согласно большинству хроник король умер в тысяча двадцать шестом году; some scholars make Homer come from one city, others from another ученые спорят о месте рождения Гомера
8. IX
make smth., smb. done make the results (the news, his arrival, the invention, etc.) known обнародовать результаты и т. д., сообщить о результатах и т. д., make smth. felt сделать что-л. ощутимым; make oneself known а) назвать себя; б) заставить о себе говорить, заявить о себе, добиться известности; make him known to my father познакомить его с моим отцом, представить его моему отцу; make oneself understood ясно изъясняться; сан you make yourself understood in English? вас понимают, когда вы говорите по-английски?; he couldn't make himself /his voice/ heard above the noise of the traffic он не мог перекричать уличный шум, его не было слышно из-за уличного шума; we must make him respected необходимо вызвать к нему уважение /заставить людей уважать его/
9. XI
1) be made somewhere be made in England (in France, etc.) производиться /выпускаться/ в Англии и т. д. ; made in USSR сделано в СССР; be made in a factory производиться /делаться/ на фабрике; be made of (with, from, into) smth. be made of wood (of silk, of plastic, etc.) быть [сделанным] из дерева и т. д., this cloth is made of cotton эта ткань делается из хлопка; what is this made of? из чего это сделано?; а bow is made of stick and string лук делается из палки и бечевки; cheese is made from milk (cereal is made from grain, rubber is made from sap, etc.) сыр делают из молока и т. д., gas is made from coal газ производят из каменного угля; wool is made into cloth из шерсти делают /ткут/ ткань; grapes are made into raisins из винограда сушат изюм; the skin of the walrus is made into leather из шкуры моржа выделывают кожу; their food is always made with garlic в пищу они всегда добавляют чеснок; I like my coffee made with milk я люблю кофе [приготовленный] с молоком; be made for smb., smth. these houses are made for our workers эти дома построены для наших рабочих; this hat was made for you эту шляпку сделали [специально] для вас; this car is made for speed эти автомашины производятся специально для скоростной езды; be made with /by/ smth. this can be made with a knife это можно сделать ножом; this tool is made by a very intricate process изготовление этого инструмента сопряжено с большими сложностями; this thing is made by hand (by machinery) эту вещь делают вручную (на машине); be made by smb., smth. this was made by my friend это сделал (построил, создал и т. п.) мой друг; these experiments are made by robots эти опыты выполняют роботы; this grotto was not made by nature, it was made by man это не естественный грот, он создан человеком || be made to order (to measure) быть сделанным /сшитым/ на заказ; all his clothes are made to order он шьет все свои вещи [у портного], он делает все свои вещи на заказ id be made of different stuff быть совсем другим человеком, make быть сделанным из другого теста; let them all see what you are made of пусть все видят, что ты за человек /чего ты стоишь/; а first-class job was made of his house его дом прекрасно отремонтировали

2) be made the decision is made решение вынесено; be made at some time unless a move is made very soon, it will be too late если в ближайшее время что-либо не сделают, будет слишком поздно; be made by smb. the first move was made by my brother первый шаг сделал мой брат; be made of smth. effective use was made of this money эти деньги были потрачены с пользой; be made for smth. these rules were made for a special purpose эти правила были составлены с особой целью; be made to do smth. the regulations were made to protect children эти правила созданы /выработаны/ для защиты детей || note should be made следует обратить внимание; а careful note should be made of what he says нужно внимательно отнестись /прислушаться/ к тому, что он говорит

3) be made smb. he was made commander-in-chief (general manager, president of the club, a judge, etc.) его назначили главнокомандующим и т. д., he was made an officer его произвели в офицеры; he was made a knight он был посвящен в рыцари; he was made prisoner его взяли в плен; be made by smb., smth. the recommendation was made by the committee эта рекомендация была предложена комиссией; the writer was made by his first book с первой же книги его признали настоящим писателем; be made for smb. they are made for each other они созданы друг для друга

4) be made to be of some state be made known придать гласность; the results are to be made known on application результаты сообщают, если подано соответствующее заявление; the full story was never made public все подробности этой истории так и не стали достоянием общественности; be made about smth., smb. much fuss has been made about it (about the affair, about her, etc.) вокруг этого и т. д. была поднята большая шумиха; be made to do smth. the pupil was made to write his biography (to speak up, to stay after lessons, etc.) ученика заставили написать свою биографию и т. д.; the crowd was made to disperse толпу разогнали; these two statements cannot be made to agree эти два заявления противоречат друг другу

5) be made on (out of, by, etc.) smth. how much will be made on the business? какой доход будет получен от этого предприятия /даст это предприятие/?; а good deal of capital will be made out of this это принесет солидный капитал: I have по desire for money that has been made by dishonest means я не хочу брать деньги, заработанные нечестным путем

6) be made of smth. nothing could be made of the scribble in his note books (of her note, of his mumbling, etc,) ничего нельзя было понять из каракулей в его тетради и т. д.

7) be made with smb. a treaty has been made with other countries был заключен договор с другими странами
10. XII
have smth. made for smth. I must have a coat made for the winter мне нужно отдать сшить зимнее пальто
11. XIII
1) || make believe делать вид; he made believe to work hard (to throw a ball, not to know anything, etc.) он делал вид, что он усердно работает и т. д., make believe to be a scholar воображать себя ученым

2) semiaux make to do smth. he made to go он хотел было уйти; he made to stop me он попытался было остановить меня; he made to snatch her bag он рванулся вперед, чтобы вы хватить у нее сумку

3) · make do with (without, on) smth. I will have to make do with cold meat for dinner (with a very short holiday, with an old wireless set, etc.) мне придется довольствоваться холодным мясом вместо обеда и т. д.; I shall have to make do without a coat придется мне обойтись без пальто; I don't know how she makes do on so small an income не знаю, как она сводит концы с концами при таком небольшом заработке; I shall make do on biscuits and cheese сыра и галет мне будет достаточно
12. XV
1) || make good coll. добиться успеха; I never believed that he would make good я никогда не верил, что он чего-нибудь добьется; talent and education are necessary to make good in this field чтобы добиться успеха в этой области, необходимы талант и образование

2) || make good smth. оправдывать что-л.; he made good his promise он выполнил /сдержал/ свое обещание; she made good her claims она доказала справедливость или законность своих притязаний: you will have to make good your boast тебе придется доказать, что это не пустое хвастовство; make good its title tic) be ranked as an independent science обосновать /доказать/ свое право считаться самостоятельной наукой; make good the damage (the shortage, the loss, etc.) возмещать убытки и т. д. ; any money that you cannot account for you will have to make good тебе придется возместить /вернуть/ все деньги, за которые ты не сумеешь отчитаться

3) 0 || make sure /certain/ быть уверенным или удостовериться; have you made sure of the facts (of the timetable, of the results, etc.)? вы проверили факты и т. д.?, вы убеждены в правильности фактов и т. д.?; if you want to make sure of a seat you had better book in advance если вы хотите наверняка иметь билет, закажите его заранее / заблаговременно/; first they made sure of him сначала они [проверили его и] убедились в его надежности; I want to make sure of catching her (of getting there in time, of having a good seat, of his answering the letter, etc.) я хочу быть уверенным, что застану ее и т. д.,make sure that the letter was delivered (that the doors are locked, that there is no one here, etc.) убедиться, что письмо доставлено и т. д.; will you please make sure that they are all here? проверьте, пожалуйста, все ли она пришли; I made certain that he would do so я был уверен, что он так и поступит; make bold осмеливаться; make bold to ask a favour (to call on you, to express my opinion, etc.) осмелиться просить об одолжении и т. д.; I make bold to say that he knows nothing about it осмелюсь утверждать, что он ничего об этом не знает; make light of smth. не придавать чему-л. особого значения; she made light of her troubles (of this accident, of a situation, of other people's illness, etc.) она легко относится к своим неприятностям и т. д., она особенно не переживает из-за своих неприятностей и т. д.; make ready подготовиться; make merry веселиться; make merry over his victory радоваться /веселиться/ по случаю его победы; make free with smth. пользоваться чем-л., не стесняясь
13. XVI
1) make after smb. make after the fox (after the rabbit, after the escaped convict, etc.) броситься /пуститься/ преследовать лису и т. д., she made after him like a mad woman она как безумная бросилась за ним; in the morning we made after them утром мы пустились за ними вслед; make at smb. he gave a shout and made at me он издал крик и (на)бросился на меня; the dog made at the postman собака накинулась на почтальона; the angry woman made at me with her umbrella рассерженная женщина (накинулась на меня с зонтиком; make for /toward/ smb., smth. make for the crowd (for the sea, for the nearest town, toward a distant hill, for home, etc.) двигаться по направлению /направляться/ к толпе и т. д., he quickly made for /toward/ the door он бросился к двери; she made for the sound of guns она пошла туда, откуда раздавались выстрелы; the dog made for the robber собака бросилась за грабителем; make for the open sea направиться в открытое море

2) make on smth. coll. make on this business (on shares, on oil, etc.) заработать на этом деле и т. д., he made pretty handsomely on that bargain он неплохо заработал /нажился/ на этой сделке

3) 0 make for smth. make for better understanding between countries ( for the happiness of all, for a friendly atmosphere in the club, for peace, for stability of marriage, etc.) способствовать лучшему взаимопониманию между странами и т. д.; does early rising make for good health? полезно ли для здоровья рано вставать?; that weather makes for optimism в такую погоду и настроение хорошее; new facts made for the prisoner's acquittal новые факты ускорили вынесение /помогли вынесению/ оправдательного приговора заключенному; make against smth. experience makes against this assertion опыт опровергает это утверждение; your behaviour makes against your chance of success ваше поведение не способствует /мешает/ вашему успеху
14. XXI1
1) make smth. out of /from, of, with/ smth. make bottles out of glass (bricks of clay, flour from wheat, a box out of a bit of mahogany, etc.) делать бутылки из стекла и т. д., make wreaths of daisies плести венки из маргариток; make a megaphone of one's hands сложить руки рупором; the cake was spoilt as she made it with a bad egg торт был испорчен, так как она положила в тесто несвежее яйцо; what do you make with flour (with the eggs, with these things, etc.)? что вы делаете из муки и т. д.?; what will you make with all these flowers? что вы будете делать с таким количеством цветов?; what can you make out of this stuff? что ты можешь сделать / сшить/ из этого материала?; make smth. in smth. make a hole in the ground выкопать яму в земле; make a gap in the hedge проделать лаз /дыру/ в изгороди; it made a hole /а dent/ in my savings (in my reserves, in smb.'s finances, etc.) от этого пострадали мои сбережения и т. д., make smth. for smth. make an opening for the wires сделать входное отверстие для проводов; make a hole for a tree выкопать яму под дерево; he made a bookcase for his apartment он сам сделал в своей квартире книжный шкаф; make smth. into smth. make milk into cheese and butter (hide into leather, wood into pulp, etc.) перерабатывать молоко на масло и сыр и т. д.; make these huts into temporary houses (it into a stock company, the desert into a garden, etc.) превращать эти хижины во временное жилье и т. д., make these books into bundles связать книги в пачки; make a story into a play переделать повесть в пьесу

2) make smth. of smb. make an example of smb. ставить кого-л. в пример; make fun of smb. подшучивать или издеваться над кем-л.; make a laughing-stock of smb. сделать кого-л. посмешищем, выставлять кого-л. в смешном виде; make a fool /an ass/ of him (of her husband, etc.) делать из него и т. д. дурака; make a fool (a beast, a pig, etc.) of oneself вести себя как дурак и т. д., make a nuisance of oneself надоедать /докучать, досаждать/ кому-л.; make an exhibition /а spectacle, a show/ of oneself привлекать к себе внимание; make smth. of smth. make a profession of smth. сделать что-л. своей профессией; make a business of politics заниматься политикой профессионально; make a parade / a show/ of one's talents щеголять /кичиться/ своими талантами; make a boast of smth. хвастаться / хвалиться/ чем-л.; make a secret of smth. делать из чего-л. тайну /секрет/; he was asked to help but he made a hash /a muddle, a mess/ of everything его просили помочь, а он все испортил; make hell of smb.'s life превратить чью-л. жизнь в ад; make a note of his telephone number записать номер его телефона; make notes of a lecture записать лекцию; you must make a mental note of what he is saying вы должны запомнить /взять на заметку/, что он говорят; don't make a habit of it смотри, чтобы это не превратилось в привычку; make the most of smth. максимально использовать что-л.; make the best of one's delay (of this scanty information, of his absence, etc.) наилучшим образом /наиболее эффективно/ использовать задержку и т. д.; make a good thing of it извлечь из этого пользу; make good use of this opportunity воспользоваться предоставившейся возможностью; make a good (a bad) job of smth. хорошо (плохо) справиться с чем-л.; make smth. for smb., smth. make a name for oneself стать известным; make a reputation for oneself создать себе репутацию; make allowance (s) for circumstances (for smb.'s inexperience, for her age, etc.) делать скидку на обстоятельства и т. д.; make arrangements for a meeting (for a party, for a dance, for their departure, etc.) подготовить собрание и т. д., make much for the peace of the world много сделать для сохранения мира; make smb., smth. with smb. make friends with smb. подружиться с кем-л., наладить с кем-л. дружеские отношения; а quarrel with smb. поссориться с кем-л.; make peace with smb. помириться с кем-л.; make smth. in (on, etc.) smth., smb. make a name in the world снискать мировую славу, приобрести известность во всем мире; make an impression on smb. производить на кого-л. впечатление; make war upon smb., smth. a) идти войной на кого-л., что-л.; б) вести войну с кем-л., чем-л. || make love to smb. а) ласкать кого-л., заниматься любовью с кем-л., б) ухаживать за кем-л.; говорить кому-л. ласковые слова

3) make smb. of smb. his parents want to make a doctor (a lawyer, a soldier, an actor, etc.) of their son родители хотят, чтобы их сын стал врачом и т. д., make a man of him сделать из него человека; make a friend of her children подружиться с ее детьми; make a friend of an enemy превратить врага в друга; make smb. into smb. make them into slaves (him into a bully, her into a sophisticated hostess, etc.) превратить их в /сделать из них/ рабов и т. д.

4) make smth. over smth. make a fuss (a row, a scandal, etc.) over smth. поднимать шум и т. д. по какому-л. поводу; make a to-do over a trifle поднимать шумиху из-за пустяка

5) make smth. for smth. make a dash for the open window (a bolt for the door, a bee-line for the gates, etc.) броситься к открытому окну и т. д., make smth. to smth. make one's way to the station (to the river, to the house, back to the tower, etc.) пойти /направиться/ к станции и т. д., make smth. by smth. make the crossing by ferry переправиться на пароме; make smth. at smb. make a grab at him попытаться схватить его || it's time we were making tracks for home нам уже пора повернуть к дому

6) make some distance in some time we made the whole distance in ten days мы прошли весь путь /покрыли все расстояние/ за десять дней; we've made 80 miles since noon с полудня мы проделали восемьдесят миль

7) make smth. in some time the train will make Moscow in five hours поезд будет в Москве через пять часов

8) make smth. at /in/ smth. make good grades at school получать [в школе] хорошие отметки, хорошо учиться; make the highest score in the match получать в этом матче больше всех очков /самый лучший результат/; make one's way in the world преуспеть, добиться успеха || coll. he'll make it through college ему удастся окончить колледж; he made six towns on this trip во время этой поездки он посетил шесть городов /побывал в шести городах/

9) make smth. by (out of, from, in, etc.) smth. make a good deal by it хорошо на этом заработать; make much profit out of this undertaking извлекать большую выгоду из этого предприятия; he made a great fortune out of tea он составил большое состояние на торговле чаем; make a great deal of money in oil много заработать на нефти; make a living from literary work зарабатывать [на жизнь] литературным трудом; make a loss on the transaction потерпеть /понести/ убытки на этой сделке

10) make smth. of smth., smb. read this letter and tell me what you make of it прочтите это письмо и скажите, как вы его расцениваете; what do you make of the new assistant? какое у тебя впечатление /что ты думаешь/ о новом помощнике?; make much of this article ( of her work, of this man, etc.) быть высокого мнения об этой статье и т. д., newspapers made much of his achievements газеты превозносили его успехи; she makes too much of the boy уж слишком она носится с этим мальчиком; make little of smth., smb. относиться пренебрежительно к чему-л., кому-л., не считаться с чем-л., кем-л.; he made little of his feat он принижал значение своего героического поступка

11) make smth. of smth. I could make nothing of his words (of all this scribble, of her letter, etc.) я ничего не мог понять из его слов и т. д., его слова были мне совершенно непонятны и т. д., you will make more of it than I вы в этом лучше разберетесь [, чем я]; I can make no sense of what he says я не вижу никакого смысла в том, что он говорит; what are we to make of his behaviour? как нам следует /нам прикажете/ понимать его поведение?

12) make smth. with smb. they made a bargain with him они заключили с ним сделку || make a settlement on smb. распорядиться имуществом в пользу кого-л.

13) semiaux make smth. for smb. make room for smb. [подвинуться и] дать кому-л. место; can you make room for one more man? найдется место еще для одного человека?; make way for others посторониться, дать дорогу другим; make smth. at smb. he made a face at them он состроил им рожу; don't make eyes at him не строй ему глазки

14) 0 make smth. in some time he will make a sergeant in six months через шесть месяцев он станет сержантом
15. XXII
1) make smth. of doing smth. make a practice of working in his garden in the morning (of helping others, of doing his exercises in front of an open window, etc.) взять за правило по утрам работать в его саду и т. д.; he makes a practice of cheating он всегда обманывает; make a point of being on time у него принцип make не опаздывать /быть пунктуальным/; she made it a point of being very patient with these children она особенно старалась быть терпеливой с этими детьми

2) make smth. by doing smth. make one's living by giving piano lessons (by writing books for children, by selling flowers, etc.) зарабатывать на жизнь уроками игры на фортепиано и т. д.; she makes money by nursing она зарабатывает деньги, ухаживая за больными; she made her name by writing memoirs она прославилась своими мемуарами
16. XXIV1
|| make it as smb. coll. добиться успеха, будучи кем-л.; I wanted to make it as a writer мне хотелось добиться успеха на писательском поприще
17. XXVI
make smth. [that]... this makes the fifth time you've failed this examination ты уже [в] пятый раз проваливаешься на этом экзамене

English-Russian dictionary of verb phrases > make
4 more

mo:
comparative; = much

more adj adv pron más

I'd like some more quiero más

the big ones cost more than the small ones los grandes cuestan más que los pequeños

this is more expensive éste es más caro

more and more cada vez más

more or less más o menos

more

tr[mɔː^SMALLr/SMALL]

adjective

1 más

■ more than half an hour más de media hora

■ do you want some more wine? ¿quieres más vino?

■ there were no more than twenty people no había más de veinte personas

■ no more tears! ¡basta de llorar!

pronoun

1 más

■ we need some more necesitamos más

■ I can't eat any more no puedo (comer) más

■ it's more than enough sobra y basta

■ we've got no more coffee no nos queda más café

■ there's more to life than work hay cosas más importantes en la vida que el trabajo

adverb

1 más

■ it's more expensive es más caro

■ I don't live there any more ya no vivo allí

■ I won't do it any more no lo volveré a hacer

■ I couldn't agree more estoy totalmente de acuerdo

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

more and more cada vez más

more or less (approximately) más o menos 2 (almost) casi

to be more than happy to do something hacer algo con mucho gusto

the more..., the more... cuanto más..., más...

the more..., the less... cuanto más..., menos...

to see more of somebody ver a alguien más a menudo

what is more además, lo que es más Table 1SMALLNOTA/SMALL Véanse también many y much/Table 1

more ['mor] adv

: más

what more can I say?: ¿qué más puedo decir?

more important: más importante

once more: una vez más

more adj

: más

nothing more than that: nada más que eso

more work: más trabajo

more n

: más m

the more you eat, the more you want: cuanto más comes, tanto más quieres

more pron

: más

more were found: se encontraron más

more

adj.

• más adj.

adv.

• más adv.

I mɔːr, mɔː(r)
adjective

a) (additional number, amount) más

would you like some more? — ¿quieres más?

there'll be no more talking — se acabó la charla

how much more flour? — ¿cuánta harina más?

for more information call 387351 — para mayor información llamar al 38-73-51

one more question — una pregunta más

more and more people — cada vez más gente

the more money you earn, the more tax you have to pay — cuanto más dinero se gana, (tantos) más impuestos hay que pagar

b) ( in comparisons) más

I eat more meat than you — yo como más carne que tú

II

pronoun

a) (additional number, amount) más

let's say no more about it — no hablemos más del asunto

and, what is more,... — y lo que es más,...

the more she eats, the thinner she gets — cuanto más come, más adelgaza

have you anything more to say? — ¿tiene algo más que decir?

b) ( in comparisons) más

you eat more than me — tú comes más que yo

we had four more than we needed — nos sobraron cuatro, había cuatro de más

there's more to life than politics — hay cosas más importantes en la vida que la política

my brother is more of a businessman than I am — mi hermano tiene mucha más idea para los negocios que yo

III

adverb

1)

a) ( to greater extent) más

you watch television more than I do — tú ves más televisión que yo

I couldn't agree more — estoy totalmente de acuerdo

I don't go there any more than I have to — no voy ahí más de lo necesario

I love you more and more each day — te quiero cada día más

more or less — más o menos

I was more than a little surprised by your attitude — tu actitud me sorprendió bastante

b) (before adj, adv) más

could you please speak more clearly? — ¿podría hacer el favor de hablar más claro?

more often — con más frecuencia, más a menudo

this made her all the more determined — esto la afirmó aún más en su resolución

2) (again, longer) más

once/twice more — una vez/dos veces más

I don't eat meat any more — ya no como carne

3) ( rather)

it's more an encyclopedia than a dictionary — es más una enciclopedia que un diccionario

I was more surprised than anything — me causó más que nada sorpresa

[mɔː(r)]
1.

ADJ más

there's more tea in the cupboard — hay más té en el aparador

• is there any more wine in the bottle? — ¿queda vino en la botella?

• a few more weeks — unas semanas más

it'll take a few more days — llevará unos cuantos días más

• many more people — muchas más personas

• much more butter — mucha más mantequilla

• I have no more money — no me queda más dinero

no more singing, I can't bear it! — ¡que no se cante más, no lo aguanto!

• do you want some more tea? — ¿quieres más té?

• you have more money than I — tienes más dinero que yo

• it's two more miles to the house — faltan dos millas para llegar a la casa

2. N
PRON
1) más

four more — cuatro más

• we can't afford more — no podemos pagar más

• is there any more? — ¿hay más?

there isn't any more — ya no hay más

• a bit more? — ¿un poco más?

• a few more — algunos más

• a little more — un poco más

• many more — muchos más

• much more — mucho más

there isn't much more to do — no hay or queda mucho más que hacer

• there's no more left — no queda (nada)

let's say no more about it! — ¡no se hable más del asunto!

she's no more a duchess than I am — tan duquesa es como mi padre

he no more thought of paying me than of flying to the moon — antes iría volando a la luna que pensar pagarme a mí

• I shall have more to say about this — volveré a hablar de esto

• some more — más

• he's got more than me! — ¡él tiene más que yo!

it's more than a job — es (algo) más que un trabajo

more than ever — más que nunca

more than half — más de la mitad

more than one/ten — más de uno/diez

not more than 15 — no más de quince

not much more than £20 — poco más de 20 libras

it cost more than we had expected — costó más de lo que esperábamos

• and what's more... — y además...

• there's more where that came from! — ¡esto no es más que el principio!

2)

• (all) the more — tanto más

it makes me (all) the more ashamed — tanto más vergüenza me da

all the more so because or as or since... — tanto más cuanto que...

the more you give him the more he wants — cuanto más se le da, (tanto) más quiere

the more he drank the thirstier he got — cuanto más bebía más sed tenía

the more the better, the more the merrier — cuantos más mejor

3. ADV

1) más

more difficult — más difícil

more easily — con mayor facilidad

• more and more — cada vez más

• if he says that any more — si vuelve a decir eso, si dice eso otra vez

if he comes here any more — si vuelve por aquí

• more or less — más o menos

neither more nor less — ni más ni menos

• "I don't understand it" - "no more do I" — -no lo comprendo -ni yo tampoco

• he's more intelligent than me — es más inteligente que yo

the house is more than half built — la casa está más que medio construida

I had more than carried out my obligation — había cumplido con creces mi obligación

it will more than meet the demand — satisfará ampliamente la demanda

he was more surprised than angry — más que enfadarse se sorprendió

it's more a short story than a novel — más que novela es un cuento

2) (=again)

once more — otra vez, una vez más

3) (=longer)

• he doesn't live here any more — ya no vive aquí

• Queen Anne is no more — la reina Ana ya no existe

we shall see her no more — no la volveremos a ver
MORE THAN
"Más... que" or "más... de"?
► Use más with que before nouns and personal pronouns (provided they are not followed by clauses) as well as before adverbs and prepositions:
It was much more than a book Era mucho más que un libro
She knows more than I do about such things Ella sabe más que yo de esas cosas
Spain won more medals than ever before España logró más medallas que nunca ► Use más ... de lo que/del que/de la que/de los que/ de las que with following clauses:
It's much more complicated than you think Es mucho más complicado de lo que te imaginas
There's much more violence now than there was in the seventies Hay mucha más violencia ahora de la que había en los setenta ► Use más with de before lo + ((adjective/past participle)):
You'll have to work more quickly than usual Tendrás que trabajar más rápido de lo normal
It was more difficult than expected Fue más difícil de lo previsto ► Use más with de in comparisons involving numbers or quantity:
There were more than twenty people there Había más de veinte personas allí
More than half are women Más de la mitad son mujeres
They hadn't seen each other for more than a year No se veían desde hacía más de un año ► But más ... que c an be used with numbers in more figurative comparisons:
A picture is worth more than a thousand words Una imagen vale más que mil palabras
Más... que c an be used before numbers in the construction no... más que, meaning "only". Compare the following:
He only earns 1000 euros a month No gana más que 1000 euros al mes
He earns no more than 1000 euros a month No gana más de 1000 euros al mes
A lot more
► When translating a lot more, far more {etc} remember to make the mucho in mucho más a gree with any noun it describes or refers to:
We eat much more junk food than we used to Tomamos mucha más comida basura que antes
It's only one sign. There are a lot or many more Solo es una señal. Hay muchas más
A lot more research will be needed Harán falta muchos más estudios For further uses and examples, see more
* * *

I [mɔːr, mɔː(r)]
adjective

a) (additional number, amount) más

would you like some more? — ¿quieres más?

there'll be no more talking — se acabó la charla

how much more flour? — ¿cuánta harina más?

for more information call 387351 — para mayor información llamar al 38-73-51

one more question — una pregunta más

more and more people — cada vez más gente

the more money you earn, the more tax you have to pay — cuanto más dinero se gana, (tantos) más impuestos hay que pagar

b) ( in comparisons) más

I eat more meat than you — yo como más carne que tú

II

pronoun

a) (additional number, amount) más

let's say no more about it — no hablemos más del asunto

and, what is more,... — y lo que es más,...

the more she eats, the thinner she gets — cuanto más come, más adelgaza

have you anything more to say? — ¿tiene algo más que decir?

b) ( in comparisons) más

you eat more than me — tú comes más que yo

we had four more than we needed — nos sobraron cuatro, había cuatro de más

there's more to life than politics — hay cosas más importantes en la vida que la política

my brother is more of a businessman than I am — mi hermano tiene mucha más idea para los negocios que yo

III

adverb

1)

a) ( to greater extent) más

you watch television more than I do — tú ves más televisión que yo

I couldn't agree more — estoy totalmente de acuerdo

I don't go there any more than I have to — no voy ahí más de lo necesario

I love you more and more each day — te quiero cada día más

more or less — más o menos

I was more than a little surprised by your attitude — tu actitud me sorprendió bastante

b) (before adj, adv) más

could you please speak more clearly? — ¿podría hacer el favor de hablar más claro?

more often — con más frecuencia, más a menudo

this made her all the more determined — esto la afirmó aún más en su resolución

2) (again, longer) más

once/twice more — una vez/dos veces más

I don't eat meat any more — ya no como carne

3) ( rather)

it's more an encyclopedia than a dictionary — es más una enciclopedia que un diccionario

I was more surprised than anything — me causó más que nada sorpresa

English-spanish dictionary > more
5 davon

Adv.

1. räumlich, Herkunft: from it ( oder them), from there; (weg) away; nicht weit davon ( entfernt) sein be not far (away) from; fig. not a million miles away from; ich bin weit davon entfernt, das zu glauben fig. the last thing I’m going to do is believe that; ich muss das Hemd wechseln, es sind zwei Knöpfe davon abgegangen two buttons have come off it; auf II 6

2. Teil: of it ( oder them); trink nicht davon don’t drink from that; etwas davon wegnehmen take something away from it; Zinsen davon abziehen deduct interest from it; ich habe zehn Euro davon ausgegeben I’ve spent ten euros of it; sie hatten vier Kinder, zwei davon sind schon tot they had four children, two of whom are already dead

3. Ursache etc., mit Passiv: by it; davon sterben die from ( oder of) it; müde davon tired from it; davon krank / gesund werden become ill / well through it; davon wurde er wach he was awakened by it; davon wird man müde it makes you tired; davon kannst du etwas lernen you can learn (something) from that; das kommt davon, dass du so faul bist oder wenn man so faul ist that’s what comes of being so lazy; das kommt davon! what did you expect?; ich hatte nichts als Ärger davon I had nothing but trouble with ( oder from) it; was habe 'ich davon? what do I get out of it?; was 'habe ich davon? why should I?; was hast du eigentlich davon, wenn du so gemein bist? what do you get out of being so nasty?; das hast du nun davon! umg. that’s what comes of it!; mit Schadenfreude: serves you right

4. Thema: (darüber) about it, of it; genug davon! enough of that!, Am. auch enough already!; weiß sie schon davon? does she know (about it) already?; ich will nichts davon hören! I don’t want to hear a word about it ( oder on the subject)!; was hältst du davon, wenn wir jetzt ins Kino gehen? what would you say to a trip to the cinema (Am. movies) now?

5. Material: out of, from; sie hat sich davon Schuhe gemacht she made shoes from it

6. Grundlage: davon leben live off it; er lebt davon, Hunde zu züchten he makes his living (from) breeding dogs

7. fig.: es hängt davon ab, ob it depends (on) whether; abgesehen davon leaving that aside, ignoring that; davon geheilt sein be cured of it; sich davon unterscheiden differ from; etc.; vgl. auch die mit davon verbundenen Adjektive, Substantive und Verben

* * *

(Anteil) thereof (Pron.); of it (Pron.);

(Herkunft) therefrom (Adv.); from there (Adv.); away (Adv.)

* * *
da|vọn [da'fɔn] (emph) ['daːfɔn]
adv

1) (räumlich) from there; (wenn Bezugsobjekt vorher erwähnt) from it/them; (mit Entfernungsangabe) away (from there/it/them)

weg davon! (inf) — get away from there/it/them

davon zweigt ein Weg ab — a path branches off it

See:

→ auf

2) (fig)

(in Verbindung mit n, vb siehe auch dort) es unterscheidet sich davon nur in der Länge — it only differs from it in the length

nein, weit davon entfernt! — no, far from it!

ich bin weit davon entfernt, Ihnen Vorwürfe machen zu wollen — the last thing I want to do is reproach you

wenn wir einmal davon absehen, dass... — if for once we overlook the fact that...

wir möchten in diesem Fall davon absehen, Ihnen den Betrag zu berechnen — in this case we shall not invoice you

in ihren Berechnungen sind sie davon ausgegangen, dass... — they made their calculations on the basis that...

3) (fig = dadurch) leben, abhängen on that/it/them; sterben of that/it; krank/braun werden from that/it/them

... und davon kommt das hohe Fieber —... and that's where the high temperature comes from,... and the high temperature comes from that

das kommt davon! — that's what you get

... und davon hängt es ab — and it depends on that

das hängt davon ab, ob... — that depends on whether...

davon hat man nur Ärger — you get nothing but trouble with it

davon wird man müde — that makes you tired

gib ihr ein bisschen mehr, davon kann sie doch nicht satt werden — give her a bit more, that won't fill her up

davon stirbst du nicht — it won't kill you

was habe ICH denn davon? — what do I get out of it?

was HABE ich denn davon? — why should I?

was hast du denn davon, dass du so schuftest? — what do you get out of slaving away like that?

4) (mit Passiv) by that/it/them

davon betroffen werden or sein — to be affected by that/it/them

5) (Anteil, Ausgangsstoff) of that/it/them

davon essen/trinken/nehmen — to eat/drink/take some of that/it/them

nehmen Sie doch noch etwas davon! — do have some more!

die Hälfte davon — half of that/it/them

das Doppelte davon — twice or double that

zwei/ein Viertelpfund davon, bitte! — would you give me two of those/a quarter of a pound of that/those, please

er hat drei Schwestern, davon sind zwei älter als er —

früher war er sehr reich, aber nach dem Krieg ist ihm nichts davon geblieben — he used to be very rich but after the war nothing was left of his earlier wealth

6) (= darüber) hören, wissen, sprechen about that/it/them; verstehen, halten of that/it/them

genug davon! — enough of this!

ich habe keine Ahnung davon — I've no idea about that/it

nichts mehr davon! — no more of that!

nichts davon halten — not to think much of it

ich halte viel davon — I think it is quite good

was wissen Sie davon! — what do you know about it anyway?

* * *

da·von

[daˈfɔn]

adv

1. (räumlich: von dieser Person) from him/her; (von dieser Sache, diesem Ort) from it; (von diesen Personen, Sachen) from them; (von dort) from there

links/rechts \davon to the left/right

das vorne auf dem Foto ist mein Bruder, das links \davon meine Schwester the person at the front of the photo is my brother, the one on the left my sister

[links/rechts] \davon abgehen [o abzweigen] to branch off [to the right/left]

einige Meter \davon entfernt [o weg] a few metres away

wir konnten die Sänger kaum sehen, weil wir einhundert Meter \davon entfernt standen we could hardly see the singers as we were standing one hundred metres away [from them]

in der Nähe \davon nearby

du weißt doch wo der Bahnhof ist? die Schule ist nicht weit \davon [entfernt] you know where the station is? the school is not far from there

der Bahnhof liegt in der Stadtmitte, und die Schule nicht weit \davon the station is in the town centre and the school is not far from it

zu weit \davon entfernt sein to be too far away

du bist zu weit \davon entfernt, um es deutlich zu sehen you're too far away to see it clearly

er will erwachsen sein? er ist noch weit \davon entfernt! he thinks he's grown up? he's got far [or a long way it] to go yet!

2. (von dieser Sache weg) from [or off] that; (von ihm/ihr/ihnen) from [or off] it/them

meine Hände sind voller Farbe, und ich kriege sie einfach nicht \davon ab! my hands are full of paint and I can't get it off!

das Kleid war/die Ohrringe waren so schön, dass ich die Augen kaum \davon abwenden konnte the dress was/the earrings were so wonderful I could hardly take my eyes of it/them

etw \davon abwischen to wipe sth off

etw \davon lösen/trennen to loosen/separate sth from that/it/them

3. (von dieser Sache ausgehend) from that; (von ihm/ihr/ihnen) from it/them

etw \davon ableiten to derive sth from that/it/them

ich finde seine Theorien fragwürdig und würde meine These nicht davon \davon I think his theories are questionable and I wouldn't derive my thesis from them

4. (hinsichtlich dieser Sache) from that; (von ihm/ihr/ihnen) from it/them

hast du die Bücher gelesen? was hältst du \davon? have your read the books? what do you think of them?

sie unterscheiden sich \davon nur in diesem kleinen Detail they differ from that only in this small detail

\davon betroffen sein to be affected by it/that

sich akk \davon erholen to recover from that/it/them

das Gegenteil \davon the opposite of that/it/them

jdn \davon heilen to heal sb of that/it

5. (darüber) about that; (von ihm/ihr/ihnen) about it/them

\davon verstehe ich gar nichts! I know nothing about that/it!

\davon weiß ich nichts I don't know anything about that/it

genug \davon! enough [of that]!

kein Wort mehr \davon! not another word!

was weißt du denn schon \davon! what do you know about it anyway?

was weißt du \davon? what do you know about that/it?

\davon war nie die Rede! that was never mentioned!

ein andermal mehr \davon, ich muss jetzt los I'll tell you more later, I have to go now

keine Ahnung \davon haben to have no idea about that/it

\davon hören/sprechen/wissen to hear/speak/know of that/it/them

6. (dadurch)

beschwer dich nicht, das kommt \davon! don't complain, you've only got yourself to blame!

ach, \davon kommt der seltsame Geruch! that's where the strange smell comes from!

man wird \davon müde, wenn man zu viel Bier trinkt drinking too much beer makes you tired

es ist nur eine Prellung, \davon stirbst du nicht! (fam) it's only a bruise, it won't kill you! fam

wird man \davon krank? does that make you ill?

werde ich \davon wieder gesund? will that cure me?

entschuldige den Lärm. bist du \davon aufgewacht? sorry for the noise. did it wake you?

für mich bitte keine Sahne. \davon wird mir immer schlecht no cream for me, please. it makes me sick

trink nicht so viel Bier! \davon wird man dick don't drink so much beer! it makes you fat

\davon werde ich nicht satt that won't fill me

soll sie doch das Geld behalten, ich hab nichts \davon! let her keep the money, it's no use to me!

das hast du nun \davon, jetzt ist er böse! now you've [gone and] done it, now he's angry!

was habe ich denn \davon? what do I get out of it?, what's in it for me?

was hast du denn [o hast du etwas] \davon, dass du so schuftest? nichts! what do you get [or do you get something] out of working so hard? nothing!

was hast du \davon, wenn du gewinnst? what do you get out of winning?

\davon haben wir nichts we won't get anything [or we get nothing] out of it

7. (mittels dieser Sache) on that; (von ihm/ihr/ihnen) on it/them

sich akk \davon ernähren to subsist on that/it/them

\davon leben to live on [or off] that/it/them

8. (daraus) from that; (von ihm/ihr/ihnen) from it/them

wenn noch etwas Vorhangsstoff übrig ist, kann ich \davon noch ein paar Kissen nähen if there's some curtain material left, I can make a few cushions from it

9. (von dieser Menge) [some] of that; (von ihm/ihr/ihnen) [some] of it/them

es ist genügend Eis da, nimm nur \davon! there's enough ice-cream, please take [or have] some [of it]

ist das Stück Wurst so recht, oder möchten Sie mehr \davon? will this piece of sausage be enough, or would you like [some] more [of it]?

wie viel Äpfel dürfen es sein? — 6 Stück \davon, bitte! how many apples would you like? — six, please!

das Doppelte/Dreifache \davon twice/three times as much

\davon essen/trinken to eat/drink [some] of that/it/them

die Milch ist schlecht, ich hoffe, du hast nicht \davon getrunken the milk is sour, I hope you didn't drink any [of it]

die Hälfte/ein Pfund/ein Teil \davon half/a pound/a part of that/it/them

10. mit bestimmten vb, subst

das war ein faszinierender Gedanke, und ich kam einfach nicht mehr \davon los it was a fascinating thought and I couldn't get it out of my mind

ich kenne die Kinder, aber die Eltern \davon habe ich noch nie getroffen I know the children, but I haven't met their parents

überleg dir deine Entscheidung gut, für uns hängt viel \davon ab consider your decision well, a lot depends on it for us

es hängt \davon ab, ob/dass... it depends on whether...

das hängt ganz davon ab! depends!

\davon absehen, etw zu tun to refrain from doing sth

\davon ausgehen, dass... to presume that...

* * *

Adverb

1) from it/them; (von dort) from there; (mit Entfernungsangabe) away [from it/them]

wir sind noch weit davon entfernt — (fig.) we are still a long way from that

2)

dies ist die Hauptstraße, und davon zweigen einige Nebenstraßen ab — this is the main road and a few side roads branch off it

3) (darüber) about it/them

4) (dadurch) by it/them; thereby

davon wirst du krank — it will make you ill

davon kriegt man Durchfall — you get diarrhoea from [eating] that/those

das kommt davon! — (ugs.) [there you are,] that's what happens

5)

das Gegenteil davon ist wahr — the opposite [of this] is true

geben Sie mir vier davon — give me four of them

6) (aus diesem Material, auf dieser Grundlage) from or out of it/them

davon kann man nicht leben — you can't live on that

* * *

davon adv

1. räumlich, Herkunft: from it ( oder them), from there; (weg) away;

nicht weit davon (entfernt) sein be not far (away) from; fig not a million miles away from;

ich bin weit davon entfernt, das zu glauben fig the last thing I’m going to do is believe that; ich muss das Hemd wechseln,

es sind zwei Knöpfe davon abgegangen two buttons have come off it; → auf B 6

2. Teil: of it ( oder them);

trink nicht davon don’t drink from that;

etwas davon wegnehmen take something away from it;

Zinsen davon abziehen deduct interest from it;

ich habe zehn Euro davon ausgegeben I’ve spent ten euros of it;

sie hatten vier Kinder, zwei davon sind schon tot they had four children, two of whom are already dead

3. Ursache etc, mit Passiv: by it;

davon sterben die from ( oder of) it;

müde davon tired from it;

davon krank/gesund werden become ill/well through it;

davon wurde er wach he was awakened by it;

davon wird man müde it makes you tired;

davon kannst du etwas lernen you can learn (something) from that;

das kommt davon, dass du so faul bist oder

wenn man so faul ist that’s what comes of being so lazy;

das kommt davon! what did you expect?;

ich hatte nichts als Ärger davon I had nothing but trouble with ( oder from) it;

was habe 'ich davon? what do I get out of it?;

was 'habe ich davon? why should I?;

was hast du eigentlich davon, wenn du so gemein bist? what do you get out of being so nasty?;

das hast du nun davon! umg that’s what comes of it!; mit Schadenfreude: serves you right

4. Thema: (darüber) about it, of it;

genug davon! enough of that!, US auch enough already!;

weiß sie schon davon? does she know (about it) already?;

ich will nichts davon hören! I don’t want to hear a word about it ( oder on the subject)!;

was hältst du davon, wenn wir jetzt ins Kino gehen? what would you say to a trip to the cinema (US movies) now?

5. Material: out of, from;

sie hat sich davon Schuhe gemacht she made shoes from it

6. Grundlage:

davon leben live off it;

er lebt davon, Hunde zu züchten he makes his living (from) breeding dogs

7. fig:

es hängt davon ab, ob it depends (on) whether;

abgesehen davon leaving that aside, ignoring that;

davon geheilt sein be cured of it;

sich davon unterscheiden differ from; etc; → auch die mit davon verbundenen Adjektive, Substantive und Verben

* * *

Adverb

1) from it/them; (von dort) from there; (mit Entfernungsangabe) away [from it/them]

wir sind noch weit davon entfernt — (fig.) we are still a long way from that

2)

dies ist die Hauptstraße, und davon zweigen einige Nebenstraßen ab — this is the main road and a few side roads branch off it

3) (darüber) about it/them

4) (dadurch) by it/them; thereby

davon wirst du krank — it will make you ill

davon kriegt man Durchfall — you get diarrhoea from [eating] that/those

das kommt davon! — (ugs.) [there you are,] that's what happens

5)

das Gegenteil davon ist wahr — the opposite [of this] is true

geben Sie mir vier davon — give me four of them

6) (aus diesem Material, auf dieser Grundlage) from or out of it/them

davon kann man nicht leben — you can't live on that

* * *

adv.

therefrom adv.

thereof adv.

Deutsch-Englisch Wörterbuch > davon
6 wish

1. I
abs

1) let's wish! давайте задумаем /загадаем/ желание!; it is no good wishing бессмысленно просто мечтать; doing is better than wishing лучше действовать, чем [просто] мечтать;

2) if /as/ you wish как хотите, как вам угодно; I will do what you wish я сделаю так, как вы хотите /желаете/; you may have whichever you wish возьмите тот [кусок и т.п.] или ту [книгу и т.п.], который или которая вам нравится
2. III
wish smth. wish peace (help, money, an interview, etc.) хотеть мира и т.д., стремиться к миру и т.д.; what do you wish? что вы хотите?, что вам угодно?
3. IV
wish smth. in хате manner wish smth. desperately (earnestly, heartily, ardently, passionately, vainly, personally, vaguely, particularly, shamelessly, immediately, etc.) отчаянно и т.д. желать чего-л.; wish smb. somewhere wish smb. away (here, there, miles away, anywhere but where one is, etc.) желать, чтобы кого-л. здесь не было и т.д.
4. V
wish smb. smth. wish him success (smb. a happy life, her every happiness, you a pleasant journey, all men health, him every joy, us a good passage, etc.) пожелать ему успеха и т.д.; I don't wish you any harm я не желаю вам зла; wish smb. goodbye попрощаться с кем-л.; wish smb. good night пожелать кому-л. спокойной /доброй/ ночи;smb. good morning пожелать кому-л. доброго утра, сказать кому-л. "с добрым утром"; wish smb. a happy New Year (a merry Christmas) поздравить кого-л. с Новым годом (с рождеством); I wish you many happy returns of the day поздравляю вас с днем рождения и желаю долгих лет жизни
5. VI
wish smb., smth. in some state wish oneself dead хотеть умереть, желать себе смерти; wish smb., smth. well (ill) желать кому-л., чему-л. добра (зла); he never ceases to wish me well он всегда доброжелательно относится ко мне: I could not wish it better лучшего и желать нельзя
6. VII
wish smb. to do smth. wish him to come (you to finish the work by twelve o'clock, him to lend you his camera, him to give up fencing, you to come back early, her to be polite with everybody, etc.) хотеть /желать/, чтобы он пришел и т.д.; father wishes me to take drawing lessons отец хочет, чтобы я учился рисовать /брал уроки рисования/; I don't wish you to cultivate this man's acquaintance мне не хотелось бы, чтобы вы поддерживали знакомство с этим человеком; do you really wish me to go? вам действительно хочется, чтобы я ушел?
7. IX
wish smth. done wish it finished (the problem settled, the experiment concluded, etc.) хотеть, чтобы это было закончено и т.д.; I don't wish anything said about it мне бы не хотелось, чтобы об этом говорили
8. XIII
wish to do smth. wish to say smth. (to add smth., to make a few remarks, to see you, to buy it, to rent a room, to stay, to go, to travel, etc.) хотеть /иметь желание/ сказать что-л. и т.д.; I don't wish to meet this man again у меня нет желания снова встретиться с этим человеком; he wished to be alone ему хотелось остаться /побыть/ одному; he wished to be thought learned ему хотелось, чтобы о нем думали-как об образованном человеке; much as I wish to go there... как бы мне ни хотелось пойти туда...; she wishes to see the house она желает осмотреть дом
9. XVI
wish for smth. wish for peace (for happiness, for a great success, for more appreciation, for assistance, for better times, for a day's leisure, for smth. better, etc.) желать мира и т.д., мечтать о мире и т.д.; she wished for a new house она мечтала о новом доме; wish for more than one has желать больше, чем имеешь; what do you wish for most? чего бы вам больше всего хотелось?; what more can you wish for? что еще вам нужно?, чего еще вам не хватает?; I would not wish for anything better ни о чем лучшем я и мечтать не могу; she has everything a woman can wish for у нее есть все, чего может желать женщина; the weather was everything they could wish for лучшей погоды и желать было нельзя, погода как на заказ; how I wish for an opportunity to go there! если бы только у меня была возможность туда поехать!; how he wished for a glass of cold water ему так хотелось выпить стакан холодной воды
10. XXI1
1) wish smth. to (on) smb. wish success to him (happiness to all one's friends, good luck to the travellers, etc.) пожелать ему успеха и т.д.; I wouldn't wish that awful job on my worst enemy такую ужасную работу я своему злейшему врагу не пожелаю

2) wish smth. on smb. let's wish this job on somebody else давайте свалим эту работу на кого-л. другого; who wished this on me? кто мне это навязал?; wish smb. in some place I wished myself on a desert island я хотел очутиться на необитаемом острове

3) || wish smth. at an end мечтать об окончании чего-л.; wish the voyage at an end мечтать, чтобы путешествие окончилось
11. XXV
wish [that]

1) usually followed by subjunctive; the connective that usually omitted I wish I were there (I were rich, the work were finished, it were already done, I were in your place, I had more energy, he were more attentive, etc.) как бы мне хотелось быть там и т.д., если бы мне быть там и т.д., ах, если бы я был там и т.д.; I wish I knew если б я только знал; I wish I were dead мне жить не хочется; she wished [that] it were morning ей хотелось, чтоб уже настало /наступило/ утро; I wish I had seen it (I had stayed at home, I had come earlier, I had spoken to him, etc.) как жаль, что я этого не видел и т.д.; I wish I hadn't left so early жаль, что я так рано ушел; I wish I had never seen her лучше бы мне ее никогда не видеть; I wish you may live to see it желаю вам дожить и увидеть это [своими глазами]; I wish I could stay a little longer мне бы хотелось здесь остаться подольше; I wish you wouldn't make so much noise не шумите, пожалуйста: нельзя ли потише?

2) I wish you would be quiet (you would be more polite, etc.) нельзя ли не шуметь? и т.д.; I wish you would shut the door when you go out закройте /захлопните/, пожалуйста, дверь, когда выйдете

English-Russian dictionary of verb phrases > wish
7 good

1. adjective,
better, best

1) (satisfactory) gut; (reliable) gut; zuverlässig; (sufficient) gut; ausreichend [Vorrat]; ausgiebig [Mahl]; (competent) gut; geeignet

his good eye/leg — sein gesundes Auge/Bein

Late again! It's just not good enough! — (coll.) Schon wieder zu spät. So geht es einfach nicht!

in good time — frühzeitig

all in good time — alles zu seiner Zeit

take good care of somebody — gut für jemanden sorgen

be good at something — in etwas (Dat.) gut sein

be good at doing something — etwas gut können

speak good English — gut[es] Englisch sprechen

be good with people — etc. mit Menschen usw. gut od. leicht zurechtkommen

2) (favourable, advantageous) gut; günstig [Gelegenheit, Augenblick, Angebot]

a good chance of succeeding — gute Erfolgschancen

too good to be true — zu schön, um wahr zu sein

the good thing about it is that... — das Gute daran ist, dass...

be too much of a good thing — zu viel des Guten sein

you can have too much of a good thing — man kann es auch übertreiben

be good for somebody/something — gut für jemanden/etwas sein

apples are good for you — Äpfel sind gesund

eat more than is good for one — mehr essen, als einem guttut

it's a good thing you told him — nur gut, dass du es ihm gesagt hast

3) (prosperous) gut

good times — eine schöne Zeit

4) (enjoyable) schön [Leben, Urlaub, Wochenende]

the good things in life — Annehmlichkeiten

the good old days — die gute alte Zeit

the good life — das angenehme[, sorglose] Leben

have a good time! — viel Spaß od. Vergnügen!

have a good journey! — gute Reise!

it's good to be home again — es ist schön, wieder zu Hause zu sein

Did you have a good day at the office? — Wie war es heute im Büro?

5) (cheerful) gut; angenehm [Patient]

good humour or spirits or mood — gute Laune

feel good — sich wohl fühlen

I'm not feeling too good — (coll.) mir geht es nicht sehr gut

6) (well-behaved) gut; brav

be good!, be a good girl/boy! — sei brav od. lieb!

[as] good as gold — ganz artig od. brav

7) (virtuous) rechtschaffen; (kind) nett; gut [Absicht, Wünsche, Benehmen, Tat]

the good guy — der Gute

be good to somebody — gut zu jemandem sein

would you be so good as to or good enough to do that? — wären Sie so freundlich od. nett, das zu tun?

how good of you! — wie nett von Ihnen!

that/it is good of you — das/es ist nett od. lieb von dir

8) (commendable) gut

good for you — etc. (coll.) bravo!

good old Jim — etc. (coll.) der gute alte Jim usw. (ugs.)

my good man/friend — (coll.) mein lieber Herr/Freund (ugs.; auch iron.)

that's a good one — (coll.) der ist gut! (ugs.); (iron.) das ist'n Ding! (ugs.)

9) (attractive) schön; gut [Figur, Haltung]; gepflegt [Erscheinung, Äußeres]; wohlgeformt [Beine]

look good — gut aussehen

10) (thorough) gut

take a good look round — sich gründlich umsehen

give something a good polish — etwas ordentlich polieren

have a good weep/rest/sleep — sich richtig ausweinen/ausruhen/[sich] richtig ausschlafen (ugs.)

11) (considerable) [recht] ansehnlich [Menschenmenge]; ganz schön, ziemlich (ugs.) [Stück Wegs, Entfernung, Zeitraum, Strecke]; gut, anständig [Preis, Erlös]; hoch [Alter]

12) (sound, valid) gut [Grund, Rat, Gedanke]; berechtigt [Anspruch]; (Commerc.) solide [Kunde]; sicher [Anleihe, Kredit]

good sense — Vernünftigkeit, die

have the good sense to do something — so vernünftig sein, etwas zu tun

13) (in greetings)

good afternoon/day — guten Tag!

good evening/morning — guten Abend/Morgen!

good night — gute Nacht!

14) in exclamation gut

very good, sir — sehr wohl!

good God/Lord — etc. see nouns

15) (best) gut [Geschirr, Anzug]

16) (correct, fitting) gut; (appropriate) angebracht; ratsam

17)

as good as — so gut wie

18)

make good — (succeed) erfolgreich sein; (effect) in die Tat umsetzen; ausführen [Plan]; erfüllen [Versprechen]; (compensate for) wieder gutmachen [Fehler]; (indemnify) ersetzen [Schaden, Ausgaben]. See also academic.ru/6608/best">best 1.; better 1.
2. adverb as intensifier
(coll.)

good and... — richtig...

hit somebody good and proper — jemanden ordentlich verprügeln. See also best 2.; better 2.
3. noun
1) (use) Nutzen, der

be some good to somebody/something — jemandem/einer Sache nützen

he'll never be any good — aus dem wird nichts Gutes werden

is this book any good? — taugt dieses Buch etwas?

be no good to somebody/something — für jemanden/etwas nicht zu gebrauchen sein

it is no/not much good doing something — es hat keinen/kaum einen Sinn, etwas zu tun

what's the good of...?, what good is...? — was nützt...?

2) (benefit)

for your/his etc. own good — zu deinem/seinem usw. Besten od. eigenen Vorteil

for the good of mankind/the country — zum Wohl[e] der Menschheit/des Landes

do no/little good — nichts/wenig helfen od. nützen

do somebody/something good — jemandem/einer Sache nützen; [Ruhe, Erholung:] jemandem/einer Sache gut tun; [Arznei:] jemandem/einer Sache helfen

I'll tell him, but what good will that do? — ich sag es ihm, aber was nützt od. hilft das schon?

this development was all to the good — diese Entwicklung war nur von Vorteil

come home £10 to the good — mit 10 Pfund plus nach Hause kommen

come to no good — kein gutes Ende nehmen

3) (goodness) Gute, das

there's good and bad in everyone — in jedem steckt Gutes und Böses

the difference between good and bad or evil — der Unterschied zwischen Gut und Böse

4) (kind acts) Gute, das

be up to no good — nichts Gutes im Sinn haben od. im Schilde führen

do good — Gutes tun

5)

for good [and all] — (finally) ein für allemal; (permanently) für immer [und ewig]; endgültig

6) constr. as pl. (virtuous people)

the good — die Guten

7) in pl. (wares etc.) Waren; (Brit. Railw.) Fracht, die; attrib. Güter[bahnhof, -wagen, -zug]

goods and chattels — Sachen

8) in pl.

the goods — (coll.): (what is wanted) das Gewünschte; das Verlangte

deliver the goods — (fig.) halten, was man verspricht

* * *
[ɡud] 1. comparative - better; adjective
1) (well-behaved; not causing trouble etc: Be good!; She's a good baby.) gut

2) (correct, desirable etc: She was a good wife; good manners; good English.) gut

3) (of high quality: good food/literature; His singing is very good.) gut

4) (skilful; able to do something well: a good doctor; good at tennis; good with children.) geschickt

5) (kind: You've been very good to him; a good father.) gut

6) (helpful; beneficial: Exercise is good for you.; Cheese is good for you.) gut

7) (pleased, happy etc: I'm in a good mood today.) gut

8) (pleasant; enjoyable: to read a good book; Ice-cream is good to eat.) gut

9) (considerable; enough: a good salary; She talked a good deal of nonsense.) reichlich

10) (suitable: a good man for the job.) geeignet

11) (sound, fit: good health; good eyesight; a car in good condition.) gut

12) (sensible: Can you think of one good reason for doing that?) gut

13) (showing approval: We've had very good reports about you.) gut

14) (thorough: a good clean.) gewissenhaft

15) (healthy or in a positive mood: I don't feel very good this morning.) gut
2. noun
1) (advantage or benefit: He worked for the good of the poor; for your own good; What's the good of a broken-down car?) der Nutzen

2) (goodness: I always try to see the good in people.) das Gute
3. interjection
(an expression of approval, gladness etc.) gut!

- goodness
4. interjection
((also my goodness) an expression of surprise etc.) du meine Güte!

- goods
- goody
- goodbye
- good-day
- good evening
- good-for-nothing
- good humour
- good-humoured
- good-humouredly
- good-looking
- good morning
- good afternoon
- good-day
- good evening
- good night
- good-natured
- goodwill
- good will
- good works
- as good as
- be as good as one's word
- be up to no good
- deliver the goods
- for good
- for goodness' sake
- good for
- good for you
- him
- Good Friday
- good gracious
- good heavens
- goodness gracious
- goodness me
- good old
- make good
- no good
- put in a good word for
- take something in good part
- take in good part
- thank goodness
- to the good
* * *

good

[gʊd]

I. ADJECTIVE

<better, best>

1. (of high quality) gut

there's nothing like a \good book es geht nichts über ein gutes Buch

she speaks \good Spanish sie spricht gut Spanisch

dogs have a \good sense of smell Hunde haben einen guten Geruchssinn

he's got \good intuition about such matters er hat in diesen Dingen ein gutes Gespür

your reasons make \good sense but... deine Gründe sind durchaus einleuchtend, aber...

\good show [or job]! gut gemacht!

I need a \good meal now jetzt brauche ich was Ordentliches zu essen!

the child had the \good sense to... das Kind besaß die Geistesgegenwart...

he only has one \good leg er hat nur ein gesundes Bein

that's a \good one ( iron) haha, der war gut! iron

\good appetite gesunder Appetit

to be a \good catch eine gute Partie sein

a \good choice/decision eine gute Wahl/Entscheidung

\good ears/eyes gute Ohren/Augen

to do a \good job gute Arbeit leisten

to be in \good shape in guter [körperlicher] Verfassung sein

\good thinking gute Idee

\good timing gutes Timing

to be/not be \good enough gut/nicht gut genug sein

that's just not \good enough! so geht das nicht!

if she says so that's \good enough for me wenn sie es sagt, reicht mir das

to be \good for nothing zu nichts taugen

to feel \good sich akk gut fühlen

I don't feel too \good today heute geht's mir nicht besonders fam

2. (skilled) gut, begabt

▪ to be \good at sth gut in etw dat sein

he's a \good runner [or he's \good at running] er ist ein guter Läufer

she's very \good at learning foreign languages sie ist sehr sprachbegabt

he's not very \good at maths [or AM in math] er ist nicht besonders gut in Mathe

this book is \good on international export law dieses Buch ist sehr gut, wenn man etwas über internationale Exportbestimmungen erfahren möchte

he is particularly \good on American history besonders gut kennt er sich in amerikanischer Geschichte aus

▪ to be \good with sth with children mit etw dat gut umgehen können

to be \good with one's hands geschickt mit seinen Händen sein

to be \good in bed gut im Bett sein fam

to be \good with people gut mit Leuten umgehen können

3. (pleasant) schön

that was a really \good story, Mummy das war echt eine tolle Geschichte, Mama fam

that was the best party in a long time das war die beste Party seit Langem

it's \good to see [or seeing] you after all these years schön, dich nach all den Jahren wiederzusehen!

\good morning/evening guten Morgen/Abend

\good day esp BRIT, AUS guten Tag; ( dated: said at departure) guten Tag

to have a \good day/evening einen schönen Tag/Abend haben

have a \good day schönen Tag noch!

\good news gute Neuigkeiten

to have a \good time [viel] Spaß haben

\good weather schönes Wetter

to have a \good one ( fam) einen schönen Tag haben

4. (appealing to senses) gut, schön

after a two-week vacation, they came back with \good tans nach zwei Wochen Urlaub kamen sie gut gebräunt zurück

most dancers have \good legs die meisten Tänzer haben schöne Beine

to look/smell/sound/taste \good gut aussehen/riechen/klingen/schmecken

sb looks \good in sth clothes etw steht jdm

to have \good looks, to be \good-looking gut aussehen

5. (favourable) gut

he made a very \good impression at the interview er hat beim Vorstellungsgespräch einen sehr guten Eindruck gemacht

there's a \good chance [that]... die Chancen stehen gut, dass...

we got a \good deal on our new fridge wir haben unseren neuen Kühlschrank günstig erstanden

the play got \good reviews [or a \good press] das Stück hat gute Kritiken bekommen

it's a \good job we didn't go camping last weekend — the weather was awful zum Glück sind wir letztes Wochenende nicht campen gegangen — das Wetter war schrecklich

the \good life das süße Leben

\good luck [on sth] viel Glück [bei etw dat]

best of luck on your exams today! alles Gute für deine Prüfung heute!

a \good omen ein gutes Omen

to be too much of a \good thing zu viel des Guten sein

you can have too much of a \good thing man kann es auch übertreiben

\good times gute Zeiten

to be too \good to be true zu schön, um wahr zu sein

to have [got] it \good ( fam) es gut haben

6. (beneficial) vorteilhaft

▪ to be \good for sb gut für jdn sein

milk is \good for you Milch ist gesund

to be \good for business/for headaches gut fürs Geschäft/gegen Kopfschmerzen sein

7. (useful) nützlich, sinnvoll

we had a \good discussion on the subject wir hatten eine klärende Diskussion über die Sache

it's \good that you checked the door gut, dass du die Tür nochmal überprüft hast

8. (on time)

in \good time rechtzeitig

be patient, you'll hear the result all in \good time seien Sie geduldig, Sie erfahren das Ergebnis noch früh genug

in one's own \good time in seinem eigenen Rhythmus

9. (appropriate)

to be a \good time to do sth ein guter Zeitpunkt sein, [um] etw zu tun

10. inv (kind) freundlich, lieb

the college has been very \good about her health problem die Hochschule zeigte sehr viel Verständnis für ihr gesundheitliches Problem

it was very \good of you to help us es war sehr lieb von dir, uns zu helfen

he's got a \good heart er hat ein gutes Herz

be so \good as to... sei doch bitte so nett und...

would you be \good enough to... wären Sie so nett und...

\good deeds/works gute Taten

to do a \good deed eine gute Tat tun

11. (moral) gut

the G\good Book die [heilige] Bibel

for a \good cause für einen guten Zweck

to set a \good example to sb jdm ein gutes Vorbild sein

sb's \good name/reputation jds guter Name/guter Ruf

to be [as] \good as one's word vertrauenswürdig sein

12. (well-behaved) gut

\good dog! braver Hund!

be a \good girl and... sei ein liebes Mädchen [o sei so lieb] und...

OK, I'll be a \good sport o.k., ich will mal kein Spielverderber sein

she's been as \good as gold all evening sie hat sich den ganzen Abend über ausgezeichnet benommen

to be on \good/one's best behaviour sich akk gut benehmen/von seiner besten Seite zeigen

\good loser guter Verlierer/gute Verliererin

13. attr, inv (thorough) gut, gründlich

the house needs a \good clean[ing] das Haus sollte mal gründlich geputzt werden

have a \good think about it lass es dir noch einmal gut durch den Kopf gehen

now, now — have a \good cry schon gut — wein dich mal so richtig aus

they have built a \good case against the suspect sie haben einen hieb- und stichfesten Fall gegen den Verdächtigen aufgebaut

we had some \good fun at the amusement park wir hatten so richtig viel Spaß im Vergnügungspark

a \good beating eine gründliche Tracht Prügel

to have a \good laugh ordentlich lachen

to have a \good look at sth sich dat etw genau ansehen

a \good talking to eine Standpauke

14. pred, inv (valid) gültig; (not forged) banknote echt; (usable) gut

this car should be \good for another year or so dieses Auto hält wohl schon noch ein Jahr oder so

he gave us a gift certificate \good for $100 er hat uns einen Geschenkgutschein über 100 Dollar überreicht

this ticket is only \good on weekends dieses Ticket gilt nur an Wochenenden

my credit card is only \good for another month meine Kreditkarte ist nur noch einen Monat gültig

15. attr, inv (substantial) beträchtlich

we walked a \good distance today wir sind heute ein ordentliches Stück gelaufen

she makes \good money at her new job sie verdient in ihrem neuen Job gutes Geld

it's a \good half hour's walk to the station from here von hier bis zum Bahnhof ist es zu Fuß eine gute halbe Stunde

a \good deal jede Menge

you're looking a \good deal better now du siehst jetzt ein gutes Stück besser aus

to make a \good profit einen beträchtlichen Profit machen

a \good few/many eine ganze Menge

16. pred, inv FOOD (not rotten) gut

17. pred, inv (able to provide) gut

he is always \good for a laugh er ist immer gut für einen Witz

thanks for the loan and don't worry, I'm \good for it danke für den Kredit und keine Sorge, ich zahle ihn zurück

her credit is \good sie ist kreditwürdig

18. (almost, virtually)

▪ as \good as... so gut wie...

our firewood is as \good as gone unser Feuerholz ist nahezu aufgebraucht

to be as \good as dead/new so gut wie tot/neu sein

they as \good as called me a liar sie nannten mich praktisch eine Lügnerin!

19. attr, inv (to emphasize) schön

I need a \good long holiday ich brauche mal wieder so einen richtig schönen langen Urlaub!

what you need is a \good hot cup of coffee was du brauchst, ist eine gute Tasse heißen Kaffee

▪ \good and...:

she's really \good and mad sie ist so richtig sauer

I'll do it when I'm \good and ready, and not one minute before ich mache es, sobald ich fertig bin und keine Minute früher!

20. BRIT (said to accept order)

very \good sehr wohl! veraltet

21. (in exclamations)

\good Lord [or heavens]! gütiger Himmel! geh

\good gracious! ach du liebe Zeit!

\good grief! du meine Güte!

\good egg! BRIT ( dated) ausgezeichnet!; ( iron)

oh, — \good for you! oh, schön für dich! iron

22. attr, inv (said to express affection)

\good old James! der gute alte James!

the \good old days die gute alte Zeit

23.

▶ if you can't be \good, be careful ( prov) wenn man schon was anstellt, sollte man sich wenigstens nicht [dabei] erwischen lassen

▶ it's as \good as it gets besser wird's nicht mehr

▶ to give as \good as one gets es [jdm] mit gleicher Münze heimzahlen

▶ \good to go fertig, bereit

▶ to have a \good innings BRIT ein schönes Leben haben

▶ to make \good zu Geld kommen

▶ to make sth ⇆ \good (repair) etw reparieren; mistake etw wiedergutmachen; (pay for) etw wettmachen fam; (do successfully) etw schaffen

▶ to make \good time gut in der Zeit liegen

▶ for \good measure als Draufgabe, obendrein

▶ \good riddance Gott sei Dank!

▶ she's \good for another few years! mit ihr muss man noch ein paar Jahre rechnen!

II. ADVERB

1. esp AM DIAL ( fam: well) gut

boy, she can sure sing \good, can't she? Junge, die kann aber gut singen, oder?

2. ( fam: thoroughly) gründlich

to do sth \good and proper etw richtig gründlich tun

well, you've broken the table \good and proper na, den Tisch hast du aber so richtig ruiniert!

III. NOUN

no pl

1. (moral force) Gute nt

\good and evil Gut und Böse

to be up to no \good nichts Gutes im Schilde führen

to do \good Gutes tun

▪ the \good pl die Guten pl

2. (benefit) Wohl nt

this medicine will do you a [or the] world of \good diese Medizin wird Ihnen unglaublich gut tun

to do more harm than \good mehr schaden als nützen

for the \good of his health zum Wohle seiner Gesundheit, seiner Gesundheit zuliebe

for the \good of the nation zum Wohle der Nation

for one's own \good zu seinem eigenen Besten

3. (purpose) Nutzen m

to be no [or not to be any] /not much \good nichts/wenig nützen

that young man is no \good dieser junge Mann ist ein Taugenichts

to not do much/any \good nicht viel/nichts nützen

even a small donation can do a lot of \good auch eine kleine Spende kann eine Menge helfen

that won't do much \good das wird auch nicht viel nützen

it's no \good complaining all day den ganzen Tag rumzujammern bringt auch nichts! fam

what \good is sitting alone in your room? was bringt es, hier alleine in deinem Zimmer zu sitzen?; ( iron)

a lot of \good that'll do [you]! das wird [dir] ja viel nützen! iron

4. (profit)

we were £7,000 to the \good when we sold our house als wir unser Haus verkauften, haben wir einen Gewinn von 7.000 Pfund eingestrichen; ( fig)

he was two gold medals to the \good by the end of the day am Ende des Tages war er um zwei Goldmedaillen reicher

5. (ability)

▪ to be no \good at sth etw nicht gut können, bei etw dat nicht [sonderlich] gut sein

6. COMM Gut nt, Ware f

7.

▶ for \good [and all] für immer [und ewig]

* * *
[gʊd]
1. ADJECTIVE
comp better, superl best
1) gut

good weather — gutes Wetter

that's a good one! (joke) — das ist ein guter Witz; ( usu iro : excuse ) wers glaubt, wird selig! (inf)

you've done a good day's work — du hast gute Arbeit (für einen Tag) geleistet

all I need is a good meal — ich brauche nur eine ordentliche or anständige Mahlzeit

this is a good firm to work for — in dieser Firma lässt es sich gut arbeiten

he tells a good story —

it must be good for something — das muss doch zu or für etwas gut sein

she looks good enough to eat — sie sieht zum Anbeißen aus (inf)

to be good with people — gut mit Menschen umgehen können

good fortune — Glück nt

you've never had it so good! — es ist euch noch nie so gut gegangen, ihr habt es noch nie so gut gehabt

it's too good to be true — es ist zu schön, um wahr zu sein

to come in a good third — einen guten dritten Platz belegen

this is as good as it gets — besser wirds nicht mehr __diams; to be good at sth gut in etw (dat) sein

to be good at sport/languages — gut im Sport/in Sprachen sein

to be good at sewing/typing — gut nähen/tippen können

I'm not very good at it — ich kann es nicht besonders gut

he's good at telling stories — er kann gut Geschichten erzählen

that's (not) good enough — das reicht (nicht)

that's not good enough, you'll have to do better than that — das geht so nicht, du musst dich schon etwas mehr anstrengen

if he gives his word, that's good enough for me — wenn er sein Wort gibt, reicht mir das

it's just not good enough! — so geht das nicht!

his attitude is just not good enough — er hat einfach nicht die richtige Einstellung

her work/conduct is just not good enough —

they felt he wasn't good enough for her — sie waren der Meinung, dass er nicht gut genug für sie war

I don't feel too good — mir ist nicht gut, ich fühle mich nicht wohl

I don't feel too good about it — mir ist nicht ganz wohl dabei

you look good in that — du siehst gut darin aus, das steht dir gut __diams; to make good mistake, damage wiedergutmachen; threat wahr machen; promise erfüllen

to make good one's losses — seine Verluste wettmachen

to make good sb's losses — jdm seine Verluste ausgleichen or ersetzen

as good as new —

as good as dead — so gut wie tot

he was as good as his word — er hat sein Wort gehalten

he as good as called me a liar/invited me to come — er nannte mich praktisch einen Lügner/hat mich praktisch eingeladen

2) = beneficial gut

to be good for sb — gut für jdn sein

milk is good for children to be good for toothache/one's health — Milch ist gut or gesund für Kinder gut gegen Zahnschmerzen/für die Gesundheit sein

to drink more than is good for one — mehr trinken, als einem guttut

what's good for consumers isn't always good for the economy — was gut für den Verbraucher ist, ist nicht immer gut für die Wirtschaft

3) = favourable moment, chance, opportunity günstig, gut

a good day for a picnic — ein günstiger or guter Tag für ein Picknick

it's a good thing or job I was there — (nur) gut, dass ich dort war

4) = enjoyable holiday, evening schön

the good life — das süße Leben

did you have a good day? — wie wars heute?, wie gings (dir) heute?

to have a good time — sich gut amüsieren

have a good time! — viel Spaß or Vergnügen!

5) = kind gut, lieb

good nature — Gutmütigkeit f

to be good to sb — gut zu jdm sein

that's very good of you — das ist sehr lieb or nett von Ihnen

(it was) good of you to come — nett, dass Sie gekommen sind

would you be good enough to tell me... — wären Sie so nett, mir zu sagen... (also iro)

with every good wish — mit den besten Wünschen

6) = virtuous name, manners, behaviour gut

the Good Shepherd all good men and true — der Gute Hirte alle wackeren und aufrechten Männer (old)

if you can't be good, be careful — wenn du es schon tun musst, sei wenigstens vorsichtig

7) = well-behaved artig, brav (inf)

(as) good as gold — mustergültig

be a good girl/boy — sei artig or lieb or brav (inf)

be a good girl/boy and... — sei so lieb und...

that's a good dog! — guter Hund!

8)

= admirable your good lady (dated) my good man (dated) — Ihre werte Gemahlin (geh) mein Guter (old)

good man! — sehr löblich!, gut gemacht!

good old Charles! — der gute alte Charles!

the Good Book —

the good ship Santa Maria — die Santa Maria

9) = valid advice, excuse gut; reason gut, triftig; ticket gültig

is his credit good? — ist er kreditfähig?

he is good for another few years — mit ihm kann man noch ein paar Jahre rechnen

the car is good for another few years — das Auto hält or tuts (inf) noch ein paar Jahre

she's good for nothing — sie ist ein Nichtsnutz or Taugenichts

that's always good for a laugh — darüber kann man immer lachen

10) = handsome looks, figure, features gut; legs, body schön

a good appearance (of person) — ein gepflegtes Äußeres

11) = uninjured eye, leg gesund

12) = thorough gut, gründlich, tüchtig (inf)

to give sb a good scolding — jdn gründlich or tüchtig (inf) ausschimpfen

to give sth a good clean — etw gut or gründlich reinigen

to have a good cry — sich ausweinen

to have a good laugh — ordentlich or so richtig lachen (inf)

to take a good look at sth — sich (dat) etw gut ansehen

to have a good grounding in sth — gute Grundkenntnisse in etw (dat) haben

13) = considerable hour, while gut; amount, distance, way gut, schön

it's a good distance — es ist eine ganz schöne Strecke

it's a good 8 km — es sind gute 8 km

he ate a good half of the cake — er hat gut und gern den halben Kuchen gegessen

a good many/few people — ziemlich viele/nicht gerade wenig Leute

14) in greetings gut

good morning — guten Morgen

15) in exclamations gut, prima

that's good! — gut!, prima!

(it's) good to see you/to be here — (es ist) schön, dich zu sehen/hier zu sein

good heavens or Lord or God! — um Himmels willen! (inf)

good grief or gracious! — ach du liebe or meine Güte! (inf)

very good, sir — sehr wohl (old)

on you/him etc! — gut!, prima!; (iro also) das ist ja toll!

16) emphatic use schön

a good strong stick —

a good old age — ein schön(es) hohes Alter

good and hard/strong (inf) — ganz schön fest/stark (inf)

good and proper (inf) — ganz anständig (inf)

2. ADVERB

1) = fine gut

how are you? – good! — wie gehts? – gut!

2) = well strictly incorrect gut

3. NOUN

1) = what is morally right Gute(s) nt

good and evil — Gut und Böse

to do good —

there's some good in everybody — in jedem steckt etwas Gutes

to be up to no good (inf) — nichts Gutes im Schilde führen (inf)

2) = advantage, benefit Wohl nt

the common good — das Gemeinwohl

for the good of the nation — zum Wohl(e) der Nation

this affects us, for good or ill —

it's done now, for good or ill — es ist nun einmal geschehen

I did it for your own good — ich meine es nur gut mit dir, es war nur zu deinem Besten

for the good of one's health etc — seiner Gesundheit etc zuliebe

he'll come to no good — mit ihm wird es noch ein böses Ende nehmen

to do (some) good — (etwas) helfen or nützen

to do sb good — jdm helfen; (rest, drink, medicine etc) jdm guttun

what good will that do you? — was hast du davon?

much good may it do you (iro inf) — na, dann viel Vergnügen!

that won't do much/any good — das hilft auch nicht viel/auch nichts

that won't do you much/any good — das hilft dir auch nicht viel/auch nichts

a ( fat) lot of good that will do! (iro inf) — als ob das viel helfen würde! (iro)

a (fat) lot of good that will do you! (iro inf) — und wie dir das guttun wird! (iro inf)

3)

= use what's the good of hurrying? — wozu eigentlich die Eile?

it would be some good — es wäre ganz nützlich

if that is any good to you — wenn es dir hilft

that's no good — das ist nichts

he's no good to us — er nützt uns (dat) nichts

it's no good complaining to me — es ist sinnlos or es nützt nichts, sich bei mir zu beklagen

it's no good doing it like that — es hat keinen Sinn, das so zu machen

he's no good at it — er kann es nicht

I'm no good at things like that —

the applicant was no good — der Bewerber war nicht gut

he wasn't any good for the job —

he wasn't any good at the job — er machte die Arbeit nicht gut

4)

set structures __diams; for good (= for ever) for good (and all) — für immer (und ewig)

we were 5 points/£5 to the good — wir hatten 5 Punkte zu viel/£ 5 plus

that's all to the good — auch gut!

* * *

good [ɡud]

A s

1. Nutzen m, Wert m, Vorteil m:

for his own good zu seinem eigenen Vorteil;

he knows too much for his own good er weiß mehr, als ihm guttut;

what good will it do?, what is the good of it?, what good is it? was hat es für einen Wert?, was nützt es?, wozu soll das gut sein?;

it is no (not much) good trying es hat keinen (wenig) Sinn oder Zweck, es zu versuchen;

to the good

a) besonders WIRTSCH als Gewinn- oder Kreditsaldo,

b) obendrein, extra ( → A 2);

for good (and all) für immer, endgültig, ein für alle Mal

2. (das) Gute, Gutes n, Wohl n:

do sb good

a) jemandem Gutes tun,

b) jemandem guttun oder wohltun;

much good may it do you oft iron wohl bekomms!;

the common good das Gemeinwohl;

be to the good nur zu seinem etc Besten sein;

come to good zum Guten ausschlagen;

it’s all to the good es ist nur von Vorteil ( that dass)( → A 1);

it comes to no good es führt zu nichts Gutem;

be up to no good nichts Gutes im Schilde führen;

for good or for evil auf Gedeih und Verderb

3. the good koll die Guten pl, die Rechtschaffenen pl

4. PHIL (das) Gute

5. pl bewegliches Vermögen:

goods and chattels

a) Hab n und Gut n, bewegliche Sachen, Mobiliargut n,

b) umg Siebensachen

6. pl WIRTSCH

a) Br ( besonders Eisenbahn)Güter pl, Fracht(gut) f(n)

b) (Handels)Güter pl, (Handels)Ware(n) f(pl):

goods for consumption Verbrauchs-, Konsumgüter;

goods in process Halbfabrikate, -erzeugnisse;

a piece of goods sl eine Mieze;

have the goods on sb US sl etwas gegen jemanden in der Hand haben. → deliver A 2

7. pl US Stoffe pl, Textilien pl

8. the goods sl das Richtige, das Wahre:

that’s the goods!

B adj komp better [ˈbetə(r)], sup best [best]

1. (moralisch) gut, redlich, rechtschaffen, ehrbar, anständig (Mädchen etc):

good men and true redliche und treue Männer;

a good father and husband ein guter oder treu sorgender Vater und Gatte;

she is a good wife to him sie ist ihm eine gute Frau

2. gut (Qualität):

good teeth; → health 2, humor A 2

3. gut, frisch, genießbar:

is this meat still good?;

a good egg ein frisches Ei

4. gut, lieb, gütig, freundlich:

good to the poor gut zu den Armen;

be so ( oder as) good as to fetch it sei so gut und hol es, hol es doch bitte; → enough C

5. gut, lieb, artig, brav (Kind):

be a good boy;

have you been a good girl? bist du (schön) brav gewesen?; → gold A 1

6. verehrt, lieb:

his good lady oft iron seine liebe Frau;

my good man oft iron mein Lieber!, mein lieber Freund oder Mann!

7. gut, geachtet:

of good family aus guter Familie

8. gut, einwandfrei (Betragen etc): → certificate A 1

9. a) gut, erfreulich, angenehm (Nachrichten etc):

be good news umg erfreulich sein (Sache); nett sein (Person);

have a good time sich (gut) amüsieren; es sich gut gehen lassen; → afternoon A, morning A 1, etc

b) schön:

it’s good to be home again;

too good to be true zu schön, um wahr zu sein

10. gut:

a) geeignet, vorteilhaft, günstig, nützlich

b) gesund, zuträglich

c) heilsam:

a man good for the post ein geeigneter oder guter Mann für den Posten;

good for colds gut gegen oder für Erkältungen;

milk is good for children Milch ist gut oder gesund für Kinder;

good for one’s health gesund;

what is it good for? wofür ist es gut?, wozu dient es?;

it is a good thing that … es ist gut oder günstig, dass …;

stay away if you know what’s good for you! das rate ich dir im Guten!;

he drank more than was good for him als ihm guttat; → nothing Bes Redew

11. gut, richtig, recht, angebracht, empfehlenswert, zweckmäßig:

in good time zur rechten Zeit, (gerade) rechtzeitig;

all in good time alles zu seiner Zeit;

in one’s own good time wenn es einem passt

12. gut, angemessen, ausreichend, zufriedenstellend;

his word is good enough for me sein Wort genügt mir;

his time is only good enough for 4th place SPORT seine Zeit reicht nur für den 4. Platz

13. gut, reichlich:

a good hour eine gute Stunde;

it’s a good three miles to the station es sind gut drei Meilen bis zum Bahnhof

14. gut, ziemlich (weit, groß), beträchtlich, bedeutend, erheblich, ansehnlich:

a good many eine beträchtliche Anzahl, ziemlich viele;

a good many times ziemlich oft; → beating 2, way¹ 5, while A

15. (vor adj) verstärkend:

a good long time sehr lange Zeit;

good old age hohes Alter;

good and … sehr, ganz schön, mordsmäßig umg (z. B. good and tired hundemüde umg)

16. gültig:

a) begründet, berechtigt (Anspruch etc)

b) triftig, gut (Grund etc):

a good argument ein stichhaltiges Argument; → cause A 2, reason A 1

c) echt (Geld)

17. gut, überzeugt (Republikaner etc)

18. gut, fähig, tüchtig:

he is good at arithmetic er ist gut im Rechnen;

he is good at golf er spielt gut Golf;

be good with one’s hands handwerkliches Geschick haben

19. gut, zuverlässig, sicher, solide ( alle auch WIRTSCH):

a good firm eine gute oder solide oder zahlungsfähige oder kreditwürdige Firma;

a good man WIRTSCH umg ein sicherer Mann (Kunde etc);

good debts WIRTSCH sichere Schulden;

good for WIRTSCH (auf einem Wechsel) über den Betrag von ( → B 23);

be good for any amount WIRTSCH für jeden Betrag gut sein

20. WIRTSCH in Ordnung (Scheck)

21. JUR (rechts)gültig

22. wirklich, aufrichtig, ehrlich, echt: → faith 3

23. umg good for fähig oder geneigt zu:

I am good for a walk ich habe Lust zu einem Spaziergang;

I am good for another mile ich könnte noch eine Meile weitermarschieren;

my car is good for another 10,000 miles mein Wagen macht noch leicht 10 000 Meilen ( → B 19)

C adv

1. umg gut:

she dances good

2. as good as so gut wie, praktisch:

as good as new auch neuwertig

D int gut!, schön!, fein!:

good for you! umg (ich) gratuliere!

G abk

1. PHYS gravitational constant

2. ELEK conductance

3. good

4. US sl grand (1000 Dollar)

* * *
1. adjective,
better, best

1) (satisfactory) gut; (reliable) gut; zuverlässig; (sufficient) gut; ausreichend [Vorrat]; ausgiebig [Mahl]; (competent) gut; geeignet

his good eye/leg — sein gesundes Auge/Bein

Late again! It's just not good enough! — (coll.) Schon wieder zu spät. So geht es einfach nicht!

in good time — frühzeitig

all in good time — alles zu seiner Zeit

take good care of somebody — gut für jemanden sorgen

be good at something — in etwas (Dat.) gut sein

be good at doing something — etwas gut können

speak good English — gut[es] Englisch sprechen

be good with people — etc. mit Menschen usw. gut od. leicht zurechtkommen

2) (favourable, advantageous) gut; günstig [Gelegenheit, Augenblick, Angebot]

a good chance of succeeding — gute Erfolgschancen

too good to be true — zu schön, um wahr zu sein

the good thing about it is that... — das Gute daran ist, dass...

be too much of a good thing — zu viel des Guten sein

you can have too much of a good thing — man kann es auch übertreiben

be good for somebody/something — gut für jemanden/etwas sein

apples are good for you — Äpfel sind gesund

eat more than is good for one — mehr essen, als einem guttut

it's a good thing you told him — nur gut, dass du es ihm gesagt hast

3) (prosperous) gut

good times — eine schöne Zeit

4) (enjoyable) schön [Leben, Urlaub, Wochenende]

the good things in life — Annehmlichkeiten

the good old days — die gute alte Zeit

the good life — das angenehme[, sorglose] Leben

have a good time! — viel Spaß od. Vergnügen!

have a good journey! — gute Reise!

it's good to be home again — es ist schön, wieder zu Hause zu sein

Did you have a good day at the office? — Wie war es heute im Büro?

5) (cheerful) gut; angenehm [Patient]

good humour or spirits or mood — gute Laune

feel good — sich wohl fühlen

I'm not feeling too good — (coll.) mir geht es nicht sehr gut

6) (well-behaved) gut; brav

be good!, be a good girl/boy! — sei brav od. lieb!

[as] good as gold — ganz artig od. brav

7) (virtuous) rechtschaffen; (kind) nett; gut [Absicht, Wünsche, Benehmen, Tat]

the good guy — der Gute

be good to somebody — gut zu jemandem sein

would you be so good as to or good enough to do that? — wären Sie so freundlich od. nett, das zu tun?

how good of you! — wie nett von Ihnen!

that/it is good of you — das/es ist nett od. lieb von dir

8) (commendable) gut

good for you — etc. (coll.) bravo!

good old Jim — etc. (coll.) der gute alte Jim usw. (ugs.)

my good man/friend — (coll.) mein lieber Herr/Freund (ugs.; auch iron.)

that's a good one — (coll.) der ist gut! (ugs.); (iron.) das ist'n Ding! (ugs.)

9) (attractive) schön; gut [Figur, Haltung]; gepflegt [Erscheinung, Äußeres]; wohlgeformt [Beine]

look good — gut aussehen

10) (thorough) gut

take a good look round — sich gründlich umsehen

give something a good polish — etwas ordentlich polieren

have a good weep/rest/sleep — sich richtig ausweinen/ausruhen/[sich] richtig ausschlafen (ugs.)

11) (considerable) [recht] ansehnlich [Menschenmenge]; ganz schön, ziemlich (ugs.) [Stück Wegs, Entfernung, Zeitraum, Strecke]; gut, anständig [Preis, Erlös]; hoch [Alter]

12) (sound, valid) gut [Grund, Rat, Gedanke]; berechtigt [Anspruch]; (Commerc.) solide [Kunde]; sicher [Anleihe, Kredit]

good sense — Vernünftigkeit, die

have the good sense to do something — so vernünftig sein, etwas zu tun

13) (in greetings)

good afternoon/day — guten Tag!

good evening/morning — guten Abend/Morgen!

good night — gute Nacht!

14) in exclamation gut

very good, sir — sehr wohl!

good God/Lord — etc. see nouns

15) (best) gut [Geschirr, Anzug]

16) (correct, fitting) gut; (appropriate) angebracht; ratsam

17)

as good as — so gut wie

18)

make good — (succeed) erfolgreich sein; (effect) in die Tat umsetzen; ausführen [Plan]; erfüllen [Versprechen]; (compensate for) wieder gutmachen [Fehler]; (indemnify) ersetzen [Schaden, Ausgaben]. See also best 1.; better 1.
2. adverb as intensifier
(coll.)

good and... — richtig...

hit somebody good and proper — jemanden ordentlich verprügeln. See also best 2.; better 2.
3. noun
1) (use) Nutzen, der

be some good to somebody/something — jemandem/einer Sache nützen

he'll never be any good — aus dem wird nichts Gutes werden

is this book any good? — taugt dieses Buch etwas?

be no good to somebody/something — für jemanden/etwas nicht zu gebrauchen sein

it is no/not much good doing something — es hat keinen/kaum einen Sinn, etwas zu tun

what's the good of...?, what good is...? — was nützt...?

2) (benefit)

for your/his etc. own good — zu deinem/seinem usw. Besten od. eigenen Vorteil

for the good of mankind/the country — zum Wohl[e] der Menschheit/des Landes

do no/little good — nichts/wenig helfen od. nützen

do somebody/something good — jemandem/einer Sache nützen; [Ruhe, Erholung:] jemandem/einer Sache gut tun; [Arznei:] jemandem/einer Sache helfen

I'll tell him, but what good will that do? — ich sag es ihm, aber was nützt od. hilft das schon?

this development was all to the good — diese Entwicklung war nur von Vorteil

come home £10 to the good — mit 10 Pfund plus nach Hause kommen

come to no good — kein gutes Ende nehmen

3) (goodness) Gute, das

there's good and bad in everyone — in jedem steckt Gutes und Böses

the difference between good and bad or evil — der Unterschied zwischen Gut und Böse

4) (kind acts) Gute, das

be up to no good — nichts Gutes im Sinn haben od. im Schilde führen

do good — Gutes tun

5)

for good [and all] — (finally) ein für allemal; (permanently) für immer [und ewig]; endgültig

6) constr. as pl. (virtuous people)

the good — die Guten

7) in pl. (wares etc.) Waren; (Brit. Railw.) Fracht, die; attrib. Güter[bahnhof, -wagen, -zug]

goods and chattels — Sachen

8) in pl.

the goods — (coll.): (what is wanted) das Gewünschte; das Verlangte

deliver the goods — (fig.) halten, was man verspricht

* * *

adj.

brav adj.

gut adj.

lieb adj. n.

Gut ¨-er n.

English-german dictionary > good
8 qualche

a few

( un certo) some

interrogativo any

rimango qualche giorno I'm staying for a few days

qualche giorno usciamo insieme we'll go out some day

qualche cosa something

qualche volta sometime

alcune volte a few times

a volte sometimes

in qualche luogo somewhere

qualche mese fa a few months ago

in qualche modo somehow

* * *

qualche agg.indef.

1 ( alcuni, alcune, un certo numero di) a few; some (di solito in frasi affermative o in frasi interr. da cui si attenda risposta affermativa); any (in frasi interr.): qualche anno fa, some (o a few) years ago; fra qualche minuto, in a few minutes; sono qui da qualche ora, I've been here for a few hours; si fermerà con noi qualche giorno, he's staying with us for a few days; mi diede qualche consiglio, he gave me some advice; sono in attesa di qualche buona notizia, I'm expecting some good news; ho qualche motivo per crederlo, I have some reason to think so; avrei qualche dubbio in proposito, I have some doubts on that score; porta qualche amico, bring some (o a few) friends; deve avere qualche soldo da parte, he must have some money put away; costerà qualche milione, it will cost a few million; la città era a qualche chilometro di distanza, the town was a few miles away; c'è qualche lettera per me?, are there any letters for me?; vuoi qualche libro da leggere?, do you want some books to read?; avete qualche problema?, have you got any problems?; può darmi qualche informazione?, can you give me some information?; hai qualche parente all'estero?, have you got any relatives abroad? // qualche mio amico, some friends of mine (o some of my friends) // qualche cosa → qualcosa // qualche volta, sometimes

2 ( un certo, una certa; una certa quantità) some, a certain amount of: c'è ancora qualche speranza di salvarlo, there's still some hope of saving him; ho avuto qualche difficoltà a trovare la strada, I had some difficulty finding the way; è un'opera che presenta qualche interesse storico, it's a work with some historical interest; c'è voluto qualche tempo per imparare il nuovo lavoro, it took some time to learn the new job; da qualche tempo non si fa più vedere, he hasn't turned up for some time // accettò non senza qualche esitazione, he accepted but not without some hesitation; una donna non priva di (un) qualche fascino, a woman not without a certain charm

3 ( quale che sia, uno o l'altro) (in frasi affermative o interr. che sollecitano risposta affermativa) some (or other); (in frasi interr.) any: trova sempre qualche scusa, he always finds some excuse or other; qualche volta si farà male sul serio, sometime or other he's going to get seriously hurt; venite a trovarci qualche giorno, come and see us some day or other // in qualche luogo, da qualche parte, somewhere (or other); anywhere: dev'esserci una bottiglia di whisky da qualche parte, there must be a bottle of whisky somewhere; non trovo gli occhiali, li hai visti da qualche parte?, I can't find my glasses, have you seen them anywhere?; non ci siamo già visti in qualche posto?, haven't we met before somewhere? // in qualche modo, somehow or other: in qualche modo me la caverò, I'll get by somehow or other; un lavoro fatto in qualche modo, a slapdash piece of work // ci deve pur essere (un) qualche rimedio, there must be some solution

4 ( riferito a una determinata persona o cosa) some: qualche amico deve averlo informato, some friend must have told him; si tratta di qualche scherzo di cattivo gusto, it must be some joke in bad taste; l'esplosione era da attribuirsi a qualche guasto al sistema di controllo, the explosion was due to some fault in the control system; qualche giorno lo verrà a sapere, he'll get to know some day

5 qualche altro, ( differente) some other; any other; ( in aggiunta, in più) some more; any more: devo averlo visto in qualche altro posto, I must have seen him in some other place (o somewhere else); venite qualche altro giorno, come some other day; c'era qualche altra persona con te?, was there any other person (o anyone else) with you?; avete qualche altra domanda da fare?, have you any other questions?; le interessa qualche altro articolo?, are you interested in any other item (o in anything else)?; prendete qualche altro cioccolatino?, would you like some more chocolates?; vorrei sentire qualche altro parere, I'd like to hear some other opinions; hai trovato qualche altro errore nella lettera?, have you found any other (o any more) mistakes in the letter? // Usato anche con valore di pron.: questi fogli non bastano, portamene qualche altro, there aren't enough sheets of paper here, bring me some more; è una storiella molto divertente, ne sai qualche altra?, it's a very funny story, do you know any others (o any more)?

◆ avv. (ant., region.) ( circa): siamo quasi arrivati, mancherà qualche paio di chilometri, we're nearly there, it can only be another couple of miles or so.

* * *
['kwalke]
aggettivo indefinito

1) (alcuni) (in frasi affermative e nelle offerte) some, a few; (in frasi interrogative) any

qualche anno fa — a few o some years ago

tra qualche giorno — in a few days

c'è ancora qualche biscotto? — are there any biscuits left o any more biscuits?

qualche mio amico — some of my friends, some o a few friends of mine

ha qualche soldo da parte — he has some money saved

qualche cosa — something

2) (uno) (in frasi affermative e nelle offerte) some, a few; (in frasi interrogative) any

per qualche motivo non è venuto — for some reason (or other) he didn't come

troverò qualche scusa — I'll make o find an excuse

qualche problema? — is anything the matter? any problems?

in qualche modo — (in un modo o nell'altro) somehow, one way or another

da qualche parte — (in frasi affermative) somewhere; (in frasi interrogative) anywhere

da qualche altra parte — somewhere else

in qualche posto — (in frasi affermative) somewhere, someplace AE; (in frasi interrogative) anywhere, anyplace AE

3) (un certo) (in frasi affermative e nelle offerte) some, a few; (in frasi interrogative) any

ho avuto qualche difficoltà a convincerlo — I had some trouble persuading him

da qualche tempo — for some time

qualche tempo fa — some time ago

4) qualche volta (talvolta) sometimes; (una volta o l'altra) sometime
••
Note:

v. la nota della voce alcuno

* * *

qualche

/'kwalke/

v. la nota della voce alcuno.

agg. indef.

1 (alcuni) (in frasi affermative e nelle offerte) some, a few; (in frasi interrogative) any; qualche anno fa a few o some years ago; tra qualche giorno in a few days; c'è ancora qualche biscotto? are there any biscuits left o any more biscuits? qualche mio amico some of my friends, some o a few friends of mine; ha qualche soldo da parte he has some money saved; qualche cosa something

2 (uno) (in frasi affermative e nelle offerte) some, a few; (in frasi interrogative) any; per qualche motivo non è venuto for some reason (or other) he didn't come; troverò qualche scusa I'll make o find an excuse; qualche problema? is anything the matter? any problems? in qualche modo (in un modo o nell'altro) somehow, one way or another; da qualche parte (in frasi affermative) somewhere; (in frasi interrogative) anywhere; da qualche altra parte somewhere else; in qualche posto (in frasi affermative) somewhere, someplace AE; (in frasi interrogative) anywhere, anyplace AE

3 (un certo) (in frasi affermative e nelle offerte) some, a few; (in frasi interrogative) any; ho avuto qualche difficoltà a convincerlo I had some trouble persuading him; da qualche tempo for some time; qualche tempo fa some time ago

4 qualche volta (talvolta) sometimes; (una volta o l'altra) sometime.

\

See also notes... (alcuni.pdf)

Dizionario Italiano-Inglese > qualche
9 do

du:
1. 3rd person singular present tense - does; verb
1) (used with a more important verb in questions and negative statements: Do you smoke?) 0

2) (used with a more important verb for emphasis; ; ðo sit down) 0

3) (used to avoid repeating a verb which comes immediately before: I thought she wouldn't come, but she did.) 0

4) (used with a more important verb after seldom, rarely and little: Little did he know what was in store for him.) 0

5) (to carry out or perform: What shall I do?; That was a terrible thing to do.) hacer

6) (to manage to finish or complete: When you've done that, you can start on this; We did a hundred kilometres in an hour.) hacer

7) (to perform an activity concerning something: to do the washing; to do the garden / the windows.) hacer

8) (to be enough or suitable for a purpose: Will this piece of fish do two of us?; That'll do nicely; Do you want me to look for a blue one or will a pink one do?; Will next Saturday do for our next meeting?) servir, ir bien, ser suficiente

9) (to work at or study: She's doing sums; He's at university doing science.) hacer, dedicarse, estudiar

10) (to manage or prosper: How's your wife doing?; My son is doing well at school.) ir

11) (to put in order or arrange: She's doing her hair.) arreglar

12) (to act or behave: Why don't you do as we do?) hacer, comportarse, actuar

13) (to give or show: The whole town gathered to do him honour.) hacer

14) (to cause: What damage did the storm do?; It won't do him any harm.) causar, hacer

15) (to see everything and visit everything in: They tried to do London in four days.) visitar

2. noun
(an affair or a festivity, especially a party: The school is having a do for Christmas.) fiesta, evento

- doer
- doings
- done
- do-it-yourself
- to-do
- I
- he could be doing with / could do with
- do away with
- do for
- done for
- done in
- do out
- do out of
- do's and don'ts
- do without
- to do with
- what are you doing with

do vb hacer

I must do my homework tengo que hacer los deberes

what are you doing? ¿qué haces?

we're doing German at school damos alemán en el colegio

could do with necesitar

I could do with a shower necesito una ducha

do as you are told! ¡haz lo que se te dice!

how do you do? ¿cómo está usted?

Con este saludo, la respuesta típica es también how do you do?

to do you good sentarte bien / irte bien

this medicine will do you good este medicamento te irá bien

to do well ir bien / tener éxito

he's doing well at school va bien en el colegio

what do you do? ¿a qué te dedicas? / ¿cuál es tu trabajo?do también se emplea para formular las preguntas en presente

do you like dancing? ¿te gusta bailar?

do elephants live in Asia? ¿viven los elefantes en Asia?

El pasado y participio pasado de do son did; el gerundio se escribe doing

Multiple Entries: D.O. do do.
do sustantivo masculino ( nota) C; ( en solfeo) do, doh (BrE);
◊ do de pecho high C, top C

do sustantivo masculino Mús (de solfeo) doh, do (de escala diatónica) C
do bemol, C-flat
do de pecho, high C
do sostenido, C-sharp Locuciones: dar el do de pecho, to do one's very best 'do' also found in these entries: Spanish: abrochar - acomodada - acomodado - acompañar - anda - animarse - apetecer - apostarse - aprender - arte - así - atañer - atonía - atreverse - bajeza - bastar - bastante - bastarse - bien - bola - bordar - brazo - bricolaje - broma - caballo - cacharro - cada - calaña - campar - capaz - cara - cargar - cascabel - casual - cepillarse - cerrar - colada - coletilla - comer - comandita - comecome - como - componer - componenda - compromiso - común - con - contentarse - contrapelo - corpachón English: about-face - about-turn - actually - advance - again - agree - aim to - all - all-out - allow - any - approachable - approve of - as - ask - aspect - associate - attempt - attribute - authorize - bankrupt - begin - best - born - bunk - burden - business - busywork - by - C - call - can - carry-on - cast - cease - cheap - chief - choose - cleaning - clear - come through - command - commit - compel - compelling - complaint - compute - conception - condescend - condition

do

tr[dʊː]

auxiliar (3rd pers sing pres does, pt did tr[dɪd], pp done tr[dʌn], ger doing)

1 (used in questions) no se traduce

■ do you smoke? ¿fumas?

■ do you know Susan? ¿conoces a Susan?

■ what do they want? ¿qué quieren?

■ where does Neil live? ¿dónde vive Neil?

■ what film did you see? ¿qué película viste?

■ when did they leave? ¿cuándo se fueron?

2 (used in negatives) no se traduce

■ I don't want to go no quiero ir

■ I don't play tennis no juego al tenis

■ they don't like meat no les gusta la carne

■ she doesn't live in London no vive en Londres

■ he didn't watch the match no vio el partido

■ we didn't go out yesterday no salimos ayer

3 (emphatic)

■ do come with us! ¡ánimo, vente con nosotros!

■ I do like your dress me encanta tu vestido

■ I did post it, I swear! ¡sí que lo mandé, te lo juro!

4 (substituting main verb)

■ do you like basketball? - yes, I do ¿te gusta el baloncesto? - sí, me gusta

■ did you see the film? - no, I didn't ¿viste la película? - no, no la vi

■ he plays chess and so do I él juega al ajedrez y yo también

■ I don't feel well - neither do I no me encuentro bien - yo tampoco

■ she likes jazz and so does he a ella le gusta el jazz y a él también

■ they went to the concert and so did we ellos fueron al concierto y nosotros también

■ who wears glasses? - Brian does ¿quién lleva gafas? - Brian

■ who broke the vase? - I did ¿quién rompió el florero? - yo

5 (in question tags)

■ you don't smoke, do you? no fumas, ¿verdad?

■ you like fish, don't you? a ti te gusta el pescado, ¿verdad?

■ she lives in Madrid, doesn't she? vive en Madrid, ¿verdad?

■ you went to their wedding, didn't you? tú fuiste a su boda, ¿verdad?

■ they didn't believe you, did they? no te creyeron, ¿verdad?

transitive verb

1 (gen) hacer

■ what are you doing here? ¿qué haces aquí?

■ what are you doing this weekend? ¿qué vas a hacer este fin de semana?

■ we'll have to do something about that door tendremos que hacer algo con esa puerta

■ do the right thing haz lo que debas

■ there's nothing to do in this town no hay nada que hacer en este pueblo

■ you do nothing but complain no haces más que quejarte

■ whatever you do, don't drink alcohol hagas lo que hagas, no bebas alcohol

■ what can I do about it? ¿qué quieres que haga yo?

2 (as job) hacer, dedicarse

■ what do you do (for a living)? ¿a qué te dedicas?

■ what does he want to do when he leaves university? ¿a qué quiere dedicarse cuando deje la universidad?

3 (carry out - job, task) hacer, realizar, llevar a cabo; (- duty) cumplir con

■ I've got to do the cooking/cleaning tengo que cocinar/limpiar

■ have you done your homework? ¿has hecho los deberes?

■ we do the shopping on Saturdays hacemos la compra los sábados

4 (study) estudiar

■ do you do biology at school? ¿estudias biología en el instituto?

■ we're doing Shakespeare this year estamos estudiando a Shakespeare este curso

■ she's doing French at university estudia filología francesa en la Universidad

■ he did Politics at Oxford estudió Ciencias Políticas en Oxford

5 (solve - puzzle) solucionar; (- crossword, sum) hacer

6 (produce, make - meal) preparar, hacer; (drawing, painting, translation, etc) hacer; (offer - service) servir, tener, hacer; (- discount) hacer

■ does this pub do food? ¿sirven comidas en este pub?

7 (attend to) atender, servir

■ what can I do for you? ¿en qué le puedo servir?

8 (put on, produce - play, opera, etc) presentar, dar, poner en escena; (play the part of) hacer el papel de

9 (finish, complete) terminar

■ have you done moaning? ¿has terminado de protestar?

10 (achieve) lograr, conseguir

■ he's done it! ¡lo ha conseguido!

11 (travel over - distance) recorrer, hacer; (complete - journey) hacer, ir; (travel at - speed) ir a

■ that car was doing at least 150kph aquel coche iba como mínimo a 150 kilómetros por hora

■ we did London to Nottingham in two and a half hours fuimos de Londres a Nottingham en dos horas y media

12 (be sufficient for) ser suficiente; (be satisfactory for, acceptable to) ir bien a

■ will 6 glasses do you? ¿será suficiente con seis vasos?

■ yes, that will do me nicely sí, eso me irá perfectamente

13 familiar (cheat, swindle) estafar, timar; (rob) robar; (arrest, convict) coger; (fine) encajar una multa; (serve time in prison) cumplir

■ you've been done! ¡te han timado!

intransitive verb

1 (act, behave) hacer

■ you'll do as you're told harás lo que te digan

■ do as I do haz lo que yo hago

■ do as you would be done by trata a los demás como tú quisieras ser tratado

2 (progress) ir

■ how are you doing? ¿qué tal vas?, ¿cómo te van las cosas?

■ she did badly in the exams le fueron mal los exámenes

■ both mother and baby are doing well madre e hija se encuentran bien

■ how are we doing for time? ¿cómo andamos de tiempo?

■ he's done really well for himself ha prosperado mucho

■ we did quite well out of that hemos salido bastante bien parados de eso

3 (complete, finish) terminar

■ have you done with the hairdryer? ¿has terminado con el secador?

4 (be sufficient) bastar, ser suficiente, alcanzar

■ will one slice do for you? ¿tendrás suficiente con una rebanada?

■ that'll do! ¡basta!

5 (be satisfactory, suitable) servir, estar bien

■ well, I suppose it'll have to do bueno, supongo que tendrá que servir

■ it doesn't do to be late no hay que llegar tarde

■ it (just/simply) won't do no puede ser

■ this cushion will do as/for a pillow este cojín servirá de almohada

noun

1 familiar (party) fiesta, guateque nombre masculino

\

SMALLIDIOMATIC EXPRESSION/SMALL

how do you do? (greeting) ¿cómo está usted? 2 (answer) mucho gusto, encantado,-a

that does it! ¡esto ya es la gota que colma el vaso!, ¡ya está bien!

to be/have to do with somebody/something tener que ver con alguien/algo

■ it has nothing to do with you no tiene nada que ver contigo

■ his job has something to do with computers su trabajo está relacionado con los ordenadores

to do business with somebody negociar con alguien

to do drugs drogarse, consumir drogas

to do one's best hacer lo mejor posible

to do one's hair peinarse

to do one's military service hacer el servicio militar

to do one's nails arreglarse las uñas

to do something again volver a hacer algo

to do something for somebody (help) hacer algo por alguien 2 (flatter, suit) favorecer a alguien, quedarle bien a alguien 3 (please) atraer a alguien, decirle algo a alguien

what's done is done a lo hecho, pecho

you've done it now ahora sí que la has hecho buena

do's and don'ts reglas nombre femenino plural de conducta, normas nombre femenino plural

do ['du:] v, did ['dɪd] ; done ['dʌn] ; doing ; does ['dʌz] vt

1) carry out, perform: hacer, realizar, llevar a cabo

she did her best: hizo todo lo posible

2) prepare: preparar, hacer

do your homework: haz tu tarea

3) arrange: arreglar, peinar (el pelo)

4)

to do in ruin: estropear, arruinar

5)

to do in kill: matar, liquidar fam

do vi

1) : hacer

you did well: hiciste bien

2) fare: estar, ir, andar

how are you doing?: ¿cómo estás?, ¿cómo te va?

3) finish: terminar

now I'm done: ya terminé

4) serve: servir, ser suficiente, alcanzar

this will do for now: esto servirá por el momento

5)

to do away with abolish: abolir, suprimir

6)

to do away with kill: eliminar, matar

7)

to do by treat: tratar

he does well by her: él la trata bien

do v aux

1) (used in interrogative sentences and negative statements)

do you know her?: ¿la conoces?

I don't like that: a mí no me gusta eso

2) (used for emphasis)

I do hope you'll come: espero que vengas

3) (used as a substitute verb to avoid repetition)

do you speak English? yes, I do: ¿habla inglés? sí

do (sth.) in (To destroy)

expr.

• cargarse v.

• eliminar v.

• liquidar v.

do (sth.) in a picky way

expr.

• buscarle tres pies al gato expr.

• encontrarle defectos a todo expr.

v.

(§ p.,p.p.: did, done) = arreglar v.

• desempeñar v.

• ejecutar v.

• hacer v.

(§pres: hago, haces...) pret: hic-

pp: hecho

fut/c: har-•)

• obrar v.

• resolver v.

I
1. duː, weak form dʊ, də
(3rd pers sing pres does; pres doing; past did; past p done) transitive verb

1) hacer*

do something! — haz algo!

are you doing anything this evening? — ¿vas a hacer algo esta noche?

to have something/nothing to do — tener* algo/no tener* nada que hacer

it was a silly thing to do — fue una estupidez

can I do anything to help? — ¿puedo ayudar en algo?

he does a lot for charity — trabaja mucho para obras de caridad

what have you done to your hair? — ¿qué te has hecho en el pelo?

I don't know what I'm going to do with you! — no sé qué voy a hacer contigo!; see also do with

2) ( carry out) \<\<job/task\>\> hacer*

to do one's homework — hacer* los deberes

to do the cooking — cocinar

let me do the talking — déjame hablar a mí

well done! — muy bien!

3) ( as job)

what do you do? — ¿usted qué hace or a qué se dedica?

what does he do for a living? — ¿en qué trabaja?

4) (achieve, bring about)

she's done it: it's a new world record — lo ha logrado: es una nueva marca mundial

it was climbing those stairs that did it — fue por subir esa escalera

now you've done it! — ahora sí que la has hecho buena! (iró)

he's late again: that does it! — vuelve a llegar tarde esto ya es la gota que colma el vaso!

to do something for somebody/something: that mustache really does something for him la verdad es que le queda muy bien el bigote; what has EC membership done for Greece? — ¿en qué ha beneficiado a Grecia ser miembro de la CE?

5)

a) (fix, arrange, repair)

I have to do my nails — me tengo que arreglar las uñas

she had her hair done — se hizo peinar

b) ( clean) \<\<dishes\>\> lavar; \<\<brass/windows\>\> limpiar

6) (make, produce)

a) \<\<meal\>\> preparar, hacer*

would you do the carrots? — ¿me preparas (or pelas etc) las zanahorias?

b) \<\<drawinganslation\>\> hacer*

he doesn't do live concerts any more — ya no da más conciertos en vivo

7) (BrE) ( offer)

they do a set meal for £12 — tienen un menú de 12 libras

8) (suffice for, suit)

two shirts will do me — con dos camisas me alcanza or tengo suficiente

9) ( travel)

he was doing 100 mph — iba a 100 millas por hora

the car has only done 4,000 miles — el coche sólo tiene 4.000 millas

10)

a) ( study) estudiar

we're doing Balzac — estamos estudiando Balzac

b) ( visit) (colloq) \<\<sights/museum\>\> visitar

we did Europe last year — el año pasado recorrimos Europa

11) ( Theat)

a) ( play role of) hacer* el papel de

b) ( take part in) \<\<play\>\> actuar* en

c) ( impersonate) imitar

12) (colloq) ( serve in prison) cumplir

he's doing eight years for armed robbery — está cumpliendo ocho años por atraco a mano armada

13) (BrE colloq)

a) (catch, prosecute) agarrar

he was done for speeding — le encajaron una multa por exceso de velocidad (fam)

b) ( cheat) estafar, timar

I've been done! — me han estafado or timado!

14) ( use) (sl)

to do drugs — drogarse*, consumir drogas

15) (colloq) ( finish) terminar

are o (esp BrE) have you done complaining? — ¿has terminado de quejarte?

2.

vi

1) (act, behave) hacer*

do as you're told! — haz lo que se te dice!

2) (get along, manage)

how are you doing? — ¿qué tal estás or andas or te va?

how do you do? — ( as greeting) mucho gusto, encantado

how do? — (colloq & dial) ¿qué tal?

how are we doing for time/cash? — ¿cómo or qué tal vamos or andamos de tiempo/dinero?

she did well/badly in her exams — le fue bien/mal en los exámenes

he's done well for himself — ha sabido abrirse camino

to do well/badly out of something — salir* bien/mal parado de algo

3) (go on, happen) (colloq) (in -ing form)

there's nothing doing in town — no pasa nada en el pueblo

nothing doing! — ni hablar!, ni lo sueñes!

4)

a) (be suitable, acceptable)

look, this won't do! — mira, esto no puede ser!

it's not ideal, but it'll do — no es lo ideal, pero sirve

I'm not going to cook, bread and cheese will do for them! — no pienso cocinar, se tendrán que conformar con pan y queso

it doesn't do to get emotional — no hay que ponerse sentimental

b)

to do for o as something: this box will do for o as a table — esta caja nos servirá de mesa

5) ( be enough) ser* suficiente, alcanzar*, bastar

one bottle will do — con una botella basta or es suficiente

one egg will do for me — un huevo es suficiente para mí

that'll do! shut up! — basta! cállate la boca!

6) ( finish) (in past p) terminar

I'm not o (BrE) I haven't done yet! — no he terminado todavía

7)

his concern to do well by his son — su preocupación por hacer todo lo posible por su hijo

do as you would be done by — trata a los demás como tú quisieras ser tratado

3.

1) Sense I

v aux [El verbo auxiliar do se usa para formar el negativo (I 1) y el interrogativo (I 2), para agregar énfasis (I 3) o para sustituir a un verbo usado anteriormente (II)]

2)

a) (used to form negative)

I do not o don't know — no sé

I did not o didn't see her — no la vi

do not touch! — no tocar

b) (with inversion after negative adv)

3)

a)

(used to form interrogative)

Ex:

does this belong to you? — ¿esto es tuyo?

did I frighten you? — ¿te asusté?

/Ex:

b)

(in exclamations)

Ex:

doesn't it make you sick! — dime si no es asqueante!

boy, do you need a bath! — Dios mío! qué falta te hace un baño!

/Ex:

4)

a)

( emphasizing)

Ex:

you do exaggerate! — cómo exageras!

you must admit, she did look ill — tienes que reconocer que tenía mala cara

do be quiet! — ¿te quieres callar?

do please help yourself — sírvete por favor

/Ex:

b)

( expressing alternatives)

Ex:

I haven't decided, but if I do accept... — todavía no lo he decidido, pero si aceptara...

/Ex:

not once did he apologize — no se disculpó ni siquiera una vez

not only does it cost more, it also... — no sólo cuesta más, sino que también...

c) ( in legal formulae)

Sense II

5)

(in elliptical uses)

Ex:

do you live here? - yes, I do/no, I don't — ¿vives aquí? - sí/no

she wanted to come, but he didn't — ella quería venir, pero él no

she found it in your drawer - oh, did she? — lo encontró en tu cajón - ¿ah, sí?

I don't need a haircut - yes, you do! — no necesito cortarme el pelo - cómo que no!

she says she understands, but she doesn't — dice que comprende, pero no es así

I play the guitar - so do I — toco la guitarra - yo también

I don't like her music - I do — no me gusta su música - a mí sí

/Ex:

6)

(in tag questions)

Ex:

you know Bob, don't you? — conoces a Bob, ¿no? or ¿verdad? or ¿no es cierto?

I told you, didn't I? — te lo dije ¿no? or ¿no es cierto?

/Ex:

I, Charles Brown, do solemnly swear that... — yo, Charles Brown, juro solemnemente que...

•

Phrasal Verbs:

- do away with

- do down

- do for

- do in

- do out

- do out of

- do over

- do up

- do with

- do without

II duː
noun (pl dos)

1) c (party, gathering) (colloq) fiesta f, reunión f

2) ( state of affairs) (colloq) (no pl)

fair dos — (BrE colloq)

fair dos all round — a partes iguales para todos; (as interj) seamos justos!

3)

do's and don'ts — ( rules) normas fpl

the do's and don'ts of foreign travel — qué hacer y qué evitar cuando se viaja al extranjero

III dəʊ
noun (pl dos) ( Mus) do m

I [duː] ( 3rd pers sing present does) (pt did) (pp done)
1. TRANSITIVE VERB

1) hacer

what are you doing tonight? — ¿qué haces esta noche?

I would never do a thing like that — yo nunca haría una cosa así

what's this doing on my chair? — ¿qué hace esto en mi silla?

I've got nothing to do — no tengo nada que hacer

he does nothing but complain — no hace más que quejarse

what's to be done? — ¿qué se puede hacer?

what's the weather doing? — ¿qué tal tiempo hace?

• to do sth again — volver a hacer algo, hacer algo de nuevo

it will have to be done again — habrá que volver a hacerlo, habrá que hacerlo de nuevo

• what's he ever done for me? — ¿qué ha hecho él por mí?

what can I do for you? — ¿en qué puedo servirle?, ¿qué se le ofrece? (LAm)

could you do something for me? — ¿me podrías hacer un favor?

what are we going to do for money? — ¿de dónde vamos a sacar dinero?

that dress doesn't do a lot for you * — este vestido no te queda muy bien

the new measures will do a lot for small businesses — las nuevas medidas serán de gran ayuda para las pequeñas empresas

after the accident she couldn't do much for herself — después del accidente casi no podía valerse por sí misma

• if you do anything to him I'll kill you — si le haces algo te mato

what's he done to his hair? — ¿qué se ha hecho en el pelo?

I could see what the stress was doing to him — era evidente cómo le estaba afectando el estrés

• what have you done with my slippers? — ¿dónde has puesto mis zapatillas?

what am I going to do with you? — ¿qué voy a hacer contigo?

what are you doing with yourself these days? — ¿qué haces ahora?

what am I going to do with myself for the rest of the day? — ¿qué puedo hacer el resto del día?

she didn't know what to do with herself once the children had left home — se encontró un poco perdida cuando sus hijos se fueron de casa
living 2., 1)
2) (=carry out) [+ work, essay] hacer

the work is being done by a local builder — un albañil de la zona está haciendo el trabajo

I've got a few jobs that need doing around the house — tengo algunas cosas que hacer en la casa

she was doing the crossword — estaba haciendo el crucigrama

to do the washing — hacer la colada
Some [do] + noun combinations require a more specific Spanish verb:
• Edmund does all the accounts — Edmund se encarga de or lleva la contabilidad

• to do the cooking — cocinar

• he did a drawing/ portrait of her — la dibujó/retrató, hizo un dibujo/retrato de ella

• to do one's duty (by sb) — cumplir con su deber (con algn)

• to do the ironing — planchar

• we did a lot of talking — hablamos mucho

3) (=clean)

• to do the dishes — lavar los platos

• to do the silver — limpiar la plata

• to do one's teeth — lavarse los dientes

4) (=arrange, prepare) [+ vegetables] preparar; [+ room] hacer, arreglar

this room needs doing — hay que hacer or arreglar esta habitación

• to do the flowers — arreglar las flores

• to do one's nails — hacerse or arreglarse las uñas
hair 1., 1)
5) (=spend) pasar

he did six years (in jail) — pasó seis años en la cárcel

he did two years as ambassador in Lagos — estuvo dos años como embajador en Lagos

I did five years as a policeman — fui policía durante cinco años

they have to do two years military service — tienen que hacer dos años de servicio militar

6) (=finish)

I've only done three pages — solo he hecho tres páginas

now you've (gone and) done it! * — ¡ahora sí que la has hecho buena! *

that's done it! * we're stuck now — ¡la hemos fastidiado! * ahora no podemos salir de aquí

that does it! * that's the last time I lend him my car — ¡es el colmo! or ¡hasta aquí hemos llegado!, es la última vez que le dejo el coche

have you done moaning? * — ¿has acabado de quejarte?
good 2., 2)
7) (=offer, make available)

they do a summer course in painting — dan un curso de verano de pintura

we only do one make of gloves — solo tenemos una marca de guantes

they do an estate version of this car — fabrican un modelo familiar de este coche

we do evening meals if ordered in advance — servimos cenas si se encargan con antelación

I can do you a discount on this model — le puedo hacer un descuento en este modelo

8) (=study) [+ university course, option] hacer, estudiar

I want to do Physics at university — quiero hacer or estudiar física en la universidad

to do Italian — hacer or estudiar italiano

we're doing Orwell this term — estamos estudiando a Orwell este trimestre

9) (Theat) [+ play] representar, poner; [+ part] hacer

he did King Lear in a BBC production — hizo (el papel) de King Lear en una producción de la BBC

10) (=mimic) [+ person] imitar

he does his maths master to perfection — imita a su profesor de matemáticas a la perfección

she was doing the worried mother bit ** — hacía el numerito de la típica madre preocupada *

11) (Aut, Rail etc) (=travel at) [+ speed] ir a; (=cover) [+ distance] cubrir

the car can do 100 miles per hour — el coche puede ir a 100 millas por hora

the car was doing 100 miles per hour — el coche iba a 100 millas por hora

we've done 200km already — ya hemos hecho 200km

we did London to Edinburgh in 8 hours — fuimos de Londres a Edimburgo en 8 horas

12) (=attend to)

the barber said he'd do me next — el barbero dijo que después me tocaría a mí

they do you very well in this hotel — en este hotel te dan muy buen servicio
proud
13) * (=visit) [+ city, museum] visitar, recorrer; [+ country] visitar, viajar por

we did six countries in an 8-week tour — visitamos seis países durante un viaje de 8 semanas

14) * (=be suitable, sufficient for)

will a kilo do you? — ¿le va bien un kilo?

that'll do me nicely — (=be suitable) eso me vendrá muy bien; (=suffice) con eso me basta

15) * (=cheat) estafar, timar; (=rob) robar

I've been done! — ¡me han estafado or timado!

16) * (=prosecute) procesar; (=fine) multar

she was done for shoplifting — la procesaron por robar en una tienda

he was done for speeding — le multaron por exceso de velocidad

17) * (=beat up) dar una paliza a

I'll do you if I get hold of you! — ¡te voy a dar una paliza como te pille!

2. INTRANSITIVE VERB

1) (=act) hacer

do as I do — haz como yo

• you would do better to accept — sería aconsejable que aceptaras

• he did right — hizo lo correcto

• do as you think best — haga lo que mejor le parezca

• do as you are told! — ¡haz lo que te digo!

• she was up and doing at 6 o'clock — a las 6 de la mañana ya estaba levantada y trajinando

• you would do well to take his advice — harías bien en seguir su consejo

• you could do a lot worse than marry her — casarte con ella no es lo peor que podrías hacer
well I, 1., 1)
2) (=get on)

• he did badly in the exam — le fue mal en el examen

the team hasn't done badly this season — al equipo no le ha ido mal esta temporada

you didn't do so badly — no lo has hecho del todo mal

• you can do better than that — (essay, drawing) puedes hacerlo mejor; iro (=find better excuse) ¡y qué más!

• how is your father doing? — ¿cómo está tu padre?, ¿cómo le va a tu padre?

how are you doing? * — ¿qué tal?, ¿cómo te va?

how did you do in the audition? — ¿qué tal or cómo te fue en la audición?

• he's doing well at school — le va bien en el colegio

her son's doing well for himself — a su hijo le van muy bien las cosas

his business is doing well — los negocios le van bien

the patient is doing well — el paciente está respondiendo bien

the roses are doing well this year — las rosas han florecido muy bien este año
how do you do? (greeting) ¿cómo está usted?, gusto en conocerlo (LAm); (as answer) ¡mucho gusto!, ¡encantado!
3) (=be suitable)

• it doesn't do to upset her — cuidado con ofenderla

• will this one do? — ¿te parece bien este?

this room will do — esta habitación ya me va bien

will it do if I come back at eight? — ¿va bien si vuelvo a las ocho?

will tomorrow do? — ¿iría bien mañana?

it's not exactly what I wanted, but it will or it'll do — no es exactamente lo que quería pero servirá

this coat will do as a blanket — este abrigo servirá de manta

that will have to do — tendremos que conformarnos con eso

• that won't do, you'll have to do it again — así no está bien, tendrás que volver a hacerlo

• you can't go on your own, that would never do! — no podemos consentir que vayas sola, ¡eso no puede ser!
make 1., 4)
4) (=be sufficient) bastar

• three bottles of wine should do — bastará con tres botellas de vino

• will £20 do? — ¿bastarán 20 libras?, ¿tendrás bastante con 20 libras?

that'll do — con eso basta

that will do! — ¡basta ya!

that will do for the moment — de momento ya está bien

5) (=happen)

there's not much doing in this town — no hay mucha animación en esta ciudad

"could you lend me £50?" - "nothing doing!" — -¿me podrías prestar 50 libras? -¡de ninguna manera! or -¡ni hablar!

6) * (=finish) (in past tenses only) terminar, acabar

have you done? — ¿ya has terminado or acabado?

don't take it away, I've not done yet — no te lo lleves, ¡aún no he terminado or acabado!

I haven't done telling you — ¡no he terminado de contarte!

• I've done with travelling — ya no voy a viajar más, he renunciado a los viajes

I've done with all that nonsense — ya no tengo nada que ver or ya he terminado con todas esas tonterías

have you done with that book? — ¿has terminado con este libro?

7) * (=clean) hacer la limpieza (en casa)

I've got a lady who does for me — tengo una señora que me viene a hacer la limpieza en la casa

3. AUXILIARY VERB
There is no equivalent in Spanish to the use of in questions, negative statements and negative commands.
1) (in questions)

do you understand? — ¿comprendes?, ¿entiendes?

where does he live? — ¿dónde vive?

didn't you like it? — ¿no te gustó?

why didn't you come? — ¿por qué no viniste?

2) (negation)

I don't understand — no entiendo or comprendo

don't let's argue — no discutamos

don't worry! — ¡no te preocupes!

don't you tell me what to do! — ¡no me digas lo que tengo que hacer!

she did not go — no fue

3) (for emphasis)

do tell me! — ¡dímelo, por favor!

do sit down — siéntese, por favor, tome asiento, por favor frm

she does look lovely in that dress — está preciosa con este vestido

I do hope so — así lo espero

I do wish I could come with you — ¡ojalá pudiera ir contigo!

but I do like it! — ¡sí que me gusta!, ¡por supuesto que me gusta!

so you do know him! — ¡así que sí lo conoces!

but I did do it — pero sí que lo hice

4) (with inversion)

rarely does it happen that... — rara vez ocurre que...

not once did they offer to pay — no se ofrecieron a pagar ni una sola vez

5) (verb substitute)

a)

you speak better than I do — tú hablas mejor que yo

"did you fix the car?" - "I did" — -¿arreglaste el coche? -sí

"I love it" - "so do I" — -me encanta -a mí también

I don't like sport and neither does he — no me gusta el deporte ni a él tampoco

you didn't see him but I did — tú no lo viste pero yo sí

I told him he'd fail and he did — le dije que iba a suspender y suspendió

he went for a walk as he often did — fue a dar un paseo como solía hacer

she always says she'll come but she never does — siempre dice que vendrá pero nunca viene

"he borrowed the car" - "oh he did, did he?" — -pidió el coche prestado -¿ah sí? ¡no me digas!

I like this colour, don't you? — me gusta este color, ¿a ti no?

"do you speak English?" - "yes, I do/no I don't" — -¿habla usted inglés? -sí, hablo inglés/no, no hablo inglés

"may I come in?" - "(please) do!" — -¿se puede pasar? -¡pasa (por favor)!

"who made this mess?" - "I did" — -¿quién lo ha desordenado todo? -fui yo

"shall I ring her again?" - "no, don't!" — -¿la llamo otra vez? -¡no, no la llames!

b) (in question tags)

he lives here, doesn't he? — vive aquí, ¿verdad? or ¿no es cierto? or ¿no?

I don't know him, do I? — no lo conozco, ¿verdad?

it doesn't matter, does it? — no importa, ¿no?

she said that, did she? — ¿eso es lo que dijo?

4. NOUN

1) (Brit) * (=party) fiesta f ; (=formal gathering) reunión f

they had a big do for their twenty-fifth anniversary — dieron una gran fiesta por su vigésimo quinto aniversario

2) (in phrases)

• the do's and don'ts of buying a house — lo que debe y lo que no debe hacerse al comprar una casa

he gave us a series of dos and don'ts — nos explicó lo que podíamos y lo que no podíamos hacer

• fair dos! * — (=be fair) ¡hay que ser justo!, ¡seamos justos!; (=fair shares) ¡a partes iguales!

• it's a poor do when... — es una vergüenza cuando...

- do away with

- do by

- do down

- do for

- do in

- do out

- do over

- do up

- do with

- do without

II

[dǝʊ]
N (Mus) do m
* * *

I
1. [duː], weak form [dʊ, də]
(3rd pers sing pres does; pres doing; past did; past p done) transitive verb

1) hacer*

do something! — haz algo!

are you doing anything this evening? — ¿vas a hacer algo esta noche?

to have something/nothing to do — tener* algo/no tener* nada que hacer

it was a silly thing to do — fue una estupidez

can I do anything to help? — ¿puedo ayudar en algo?

he does a lot for charity — trabaja mucho para obras de caridad

what have you done to your hair? — ¿qué te has hecho en el pelo?

I don't know what I'm going to do with you! — no sé qué voy a hacer contigo!; see also do with

2) ( carry out) \<\<job/task\>\> hacer*

to do one's homework — hacer* los deberes

to do the cooking — cocinar

let me do the talking — déjame hablar a mí

well done! — muy bien!

3) ( as job)

what do you do? — ¿usted qué hace or a qué se dedica?

what does he do for a living? — ¿en qué trabaja?

4) (achieve, bring about)

she's done it: it's a new world record — lo ha logrado: es una nueva marca mundial

it was climbing those stairs that did it — fue por subir esa escalera

now you've done it! — ahora sí que la has hecho buena! (iró)

he's late again: that does it! — vuelve a llegar tarde esto ya es la gota que colma el vaso!

to do something for somebody/something: that mustache really does something for him la verdad es que le queda muy bien el bigote; what has EC membership done for Greece? — ¿en qué ha beneficiado a Grecia ser miembro de la CE?

5)

a) (fix, arrange, repair)

I have to do my nails — me tengo que arreglar las uñas

she had her hair done — se hizo peinar

b) ( clean) \<\<dishes\>\> lavar; \<\<brass/windows\>\> limpiar

6) (make, produce)

a) \<\<meal\>\> preparar, hacer*

would you do the carrots? — ¿me preparas (or pelas etc) las zanahorias?

b) \<\<drawing/translation\>\> hacer*

he doesn't do live concerts any more — ya no da más conciertos en vivo

7) (BrE) ( offer)

they do a set meal for £12 — tienen un menú de 12 libras

8) (suffice for, suit)

two shirts will do me — con dos camisas me alcanza or tengo suficiente

9) ( travel)

he was doing 100 mph — iba a 100 millas por hora

the car has only done 4,000 miles — el coche sólo tiene 4.000 millas

10)

a) ( study) estudiar

we're doing Balzac — estamos estudiando Balzac

b) ( visit) (colloq) \<\<sights/museum\>\> visitar

we did Europe last year — el año pasado recorrimos Europa

11) ( Theat)

a) ( play role of) hacer* el papel de

b) ( take part in) \<\<play\>\> actuar* en

c) ( impersonate) imitar

12) (colloq) ( serve in prison) cumplir

he's doing eight years for armed robbery — está cumpliendo ocho años por atraco a mano armada

13) (BrE colloq)

a) (catch, prosecute) agarrar

he was done for speeding — le encajaron una multa por exceso de velocidad (fam)

b) ( cheat) estafar, timar

I've been done! — me han estafado or timado!

14) ( use) (sl)

to do drugs — drogarse*, consumir drogas

15) (colloq) ( finish) terminar

are o (esp BrE) have you done complaining? — ¿has terminado de quejarte?

2.

vi

1) (act, behave) hacer*

do as you're told! — haz lo que se te dice!

2) (get along, manage)

how are you doing? — ¿qué tal estás or andas or te va?

how do you do? — ( as greeting) mucho gusto, encantado

how do? — (colloq & dial) ¿qué tal?

how are we doing for time/cash? — ¿cómo or qué tal vamos or andamos de tiempo/dinero?

she did well/badly in her exams — le fue bien/mal en los exámenes

he's done well for himself — ha sabido abrirse camino

to do well/badly out of something — salir* bien/mal parado de algo

3) (go on, happen) (colloq) (in -ing form)

there's nothing doing in town — no pasa nada en el pueblo

nothing doing! — ni hablar!, ni lo sueñes!

4)

a) (be suitable, acceptable)

look, this won't do! — mira, esto no puede ser!

it's not ideal, but it'll do — no es lo ideal, pero sirve

I'm not going to cook, bread and cheese will do for them! — no pienso cocinar, se tendrán que conformar con pan y queso

it doesn't do to get emotional — no hay que ponerse sentimental

b)

to do for o as something: this box will do for o as a table — esta caja nos servirá de mesa

5) ( be enough) ser* suficiente, alcanzar*, bastar

one bottle will do — con una botella basta or es suficiente

one egg will do for me — un huevo es suficiente para mí

that'll do! shut up! — basta! cállate la boca!

6) ( finish) (in past p) terminar

I'm not o (BrE) I haven't done yet! — no he terminado todavía

7)

his concern to do well by his son — su preocupación por hacer todo lo posible por su hijo

do as you would be done by — trata a los demás como tú quisieras ser tratado

3.

1) Sense I

v aux [El verbo auxiliar do se usa para formar el negativo (I 1) y el interrogativo (I 2), para agregar énfasis (I 3) o para sustituir a un verbo usado anteriormente (II)]

2)

a) (used to form negative)

I do not o don't know — no sé

I did not o didn't see her — no la vi

do not touch! — no tocar

b) (with inversion after negative adv)

3)

a)

(used to form interrogative)

Ex:

does this belong to you? — ¿esto es tuyo?

did I frighten you? — ¿te asusté?

/Ex:

b)

(in exclamations)

Ex:

doesn't it make you sick! — dime si no es asqueante!

boy, do you need a bath! — Dios mío! qué falta te hace un baño!

/Ex:

4)

a)

( emphasizing)

Ex:

you do exaggerate! — cómo exageras!

you must admit, she did look ill — tienes que reconocer que tenía mala cara

do be quiet! — ¿te quieres callar?

do please help yourself — sírvete por favor

/Ex:

b)

( expressing alternatives)

Ex:

I haven't decided, but if I do accept... — todavía no lo he decidido, pero si aceptara...

/Ex:

not once did he apologize — no se disculpó ni siquiera una vez

not only does it cost more, it also... — no sólo cuesta más, sino que también...

c) ( in legal formulae)

Sense II

5)

(in elliptical uses)

Ex:

do you live here? - yes, I do/no, I don't — ¿vives aquí? - sí/no

she wanted to come, but he didn't — ella quería venir, pero él no

she found it in your drawer - oh, did she? — lo encontró en tu cajón - ¿ah, sí?

I don't need a haircut - yes, you do! — no necesito cortarme el pelo - cómo que no!

she says she understands, but she doesn't — dice que comprende, pero no es así

I play the guitar - so do I — toco la guitarra - yo también

I don't like her music - I do — no me gusta su música - a mí sí

/Ex:

6)

(in tag questions)

Ex:

you know Bob, don't you? — conoces a Bob, ¿no? or ¿verdad? or ¿no es cierto?

I told you, didn't I? — te lo dije ¿no? or ¿no es cierto?

/Ex:

I, Charles Brown, do solemnly swear that... — yo, Charles Brown, juro solemnemente que...

•

Phrasal Verbs:

- do away with

- do down

- do for

- do in

- do out

- do out of

- do over

- do up

- do with

- do without

II [duː]
noun (pl dos)

1) c (party, gathering) (colloq) fiesta f, reunión f

2) ( state of affairs) (colloq) (no pl)

fair dos — (BrE colloq)

fair dos all round — a partes iguales para todos; (as interj) seamos justos!

3)

do's and don'ts — ( rules) normas fpl

the do's and don'ts of foreign travel — qué hacer y qué evitar cuando se viaja al extranjero

III [dəʊ]
noun (pl dos) ( Mus) do m

English-spanish dictionary > do
10 some

sʌm
1. мест.;
неопред.;
как сущ.
1) кое-кто, некоторые, одни, другие This bird feeds on worms and according to some, on roots. ≈ Эта птица питается червями и, как утверждают некоторые, корнями растений. Some ran, some did not run. ≈ Одни побежали, другие нет. Syn: others
2.
2) некоторое количество He ran a mile and then some. ≈ Он пробежал одну милю и потом еще немного. ∙ and then some
2. мест.;
неопред.;
как прил.
1) какой-нибудь, какой-то, некий, некоторый It was in some newspaper. ≈ Это было в какой-то газете. - some day - some time
2) некоторый, несколько;
часто не переводится Please give me some milk. ≈ Дайте мне, пожалуйста, молока. There are some some cats in the garden. ≈ В саду несколько кошек.
3) немного, несколько I shall be away for some time. ≈ Некоторое время меня здесь не будет. - some few
4) много, немало, порядочно He'll need some health. ≈ Ему потребуется немало здоровья.
5) разг. замечательный, в полном смысле слова, стоящий часто ирон. That was some party! ≈ Вот это была вечеринка! Syn: remarkable, striking
3. мест.;
неопред.;
как нареч.
1) разг. несколько, до некоторой степени, отчасти He felt some better. ≈ Он почувствовал себя немного лучше. Syn: somewhat
2.
2) около, приблизительно The club consists of some 40 members. ≈ В клубе где-то около сорока человек. twenty-some people ≈ примерно двадцать человек Syn: about
1., nearly, approximately какой-нибудь, (хоть) какой-то - * other solution will have to be found придется (нужно) найти (какое-то) другое решение - ask * experienced person спроси (у) какого-нибудь опытного человека - give it to * lawyer передайте (поручите) это (какому-нибудь) юристу - he will have to make * sort of reply ему ведь придется хоть что-то ответить - let's do that * other time давайте сделаем это как-нибудь в другой раз - come and see me * Monday приходите ко мне как-нибудь в понедельник (в какой-нибудь из понедельников) - I shall see you * day this week мы с вами увидимся как-нибудь на этой недел - he must buy * new cpothes ему нужно купить себе из одежды - can you give me * lunch? не дадите ли вы мне что-нибудь позавтракать (пообедать) ?, не покормите ли вы меня завтраком (обедом) ? какой-то, некий - * variation некая разновидность - * man wants to speak to you с тобой хочет поговорить какой-то человек - * Mr. Smith wants to see you вас хочет видеть некий (какой-то) мистер Смит - * fool has locked the door какой-то дурак запер дверь - he went to * place in France он поехал куда-то во Францию - * one какой-нибудь один;
кто-то, кто-нибудь, кто-либо - * else кто-то другой - * else's чужой, не свой - * or other тот или иной;
кто-нибудь, кто-либо - *has to lock up the house кто-нибудь (кто-то) должен запереть дом - * one place выберите какое-нибудь одно место некоторые, одни;
другие - * people say that it is not difficult некоторые (люди) говорят, что это нетрудно - * fans paid ten dollars for their seats! есть такие болельщики, которые заплатили по десять долларов за место! - * days he earns more, * days less в какие-то дни он зарабатывает больше, в какие-то - меньше некоторое количество, немного - I would like * milk я бы выпил (немного) молока - have * more tea выпейте еще чаю - when I have * free time когда у меня бывает свободное время - he has * money to spare у него есть лишние деньги( немного свободных денег) - have * pity! сжальтесь!, пожалейте (меня) ! несколько - it happened * years ago это случилось несколько лет тому назад - I saw * people walking in the garden as I passed когда я проходил (мимо), я видел нескольких людей, гуляющих в саду - * miles more to go еще несколько миль ходьбы немало, порядочно - it takes * time на это нужно время - it needs * pluck to do that это требует известного (немалого) мужества - they discussed it at * length они обсуждали это довольно долго - the station is * distance off станция находится на некотором расстоянии отсюда - he had * trouble in arranging it он устроил это с немалым трудом;
ему не так просто было устроить это (американизм) (сленг) отличный, что надо, хоть куда - it is * cake! вот это торт! - * heat! ну и жара, нечего сказать! - that's * rain! ну и дождь( хлещет) ! - three hundred biles an hour! * speed! триста маль в час! вот это скорость! в сочетаниях (см. примеры) - *... or other тот или иной - in * book or other в одной из книг, в какой-то книге - we must settle this question * way or other нам нужно как-то (каким-то образом) решить (удалить) этот вопрос - * idiot or other was shouting all the night какой-то болван (идиот) орал всю ночь приблизительно, около, примерно - * hundred people около ста человек - we were * sixty in all нас было всего( примерно) шестьдесят - it costs * twenty pounds это стоит около двадцати фунтов( разговорное) несколько, немного - he felt * better ему стало несколько лучше;
он стал чувствовать себя немного лучше - * few немного, незначительное количество - I waited * few minutes я подождал всего несколько минут( американизм) (эмоционально-усилительно) очень, значительно - he was annoyed * он порядком рассердился - we were beaten * нас разделали под орех, нам поддали как следует - it amused me * это меня порядком позабавило - it was a fast train and it went * это был скорый поезд, и он шел на всех парах (преимущественно) (шотландское) слегка;
чуть-чуть кое-кто, некоторые, одни;
другие - * think that it is easy некоторые считают, что это легко - * agree with us, and * disagree некоторые (одни) с нами согласны, некоторые ( другие) нет - * of the boys come very early некоторые мальчики приходят (часть мальчиков приходит) очень рано кое-что, некоторые, одни;
другие - I agree with * of what you say кое с чем из того, что вы говорите, я согласен - * are gold, * silver некоторые (одни) (вещи) из золота, некоторые (другие) из серебра, кое-что из золота, а кое-что из серебра - * of these days на днях, скоро некоторое количество, немного - * of the paper is damaged часть бумаги испорчена - he will be in town all August and * of September он пробудет в городе весь август и часть сентября - this is good, will you have *? это вкусно, хотите (попробовать) немного? несколько, немного - I want * of these strawberries дайте мне (немного) этой клубники -... and (then) *... и еще сверх того - he wants the lot and then * ему нужно все без остатка и еще сверх того - he's up to all the tricks and then * он знает все эти фокусы and (then) ~ разг. и еще много в придачу;
вдобавок;
some of these days вскоре, на днях, в ближайшие дни ~ (как нареч.) разг. несколько, до некоторой степени, отчасти;
some colder немного холодней;
he seemed annoyed some он казался немного раздосадованным ~ некоторый, несколько;
часто не переводится;
I have some money to spare у меня есть лишние деньги ~ (как прил.) некий, некоторый, какой-то, какой-нибудь;
I saw it in some book (or other) я видел это в какой-то книге I saw ~ people in the distance я увидел людей вдали;
I would like some strawberries мне хотелось бы клубники I saw ~ people in the distance я увидел людей вдали;
I would like some strawberries мне хотелось бы клубники this is ~ picture! вот это действительно картина!;
she's some girl! вот это девушка! some разг. замечательный, в полном смысле слова, стоящий (часто ирон.) ;
some battle крупное сражение;
some scholar! ну и ученый! ~ prop indef. (как сущ.) кое-кто, некоторые, одни, другие;
some came early некоторые пришли рано ~ (как прил.) некий, некоторый, какой-то, какой-нибудь;
I saw it in some book (or other) я видел это в какой-то книге ~ prop indef. некоторое количество;
some of these books are quite useful некоторые из этих книг очень полезны ~ некоторый, несколько;
часто не переводится;
I have some money to spare у меня есть лишние деньги ~ немало, порядочно;
you'll need some courage вам потребуется немало мужества ~ (как нареч.) разг. несколько, до некоторой степени, отчасти;
some colder немного холодней;
he seemed annoyed some он казался немного раздосадованным ~ несколько, немного;
some few несколько;
some miles more to go осталось пройти еще несколько миль;
some years ago несколько лет тому назад ~ около, приблизительно;
there were some 20 persons present присутствовало около 20 человек ~ около ~ приблизительно some разг. замечательный, в полном смысле слова, стоящий (часто ирон.) ;
some battle крупное сражение;
some scholar! ну и ученый! ~ prop indef. (как сущ.) кое-кто, некоторые, одни, другие;
some came early некоторые пришли рано ~ (как нареч.) разг. несколько, до некоторой степени, отчасти;
some colder немного холодней;
he seemed annoyed some он казался немного раздосадованным ~ несколько, немного;
some few несколько;
some miles more to go осталось пройти еще несколько миль;
some years ago несколько лет тому назад ~ prop indef. некоторое количество;
some of these books are quite useful некоторые из этих книг очень полезны and (then) ~ разг. и еще много в придачу;
вдобавок;
some of these days вскоре, на днях, в ближайшие дни ~ day, ~ time (or other) когданибудь;
some one какой-нибудь (один) ;
some people некоторые люди ~ day, ~ time (or other) когданибудь;
some one какой-нибудь (один) ;
some people некоторые люди ~ place где-нибудь;
some way out какой-нибудь выход some разг. замечательный, в полном смысле слова, стоящий (часто ирон.) ;
some battle крупное сражение;
some scholar! ну и ученый! ~ day, ~ time (or other) когданибудь;
some one какой-нибудь (один) ;
some people некоторые люди time: some ~ = sometime some ~ в течение некоторого времени some ~ некоторое время ~ place где-нибудь;
some way out какой-нибудь выход ~ несколько, немного;
some few несколько;
some miles more to go осталось пройти еще несколько миль;
some years ago несколько лет тому назад ~ около, приблизительно;
there were some 20 persons present присутствовало около 20 человек this is ~ picture! вот это действительно картина!;
she's some girl! вот это девушка! ~ немало, порядочно;
you'll need some courage вам потребуется немало мужества

Большой англо-русский и русско-английский словарь > some
11 quedar

v.

1 to be left, to remain.

¿queda azúcar? is there any sugar left?

nos quedan 100 pesos we have 100 pesos left

¿cuánto queda para León? how much farther is it to León?

quedan dos vueltas para que termine la carrera there are two laps to go until the end of the race

quedar por hacer to remain to be done

queda por fregar el suelo the floor has still to be cleaned

Algo queda Something is left, something remains.

Queda un solo carro There is only one car.

Eso queda lejos This is far away.

2 to remain, to stay.

el viaje quedó en proyecto the trip never got beyond the planning stage

¡esto no puede o no va a quedar así! I'm not going to let it rest at this!

3 to look.

te queda un poco corto el traje your suit is a bit too short

quedar bien/mal a alguien to look good/bad on somebody

quedar bien/mal con algo to go well/badly with something

4 to be (informal) (estar situado).

queda por las afueras it's somewhere on the outskirts

¿por dónde queda? whereabouts is it?

5 to keep on, to keep.

Ella quedó trabajando She kept on working.

6 to fit.

Esta camisa me queda (bien) This shirts fits (well).

Queda bien It fits well.

7 to be left with, to have left, to have.

Me quedó un dolar solamente I was left with one dollar only.

8 to get, to become.

Ella quedó alegre She got happy, she became happy.

El caso quedó muy claro The case became very clear.

9 to leave.

Se me quedó mi sombrero I left my hat.

10 to act, to perform, to come across, to do one's part.

Quedé muy bien en la reunión I acted [did my part] very well at the meeting.

11 to be still pending to.

Queda pintar It is still pending to paint.

12 to be left to be done.

13 to be for.

Me queda muy difícil It is very difficult for me.

14 to make an appointment.

* * *

quedar

► verbo intransitivo

1 (permanecer) to remain, stay

■ quedó quieto he remained still

■ la carta quedó abierta the letter was left open

2 figurado (terminar) to end

■ la discusión quedó aquí the discussion ended here

3 (cita) to arrange to meet

■ quedamos en el aeropuerto a las diez we arranged to meet at the airport at ten o'clock

4 (resultado de algo) to be

■ al morir sus padres quedó solo en la vida when his parents died he was left all alone in the world

■ quedó ciego por culpa del accidente he went blind as a result of the accident

■ te ha quedado muy bien la tarta your cake has turned out really well

5 (favorecer) to look, fit

■ el abrigo me queda grande the coat is too big for me

■ esta falda no me queda bien this skirt doesn't fit me

■ allí quedaría bien un cuadro a picture would look nice there

■ ¿qué tal me queda? does it suit me?, how does it look on me?

6 (estar situado) to be

■ ¿por dónde queda? whereabouts is it?

■ eso queda por detrás del cine that's somewhere behind the cinema

7 (restar) to be left, remain

■ quedan tres bombones there are three chocolates left

■ después del incendio sólo quedan las cenizas after the fire only ashes remain

8 (faltar) to be, be still

■ queda mucho que hacer there's a lot to be done

■ quedan cuatro kilómetros para llegar there are still four kilometres to go

9 quedar en (convenir) to agree to

■ quedamos en volver más tarde we agreed to come back later

■ quedamos en que la película no era buena we agreed that it wasn't a good film

10 quedar por + inf not to have been + past participle

■ la cama quedó por hacer the bed had not been made, the bed was left unmade

■ quedan esos platos por lavar there are still those dishes to be washed up

■ queda por ver si llegarán a algún acuerdo it remains to be seen whether they will come to some agreement

11 quedar + gerundio to be, remain

■ cuando me fui el niño quedaba durmiendo when I left the child was sleeping

► verbo pronominal quedarse

1 (permanecer) to remain, stay, be

■ se quedaron una semana they stayed for a week

■ Juan se ha quedado en casa Juan stayed at home

2 (resultado de algo) to be, remain

■ se quedó sin trabajo she lost her job

■ nos quedamos sin dinero we ran out of money

■ quedó entusiasmado he was delighted

3 eufemístico (morirse) to die

4 (mar, viento) to become calm; (viento) to drop

5 quedarse con (retener algo) to keep

■ quédese con el cambio keep the change

\

FRASEOLOGÍA

ahí quedó la cosa that's the way it was left

¿en qué quedamos? so what's it to be?

no quedar títere con cabeza familiar to leave nothing intact

'Queda de usted atentamente...' (en cartas) "Yours faithfully..."

quedar a deber algo to owe something

quedar alguien bien/mal to make a good/bad impression

quedar como un señor/una señora familiar to create a very good impression

quedarse atrás figurado to be left behind

quedarse con alguien familiar to make a fool of somebody, have somebody on

quedarse con la boca abierta figurado to be dumbfounded, be stunned

quedarse con las ganas de algo figurado to go without something

quedarse en blanco to go blank

quedarse sin algo to run out of something

quedarse sin blanca familiar to be broke

quedarse tan tranquilo,-a familiar not to bat an eyelid

quedar en nada to come to nothing

* * *

verb

1) to remain

2) fit, suit

3) be left

4) suit

•

- quedar en
- quedarse
* * *
Para expresiones como quedarse tan ancho, quedarse con las ganas, quedársele grabado algn, quedarse helado, quedarse parado, ver la otra entrada.
1. VERBO INTRANSITIVO

1) [indicando lugar] to be

eso queda muy lejos — that's a long way away

queda un poco más al oeste — it is a little further west

queda a 6 km de aquí — it's 6 km from here

queda hacia la derecha — it's over to the right

¿por dónde queda Correos? — where's the post office?

queda por aquí — it's around here somewhere

esa cuestión queda fuera de nuestra responsabilidad — that matter lies outside our responsibility

2) [indicando posición]

quedó el penúltimo — he was second last

• quedar [atrás], no quieren quedar atrás en la carrera espacial — they don't want to be left behind {o} fall behind in the space race

la crisis ha quedado atrás — the crisis is behind us

3) [indicando resultado]

a) [con adjetivos, adverbios, locuciones preposicionales, participios]

el autocar quedó destrozado — the coach was wrecked

te ha quedado muy bonita la cocina — you've made a great job of the kitchen

quedó paralítico tras el accidente — the accident left him paralysed

la cara le ha quedado desfigurada — her face has been disfigured

al final quedamos como amigos — we were still friends afterwards

aún no han quedado definidos los criterios — the criteria still haven't been established

la junta ha quedado constituida — the board has been elected

• quedar [ciego] — to go blind

• quedar [huérfano] — to be orphaned

quedó huérfano de padre a los seis años — he lost his father when he was six years old

• quedar [viuda]/[viudo] — to be widowed, lose one's husband/wife

- ahí quedó la cosa

b)

• quedar [en] algo, ¿en qué quedó la conversación? — how did the conversation end?

todas sus promesas quedaron en nada — all her promises came to nothing

al final todo quedó en un susto — it gave us a scare but it turned out all right in the end

c)

• quedar [sin], miles de personas han quedado sin hogar — thousands of people have been left homeless

el proyecto quedó sin realizar — the project was never carried out

la reconstrucción del puente ha quedado sin hacer por falta de presupuesto — the rebuilding of the bridge has been abandoned because of a shortage of funds

4) [en el trato, al hablar]

ha quedado como un canalla — he has shown himself to be a rotter

• quedar [bien], regalando flores siempre queda uno bien — taking flowers always makes a good impression

solo lo ha hecho por quedar bien — he only did it to make himself look good

quedar bien con algn — to make a good impression on sb

• quedar [mal], nos hiciste quedar mal haciendo esas preguntas — you made us look bad by asking those questions

no quiero quedar mal con ellos — I don't want to get on the wrong side of them

por no quedar mal — so as not to cause any offence

• quedar [por] algo — to be left looking like sth

quedé por idiota — I was left looking like an idiot

aunque fue idea de todos, yo quedé por el culpable — although everyone was to blame, it ended up looking as if it was my fault

• quedar en [ridículo], ha quedado en ridículo — he ended up looking a fool

quería que su marido quedara en ridículo — she wanted to make her husband look a fool, she wanted to show her husband up

5) (=permanecer) to stay

quedaron allí una semana — they stayed there a week

quedo a la espera de sus noticias — [en carta] I look forward to hearing from you

6) (=haber todavía) to be left

no queda ninguno — there are none left

¿queda algo de la cena? — is there any dinner left?

no quedan más que escombros — there is nothing left but rubble

no quedaba nadie en el autobús — there was nobody left on the bus

de la ciudad solo queda el castillo — all that remains {o} is left of the city is the castle

no quedó ni un solo edificio en pie — not a single building was left standing

se me cayó un poco de vino, pero no ha quedado ninguna mancha — I spilt some wine, but it didn't leave a stain

si a 8 le quito 2, quedan 6 — if I take 2 from 8, I'm left with {o} it leaves 6

• quedarle [a algn], ¿le quedan entradas para esta noche? — do you have any tickets left for tonight?

me quedan cinco euros — I've got five euros left

no nos queda mucho dinero — we don't have much money left

• quedar [a deber] algo — to owe sth

no tenía suficiente y tuve que quedarle a deber — I didn't have enough money on me, so I had to owe him

me quedó a deber 25 euros — he was left owing me 25 euros

• quedan pocos días [para] la fiesta — the party is only a few days away

nos quedan 12 km para llegar a Badalona — we've still got 12 km to go to Badalona

• quedar [por] hacer, nos queda por pagar la luz — we still have to pay the electricity bill

queda por limpiar la cocina — the kitchen still needs cleaning

eso queda todavía por estudiar — that remains to be studied

• no me queda más [remedio] — I have no alternative (left)

que no quede —

por mí que no quede, yo he ayudado en lo que he podido — it won't be for want of trying on my part, I helped as much as I could

por probar que no quede — there's no harm in trying

tú por ser amable que no quede — nobody could accuse you of not being nice

7) (Educ) [asignatura]

me han quedado las matemáticas — I failed mathematics

8) [ropa] (=ser la talla) to fit; (=sentar) to suit

¿qué tal (de grande) te queda el vestido? — does the dress fit you?

me queda pequeño — it's too small for me

no te queda bien ese vestido — that dress doesn't suit you

te queda bien — it suits you

no queda bien así/aquí — it doesn't look right like that/here

9)

• quedar [en] (=acordar) —

¿quedamos en eso, entonces? — we'll do that, then, all right?

quedar en {o} LAm de hacer algo — to agree to do sth

quedaron en esperar unos días antes de tomar una decisión definitiva — they agreed to wait a few days before taking a final decision

quedamos en vernos mañana — we arranged to meet tomorrow

• quedar en [que] — to agree that

quedamos en que cada uno traería una botella — we agreed that everyone would bring a bottle

¿en qué quedamos? ¿lo compras o no? — so what's it to be then? are you going to buy it or not?

10) (=citarse) to arrange to meet

hemos quedado en la puerta del cine — we've arranged to meet outside the cinema

habíamos quedado, pero no se presentó — we had arranged to meet, but he didn't turn up

¿quedamos a las cuatro? — shall we meet at four?

¿cómo quedamos? — where shall we meet and what time?

• quedar [con] algn — to arrange to meet sb

¿quedamos con ella en la parada? — shall we meet her at the bus stop?

2.

See:

quedarse

* * *
1.
verbo intransitivo

Sentido I

1) (en un estado, una situación)

quedar viudo/viuda — to be widowed

quedar huérfano — to be orphaned

quedó paralítico — he was left paralyzed

quedar sin hogar/en la miseria — to be left homeless/destitute

el coche quedó como nuevo — the car is as good as new (now)

ha quedado precioso pintado de blanco — it looks beautiful painted white

todo quedó solucionado — everything was sorted out

ha quedado acordado que... — it has been agreed that...

y que esto quede bien claro — and I want to make this quite clear

¿dónde quedamos la clase pasada? — where did we get (up) to in the last class?

¿quién quedó en primer/último lugar? — who was o came first/last?; (+ me/te/le etc)

me quedó muy claro que... — it was quite clear to me that...

el postre le quedó riquísimo — that dessert (he made) was delicious

2) ( en la opinión de los demás)

para no quedar mal — so as not to lose face

si no vamos, quedamos mal — it'll look bad if we don't go

si no voy quedaré mal con ellos — it won't go down very well if I don't turn up

lo hice para quedar bien con el jefe — I did it to get in the boss's good books

quedé muy bien con el regalo — I made a very good impression with my present

me hiciste quedar muy mal diciendo eso — you really showed me up saying that

nos hizo quedar mal a todos — he embarrassed us all

quedó en ridículo — ( por culpa propia) he made a fool of himself; ( por culpa ajena) he was made to look a fool

quedé como una ignorante — I made a fool of myself

3) ( permanecer)

¿queda alguien adentro? — is there anyone left inside?

le quedó la cicatriz — she was left with a scar

quedó sin solución — it remained unsolved

esto no puede quedar así — we can't leave things like this

quedamos a la espera de su confirmación — (frml) we await your confirmation (frml)

quedo a sus gratas órdenes — (frml) (Corresp) Sincerely yours (AmE), Yours faithfully (BrE)

quedar EN algo: todo quedó en suspenso everything was left in the air; nuestros planes quedaron en nada our plans came to nothing; quedar atrás — persona to fall behind; rencillas/problemas to be in the past

4) (+ me/te/le etc)

a) tamaño/talla

me queda grande/largo/apretado — it's too big/long/tight for me

la talla 12 le queda bien — the size 12 fits (you/him) fine

b) ( sentar)

el azul/ese peinado te queda muy bien — blue/that hairdo really suits you

Sentido II

5)

a) (acordar, convenir)

quedar EN algo: ¿en qué quedaron? what did you decide?; ¿entonces en qué quedamos? so, what's happening, then?; quedamos en que yo iría we agreed o arranged that I would go; quedar EN or (AmL) DE + INF: quedaron en no decirle nada they agreed o decided not to tell him anything; quedó en venir a las nueve — she said she would come at nine

b) ( citarse)

¿a qué hora/dónde quedamos? — what time/where shall we meet?

quedé con unos amigos para cenar — I arranged to meet some friends for dinner

Sentido III

6) ( estar situado) to be

queda justo enfrente de la estación — it's right opposite the station; (+ me/te/le etc)

me queda muy lejos/cerca — it's very far/near from where I live (o work etc)

Sentido IV

7) (en 3^a pers)

a) ( haber todavía)

¿queda café? — is there any coffee left?

no quedan entradas — there are no tickets left

sólo quedan las ruinas — only the ruins remain; (+ me/te/le etc)

¿te queda algo de dinero? — do you have any money left?

¿te queda alguna duda? — is there anything you still don't understand?

no nos queda más remedio que ir — we have no choice but to go

ya no me quedan fuerzas — I've no more strength left

b) ( sobrar) comida/vino to be left (over)

8) ( faltar)

queda poco para que acabe la clase — it's not long till the end of the class

¿cuántos kilómetros quedan? — how many kilometers are there to go?; (+ me/te/le etc)

todavía le quedan dos años — he still has two years to go o do

me queda poco para terminar — I've almost finished

quedar POR + INF: queda mucho por ver/visitar there is still a lot to see/visit; aún quedan estudiantes por pagar there are still some students who haven't paid; (+ me/te/le etc) aún me queda todo esto por hacer I still have all this to do; no me/le queda otra (AmL fam) I have/he has no choice; por... que no quede (Esp fam): venga, por intentarlo que no quede come on, let's at least give it a try; hazlo, por mí que no quede — go ahead, don't let me stop you
2.
1) quedarse v pron

Sentido I

2)

a) ( en un lugar) to stay

quedarse en casa/en la cama — to stay at home/in bed

se quedaron en París/en un hotel — they stayed in Paris/in a hotel

b) (en un estado, una situación) (+ compl)

te estás quedando calvo — you're going bald

quédate tranquilo, yo me ocuparé del asunto — relax, I'll take care of it

quedarse dormido — to fall asleep

¿te quedaste con hambre? — are you still hungry?

me quedé sin postre — I didn't get any dessert

quedarse sin trabajo — to lose one's job

quedarse soltera — to stay single

no me gusta quedarme sola en casa — I don't like being alone in the house

no te quedes ahí parado — don't just stand there!

nos quedamos charlando toda la noche — we spent the whole night chatting

se me quedó mirando — he sat/stood there staring at me, he just stared at me

de repente el motor se quedó — (AmL) the engine suddenly died on me

3) (+ me/te/le etc)

a) (fam) ( memorizar)

no se me quedan los nombres — I don't retain names

no se me queda nada — I don't retain a thing

b) (Andes) ( olvidarse)

se me quedó el paraguas — I left my umbrella behind

c) (Esp) ( llegar a ser)

la casa se les está quedando pequeña — the house is getting (to be) too small for them

Sentido II

4)

quedarse CON algo: se quedó con mi libro she kept my book; entre él y su mujer no sé con cuál me quedo there's not much to choose between him and his wife; me quedo con éste I'll take this one; quedarse con alguien — (Esp fam) ( engañarlo) to take somebody for a ride (colloq)

* * *

= remain.

Ex. Needless to say, any errors which remain are entirely our responsibility.

----

* aunque la mona se vista de seda, mona se queda = You can't make a silk purse out of a sow's ear, You can take the boy out of the country, but you can't take the country out of the boy.

* el que lo encuentre se lo queda = finders keepers.

* estar quedándose sin = run + low (on).

* hacer que Uno se quede dormido = put + Nombre + to sleep.

* hacer una marca para indicar el lugar donde uno se ha quedado leyen = mark + Posesivo + place.

* mecer a Alguien hasta que quede dormido = rock + Nombre + to sleep.

* mente + quedarse en blanco = mind + go blank.

* mientras queden = while stocks last.

* Nombre de Lugar + quedarse chico = outgrow + Nombre de Lugar.

* no quedarse ahí = there + be + more to it than that.

* para que quede más claro = for main effects.

* quedar Algo a Alguien = be left with.

* quedar anulado con el paso del tiempo = be overtaken by events.

* quedar atrapado = get + caught.

* quedar constatado = go on + record.

* quedar deshecho = go to + pieces.

* quedar destrozado = go to + pieces.

* quedar en segundo plano = come in + a poor second.

* quedar en suspenso = go into + abeyance.

* quedar exempto de = discharge from.

* quedar + Expresión Temporal = be + Expresión Temporal + off.

* quedar igual = remain + the same.

* quedar impactado = be impressed.

* quedar impresionado = be impressed.

* quedar impune = go + scot-free, go + scot-free, get away + scot-free.

* quedar inpune = go + unpunished.

* quedar libre = become + vacant.

* quedar mal = lose + face.

* quedar muchísimo por hacer = a great deal more needs to be done.

* quedar mucho más por hacer = much more needs to be done.

* quedar mucho (para) = have + a long way to go (before), there + be + a long way to go (before).

* quedar mucho por conocer = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* quedar mucho por hacer = more needs to be done, have + a long way to go.

* quedar mucho por saber = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* quedar patas arriba = flip-flop.

* quedar pendiente = remain, remain + to be done.

* quedar peor = be a little worse prepared, be a little worse off.

* quedar poco (para) = have + a short way to go (before).

* quedar por hacer = remain + to be done.

* quedar por + Infinitivo = remain + to be + Participio.

* quedar por ver = be an open question, remain + to be seen.

* quedar registrado = go on + record.

* quedarse = stay, stay behind, board.

* quedarse abandonado en una isla desierta = be stranded on a desert island.

* quedarse a dormir en la casa de un amigo = sleepover.

* quedarse afónico = lose + Posesivo + voice.

* quedarse al margen = stand by.

* quedarse a medias = fall (between/through) + the cracks.

* quedarse anodadado = be speechless, be gobsmacked.

* quedarse anticuado = date.

* quedarse arriba = sit on + top.

* quedarse atascado = get + stuck.

* quedarse atónito = be astonished, be bowled over, stun into + speechlessness.

* quedarse atrancado = get + stuck.

* quedarse atrás = fall behind, hang back, trail, trail behind, be behind.

* quedarse boquiabierto = give + a gasp of, eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* quedarse completamente atónito = You could have pushed + Nombre + over with a feather.

* quedarse con = pocket, cream off.

* quedarse con el culo al aire = come + unstuck.

* quedarse congelado = be frozen stiff.

* quedarse corto = stop + short of, fall + short, fall + short of.

* quedarse dentro de casa = stay + indoors.

* quedarse de piedra = You could have pushed + Nombre + over with a feather.

* quedarse dormido = fall + asleep, doze off, nod off, drop off to + sleep, go to + sleep.

* quedarse dormido al volante = fall + asleep at the wheel.

* quedarse embarazada = become + pregnant, be up the spout, have + a bun in the oven.

* quedarse en = stick at.

* quedarse en blanco = go + blank, mind + go blank.

* quedarse encallado = be stranded.

* quedarse en casa = stay + indoors.

* quedarse en el camino = fall by + the wayside.

* quedarse en el mismo sitio = stay + put.

* quedarse en el sitio = die + there and then.

* quedarse en estado = become + pregnant.

* quedarse en la cama hasta tarde = have + a lie-in.

* quedarse en la estacada = be left out on a limb.

* quedarse en la ignorancia = leave + Nombre + in the dark.

* quedarse en silencio = fall + silent, lapse into + silence.

* quedarse en tablas = split down the middle.

* quedarse estancado = stagnate.

* quedarse estupefacto = stun into + speechlessness, eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, be speechless, be gobsmacked, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* quedar segundo = come off + second-best.

* quedarse hecho polvo = be gutted, feel + gutted.

* quedarse helado = be frozen stiff.

* quedarse huérfano = orphan.

* quedarse igual = be none the wiser.

* quedarse impresionado = be bowled over.

* quedarse inamovible = stay in + place.

* quedarse inmóvil = stay + still.

* quedarse levantado = stay up.

* quedarse mudo = be speechless, be gobsmacked.

* quedarse obsoleto = be overtaken by events, outgrow.

* quedarse parado = stand + still, stand by.

* quedarse pasmado = stun.

* quedarse patidifuso = eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* quedarse patitieso = freeze to + death.

* quedarse pequeño = overflow.

* quedarse prendado = smite.

* quedarse prendado de = take + a fancy to, take + a shine to.

* quedarse prendado por = take + a liking to.

* quedarse preñada = become + pregnant, have + a bun in the oven.

* quedarse quieto = stand + still, stand by.

* quedarse ronco = lose + Posesivo + voice.

* quedarse sin = run + short (of), miss out on, run out of, run out.

* quedarse sin aliento = run out of + breath.

* quedarse sin conocimiento = lose + Posesivo + consciousness, pass out.

* quedarse sin fuelle = run out of + steam.

* quedarse sin fuerza = lose + steam.

* quedarse sin gas = lose + steam.

* quedarse sin habla = stun into + speechlessness, be speechless, be gobsmacked.

* quedarse sin negocio = go out of + business.

* quedarse sin palabras = stun into + speechlessness, be at a loss for words, be lost for words.

* quedarse sin sentido = lose + Posesivo + consciousness, pass out.

* quedarse sin suerte = run out of + luck, luck + run out.

* quedarse sin voz = lose + Posesivo + voice.

* quedarse sorprendido por = be amazed by, be amazed at.

* quedarse tan fresco = not bat an eyelash, not bat an eyelid.

* quedarse tieso = be frozen stiff.

* quedarse tieso de frío = be frozen stiff.

* quedarse tirado = be stranded.

* quedarse varado = get + stuck, be stranded.

* quedarse viudo = widow.

* quedar sin castigo = go + unpunished.

* quedar un poco = be some way off.

* quedar un poco perjudicado = be a little worse prepared, be a little worse off.

* quedar vacante = become + vacant.

* quedar vacío = empty.

* que no queda bien = ill-fitting.

* que queda = surviving.

* que queda mal = ill-fitting.

* que quede entre nosotros = between you and me, between ourselves.

* según quedó indicado en = as was pointed out in.

* siempre queda una esperanza = where there's life there's hope.

* si queda tiempo = time permitting.

* todo queda en casa = all in the family.

* * *
1.
verbo intransitivo

Sentido I

1) (en un estado, una situación)

quedar viudo/viuda — to be widowed

quedar huérfano — to be orphaned

quedó paralítico — he was left paralyzed

quedar sin hogar/en la miseria — to be left homeless/destitute

el coche quedó como nuevo — the car is as good as new (now)

ha quedado precioso pintado de blanco — it looks beautiful painted white

todo quedó solucionado — everything was sorted out

ha quedado acordado que... — it has been agreed that...

y que esto quede bien claro — and I want to make this quite clear

¿dónde quedamos la clase pasada? — where did we get (up) to in the last class?

¿quién quedó en primer/último lugar? — who was o came first/last?; (+ me/te/le etc)

me quedó muy claro que... — it was quite clear to me that...

el postre le quedó riquísimo — that dessert (he made) was delicious

2) ( en la opinión de los demás)

para no quedar mal — so as not to lose face

si no vamos, quedamos mal — it'll look bad if we don't go

si no voy quedaré mal con ellos — it won't go down very well if I don't turn up

lo hice para quedar bien con el jefe — I did it to get in the boss's good books

quedé muy bien con el regalo — I made a very good impression with my present

me hiciste quedar muy mal diciendo eso — you really showed me up saying that

nos hizo quedar mal a todos — he embarrassed us all

quedó en ridículo — ( por culpa propia) he made a fool of himself; ( por culpa ajena) he was made to look a fool

quedé como una ignorante — I made a fool of myself

3) ( permanecer)

¿queda alguien adentro? — is there anyone left inside?

le quedó la cicatriz — she was left with a scar

quedó sin solución — it remained unsolved

esto no puede quedar así — we can't leave things like this

quedamos a la espera de su confirmación — (frml) we await your confirmation (frml)

quedo a sus gratas órdenes — (frml) (Corresp) Sincerely yours (AmE), Yours faithfully (BrE)

quedar EN algo: todo quedó en suspenso everything was left in the air; nuestros planes quedaron en nada our plans came to nothing; quedar atrás — persona to fall behind; rencillas/problemas to be in the past

4) (+ me/te/le etc)

a) tamaño/talla

me queda grande/largo/apretado — it's too big/long/tight for me

la talla 12 le queda bien — the size 12 fits (you/him) fine

b) ( sentar)

el azul/ese peinado te queda muy bien — blue/that hairdo really suits you

Sentido II

5)

a) (acordar, convenir)

quedar EN algo: ¿en qué quedaron? what did you decide?; ¿entonces en qué quedamos? so, what's happening, then?; quedamos en que yo iría we agreed o arranged that I would go; quedar EN or (AmL) DE + INF: quedaron en no decirle nada they agreed o decided not to tell him anything; quedó en venir a las nueve — she said she would come at nine

b) ( citarse)

¿a qué hora/dónde quedamos? — what time/where shall we meet?

quedé con unos amigos para cenar — I arranged to meet some friends for dinner

Sentido III

6) ( estar situado) to be

queda justo enfrente de la estación — it's right opposite the station; (+ me/te/le etc)

me queda muy lejos/cerca — it's very far/near from where I live (o work etc)

Sentido IV

7) (en 3^a pers)

a) ( haber todavía)

¿queda café? — is there any coffee left?

no quedan entradas — there are no tickets left

sólo quedan las ruinas — only the ruins remain; (+ me/te/le etc)

¿te queda algo de dinero? — do you have any money left?

¿te queda alguna duda? — is there anything you still don't understand?

no nos queda más remedio que ir — we have no choice but to go

ya no me quedan fuerzas — I've no more strength left

b) ( sobrar) comida/vino to be left (over)

8) ( faltar)

queda poco para que acabe la clase — it's not long till the end of the class

¿cuántos kilómetros quedan? — how many kilometers are there to go?; (+ me/te/le etc)

todavía le quedan dos años — he still has two years to go o do

me queda poco para terminar — I've almost finished

quedar POR + INF: queda mucho por ver/visitar there is still a lot to see/visit; aún quedan estudiantes por pagar there are still some students who haven't paid; (+ me/te/le etc) aún me queda todo esto por hacer I still have all this to do; no me/le queda otra (AmL fam) I have/he has no choice; por... que no quede (Esp fam): venga, por intentarlo que no quede come on, let's at least give it a try; hazlo, por mí que no quede — go ahead, don't let me stop you
2.
1) quedarse v pron

Sentido I

2)

a) ( en un lugar) to stay

quedarse en casa/en la cama — to stay at home/in bed

se quedaron en París/en un hotel — they stayed in Paris/in a hotel

b) (en un estado, una situación) (+ compl)

te estás quedando calvo — you're going bald

quédate tranquilo, yo me ocuparé del asunto — relax, I'll take care of it

quedarse dormido — to fall asleep

¿te quedaste con hambre? — are you still hungry?

me quedé sin postre — I didn't get any dessert

quedarse sin trabajo — to lose one's job

quedarse soltera — to stay single

no me gusta quedarme sola en casa — I don't like being alone in the house

no te quedes ahí parado — don't just stand there!

nos quedamos charlando toda la noche — we spent the whole night chatting

se me quedó mirando — he sat/stood there staring at me, he just stared at me

de repente el motor se quedó — (AmL) the engine suddenly died on me

3) (+ me/te/le etc)

a) (fam) ( memorizar)

no se me quedan los nombres — I don't retain names

no se me queda nada — I don't retain a thing

b) (Andes) ( olvidarse)

se me quedó el paraguas — I left my umbrella behind

c) (Esp) ( llegar a ser)

la casa se les está quedando pequeña — the house is getting (to be) too small for them

Sentido II

4)

quedarse CON algo: se quedó con mi libro she kept my book; entre él y su mujer no sé con cuál me quedo there's not much to choose between him and his wife; me quedo con éste I'll take this one; quedarse con alguien — (Esp fam) ( engañarlo) to take somebody for a ride (colloq)

* * *

= remain.

Ex: Needless to say, any errors which remain are entirely our responsibility.

* aunque la mona se vista de seda, mona se queda = You can't make a silk purse out of a sow's ear, You can take the boy out of the country, but you can't take the country out of the boy.

* el que lo encuentre se lo queda = finders keepers.

* estar quedándose sin = run + low (on).

* hacer que Uno se quede dormido = put + Nombre + to sleep.

* hacer una marca para indicar el lugar donde uno se ha quedado leyen = mark + Posesivo + place.

* mecer a Alguien hasta que quede dormido = rock + Nombre + to sleep.

* mente + quedarse en blanco = mind + go blank.

* mientras queden = while stocks last.

* Nombre de Lugar + quedarse chico = outgrow + Nombre de Lugar.

* no quedarse ahí = there + be + more to it than that.

* para que quede más claro = for main effects.

* quedar Algo a Alguien = be left with.

* quedar anulado con el paso del tiempo = be overtaken by events.

* quedar atrapado = get + caught.

* quedar constatado = go on + record.

* quedar deshecho = go to + pieces.

* quedar destrozado = go to + pieces.

* quedar en segundo plano = come in + a poor second.

* quedar en suspenso = go into + abeyance.

* quedar exempto de = discharge from.

* quedar + Expresión Temporal = be + Expresión Temporal + off.

* quedar igual = remain + the same.

* quedar impactado = be impressed.

* quedar impresionado = be impressed.

* quedar impune = go + scot-free, go + scot-free, get away + scot-free.

* quedar inpune = go + unpunished.

* quedar libre = become + vacant.

* quedar mal = lose + face.

* quedar muchísimo por hacer = a great deal more needs to be done.

* quedar mucho más por hacer = much more needs to be done.

* quedar mucho (para) = have + a long way to go (before), there + be + a long way to go (before).

* quedar mucho por conocer = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* quedar mucho por hacer = more needs to be done, have + a long way to go.

* quedar mucho por saber = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* quedar patas arriba = flip-flop.

* quedar pendiente = remain, remain + to be done.

* quedar peor = be a little worse prepared, be a little worse off.

* quedar poco (para) = have + a short way to go (before).

* quedar por hacer = remain + to be done.

* quedar por + Infinitivo = remain + to be + Participio.

* quedar por ver = be an open question, remain + to be seen.

* quedar registrado = go on + record.

* quedarse = stay, stay behind, board.

* quedarse abandonado en una isla desierta = be stranded on a desert island.

* quedarse a dormir en la casa de un amigo = sleepover.

* quedarse afónico = lose + Posesivo + voice.

* quedarse al margen = stand by.

* quedarse a medias = fall (between/through) + the cracks.

* quedarse anodadado = be speechless, be gobsmacked.

* quedarse anticuado = date.

* quedarse arriba = sit on + top.

* quedarse atascado = get + stuck.

* quedarse atónito = be astonished, be bowled over, stun into + speechlessness.

* quedarse atrancado = get + stuck.

* quedarse atrás = fall behind, hang back, trail, trail behind, be behind.

* quedarse boquiabierto = give + a gasp of, eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* quedarse completamente atónito = You could have pushed + Nombre + over with a feather.

* quedarse con = pocket, cream off.

* quedarse con el culo al aire = come + unstuck.

* quedarse congelado = be frozen stiff.

* quedarse corto = stop + short of, fall + short, fall + short of.

* quedarse dentro de casa = stay + indoors.

* quedarse de piedra = You could have pushed + Nombre + over with a feather.

* quedarse dormido = fall + asleep, doze off, nod off, drop off to + sleep, go to + sleep.

* quedarse dormido al volante = fall + asleep at the wheel.

* quedarse embarazada = become + pregnant, be up the spout, have + a bun in the oven.

* quedarse en = stick at.

* quedarse en blanco = go + blank, mind + go blank.

* quedarse encallado = be stranded.

* quedarse en casa = stay + indoors.

* quedarse en el camino = fall by + the wayside.

* quedarse en el mismo sitio = stay + put.

* quedarse en el sitio = die + there and then.

* quedarse en estado = become + pregnant.

* quedarse en la cama hasta tarde = have + a lie-in.

* quedarse en la estacada = be left out on a limb.

* quedarse en la ignorancia = leave + Nombre + in the dark.

* quedarse en silencio = fall + silent, lapse into + silence.

* quedarse en tablas = split down the middle.

* quedarse estancado = stagnate.

* quedarse estupefacto = stun into + speechlessness, eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, be speechless, be gobsmacked, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* quedar segundo = come off + second-best.

* quedarse hecho polvo = be gutted, feel + gutted.

* quedarse helado = be frozen stiff.

* quedarse huérfano = orphan.

* quedarse igual = be none the wiser.

* quedarse impresionado = be bowled over.

* quedarse inamovible = stay in + place.

* quedarse inmóvil = stay + still.

* quedarse levantado = stay up.

* quedarse mudo = be speechless, be gobsmacked.

* quedarse obsoleto = be overtaken by events, outgrow.

* quedarse parado = stand + still, stand by.

* quedarse pasmado = stun.

* quedarse patidifuso = eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* quedarse patitieso = freeze to + death.

* quedarse pequeño = overflow.

* quedarse prendado = smite.

* quedarse prendado de = take + a fancy to, take + a shine to.

* quedarse prendado por = take + a liking to.

* quedarse preñada = become + pregnant, have + a bun in the oven.

* quedarse quieto = stand + still, stand by.

* quedarse ronco = lose + Posesivo + voice.

* quedarse sin = run + short (of), miss out on, run out of, run out.

* quedarse sin aliento = run out of + breath.

* quedarse sin conocimiento = lose + Posesivo + consciousness, pass out.

* quedarse sin fuelle = run out of + steam.

* quedarse sin fuerza = lose + steam.

* quedarse sin gas = lose + steam.

* quedarse sin habla = stun into + speechlessness, be speechless, be gobsmacked.

* quedarse sin negocio = go out of + business.

* quedarse sin palabras = stun into + speechlessness, be at a loss for words, be lost for words.

* quedarse sin sentido = lose + Posesivo + consciousness, pass out.

* quedarse sin suerte = run out of + luck, luck + run out.

* quedarse sin voz = lose + Posesivo + voice.

* quedarse sorprendido por = be amazed by, be amazed at.

* quedarse tan fresco = not bat an eyelash, not bat an eyelid.

* quedarse tieso = be frozen stiff.

* quedarse tieso de frío = be frozen stiff.

* quedarse tirado = be stranded.

* quedarse varado = get + stuck, be stranded.

* quedarse viudo = widow.

* quedar sin castigo = go + unpunished.

* quedar un poco = be some way off.

* quedar un poco perjudicado = be a little worse prepared, be a little worse off.

* quedar vacante = become + vacant.

* quedar vacío = empty.

* que no queda bien = ill-fitting.

* que queda = surviving.

* que queda mal = ill-fitting.

* que quede entre nosotros = between you and me, between ourselves.

* según quedó indicado en = as was pointed out in.

* siempre queda una esperanza = where there's life there's hope.

* si queda tiempo = time permitting.

* todo queda en casa = all in the family.

* * *

quedar [A1 ]

vi

Sentido I

A

(en un estado, una situación): quedó viuda muy joven she was widowed o she lost her husband when she was very young

quedó huérfano a los siete años he was orphaned when he was seven years old

tuvo un ataque y quedó paralítico he had a stroke and was left paralyzed

cientos de familias quedaron sin hogar/en la miseria hundreds of families were left homeless/destitute

las calles quedaron desiertas the streets were left deserted

el sombrero quedó hecho un acordeón the hat was o got squashed flat

el coche ha quedado como nuevo the car is as good as new (now)

algunas fotos quedaron mal some of the photos came out badly

ha quedado precioso pintado de blanco it looks beautiful painted white

ha quedado acordado que … it has been agreed that …

y que esto quede bien claro and I want to make this quite clear

¿cómo quedó la cosa? ¿quién tenía razón? what happened in the end? who was right?

¿dónde quedamos la clase pasada? where did we get (up) to in the last class?

¿quién quedó en primer/último lugar? who was o who came first/last?

(+ me/te/le etc): no me había quedado claro y se lo pregunté otra vez I hadn't quite understood o I hadn't got things quite clear, so I asked him again

el postre te quedó riquísimo that dessert (you made) was delicious

¿quién la queda? (Ur) (en juegos) who's `it'? ( colloq)

B

(en la opinión de los demás): si no vamos, quedamos mal it'll look bad if we don't go

quedarás muy bien con ese regalo it's a lovely present, they'll be delighted

me hiciste quedar muy mal diciendo eso you really showed me up saying that

se emborrachó y nos hizo quedar mal a todos he got drunk and embarrassed us all

quedó en ridículo (por culpa propia) he made a fool of himself; (por culpa ajena) he was made to look a fool

quedar mal/bien con algn: si no voy quedaré mal con ellos they won't think much of me o it won't go down very well if I don't turn up

no se puede quedar bien con todo el mundo you can't please everybody

los invitó a todos para no quedar mal con nadie he invited them all so as not to offend anyone o to cause any offense*

C

(permanecer): quedaron en casa they stayed at home

¿queda alguien adentro? is there anyone left inside?

le quedó la cicatriz she was left with a scar

lo lavé pero le quedó la mancha I washed it but the stain didn't come out

esto no puede quedar así we can't leave/I'm not going to leave things like this

quedamos a la espera de su notificación ( frml); we await your notification ( frml)

quedo a sus gratas órdenes ( frml) ( Corresp) Sincerely yours ( AmE), Yours faithfully o ( frml) I remain, yours faithfully ( BrE)

le quedo a deber 5 euros I owe you 5 euros

quedar EN algo:

todo ha quedado en un mero proyecto none of it has got beyond the planning stage

todos nuestros planes quedaron en nada all our plans came to nothing

quedar atrás: pronto quedó atrás he soon fell behind

hemos tenido nuestras diferencias pero todo eso ha quedado atrás we've had our differences but all that's behind us now o that's all water under the bridge now

D (+ me/te/le etc)

1

«tamaño/talla»: me queda grande/largo/apretado it's too big/long/tight for me

la talla 12 le queda bien or (Col, Méx) le queda the size 12 fits (you/him) fine

2

(sentar): el azul te queda muy bien blue really suits you, you look really good in blue

ese peinado le quedaba muy bien that hairstyle really suited her, her hair looked really good like that

ese vestido te queda estupendo that dress looks fantastic on you, you look great in that dress

Sentido II

A (acordar, convenir) quedar EN algo:

quedamos en eso, vienes tú a mi casa let's do that, then, you come to my house, so that's agreed, you're coming to my house

¿al final en qué quedaron? what did you decide/arrange/agree in the end?

¿en qué quedamos? ¿lo quieres o no? well o so, do you want it or not?

¿entonces en qué quedamos? ¿nos vemos mañana o no? so, what's happening, then? are we meeting tomorrow or not?

quedar EN + INFor ( AmL) quedar DE + INF:

quedaron en no decirle nada they agreed o decided not to tell him anything

quedó en venir a las nueve she said she would come at nine, she arranged to come at nine

quedar EN QUE:

quedamos en que iría él a recogerlo we agreed o arranged that he would go and pick it up

B

(citarse): me tengo que ir porque he quedado con Rafael I have to go because I've arranged to meet Rafael

¿a qué hora/dónde quedamos? what time/where shall we meet?

quedé con unos amigos para cenar I arranged to meet some friends for dinner, I arranged to go out for dinner with some friends

Sentido III (estar situado) to be

queda justo enfrente de la estación it's right opposite the station

(+ me/te/le etc): puedo ir yo, me queda muy cerca I can go, it's very near where I live ( o work etc)

Sentido IV ( en tercera persona)

A

1

(haber todavía): no queda café there's no coffee left

no quedan entradas there are no tickets left

sólo quedan las ruinas only the ruins remain

(+ me/te/le etc): es el único pariente que me queda he is the only relative I have left, he is my only living relative

¿te queda algo de dinero? do you have any money left?

¿te ha quedado alguna duda? is there anything you still don't understand?

me han quedado dos asignaturas (pendientes) I have to make up two subjects o take two subjects over ( AmE), I have to retake two subjects ( BrE)

no nos queda más remedio que ir we have no alternative o no choice but to go, we'll just have to go

ya no me quedan fuerzas para seguir I no longer have the strength to go on, I don't have the strength to go on any more

me queda la satisfacción de haber cumplido con mi deber I have the satisfaction of having done my duty

2 (sobrar) to be left, be left over

me comí la ensalada que había quedado del almuerzo I ate up the salad that was left (over) from lunch

el vino que quede se puede guardar para la próxima fiesta we can keep any wine that's left (over) for the next party

B

1

(faltar): quedan cinco minutos para que acabe la clase there are five minutes to go to o five minutes left to the end of the class

¿cuántos kilómetros quedan? how many kilometers are there to go?, how far is it now?

(+ me/te/le etc): todavía le quedan dos años he still has two years to go o do

¡ánimo! ¡ya te queda poco para terminar! come on! you've almost finished!

2 quedar POR + INF:

quedan tres pacientes por ver there are three more patients to be seen

aún queda gente por pagar some people haven't paid yet, some people still haven't paid

(+ me/te/le etc): aún me queda todo esto por hacer I still have all this to do

no me/le queda otra ( AmL fam); I have/he has no choice

por … que no quede ( Esp fam): venga, por intentarlo que no quede come on, let's at least give it a try

hazlo, por mí que no quede go ahead, don't let me stop you

■ quedarse

v pron

Sentido I

A

1 (en un estado, una situación) (+ compl):

te estás quedando calvo you're going bald

se quedó huérfana/sorda a los seis años she was orphaned/she went deaf when she was six years old

cuando se fue me quedé muy sola when he left I felt very lonely

me quedé helado cuando me lo dijo I was staggered when she told me

quédate tranquilo, yo me ocuparé del asunto don't (you) worry about it, I'll take care of it

me quedé dormido en el sofá I fell asleep on the sofa

embarazada¹ (↑ embarazada (1))

2

quedarse con/sin algo: ¿te has quedado con hambre? are you still hungry?

me quedé sin postre I didn't get any dessert

se ha quedado sin trabajo she's out of work, she's lost her job

me quedé sin saber qué había pasado I never did find out what had happened

3

( Esp) (llegar a ser) (+ me/te/le etc): el vestido se te ha quedado corto the dress is too short on you now

la casa se les está quedando pequeña the house is getting (to be) too small for them

4 (olvidarse) (+ me/te/le etc):

se me quedó el paraguas I left my umbrella behind

B

1

(permanecer): pienso quedarme soltera I intend to stay single

no me gusta quedarme sola en casa I don't like being (left) on my own o being alone in the house

no te quedes ahí parado y haz algo don't just stand there, do something!

nos quedamos charlando toda la noche we spent the whole night chatting

se me quedó mirando he sat/stood there staring at me, he just stared at me

la escena se me ha quedado grabada en la memoria the scene has remained engraved o is engraved on my memory

iba para pintor pero se quedó en profesor de dibujo he set out to be a painter but he ended up as an art teacher

se quedó en la mesa de operaciones ( euf); he died on the operating table

de repente el motor se quedó ( AmL); the engine suddenly died on me

2 (en un lugar) to stay

quédate aquí stay here

me quedé a dormir en su casa I spent o stayed the night at his house

nos quedamos en un hotel/en casa de unos amigos we stayed at a hotel/with some friends

se tuvo que quedar en el hospital una semana más she had to stay o remain in (the) hospital for another week

se quedó en casa/en la cama todo el día she stayed at home/in bed all day

Sentido II

A ‹cambio/lápiz› to keep

quédatelo, yo tengo otro keep it, I have another one

quedarse CON algo:

quédate con la foto si quieres you can keep the photo o ( colloq) hang on to the photo if you want

se quedó con mi libro she kept my book, she didn't give my book back

entre él y su mujer no sé con cuál de los dos me quedo there's not much to choose between him and his wife

si me lo rebaja me quedo con él if you knock something off the price, I'll take it ( colloq)

quedarse con algn ( Esp fam) (burlarse de él) to have sb on ( colloq) (engañarlo) to take sb for a ride ( colloq)

B

( Chi) «pierna/brazo» (+ me/te/le etc): quiso levantarse pero se le quedó la pierna he tried to get up but he couldn't move his leg

se le queda la pierna al caminar he drags one leg when he walks

* * *

quedar ( conjugate quedar) verbo intransitivo
1 (en un estado, una situación):
◊ quedar viudo/huérfano to be widowed/orphaned;

quedó paralítico he was left paralyzed;
el coche quedó como nuevo the car is as good as new (now);
y que esto quede bien claro and I want to make this quite clear;
¿quién quedó en primer lugar? who was o came first?
2 ( en la opinión de los demás):
◊ si no voy quedaré mal con ellos it won't go down very well o it'll look bad if I don't turn up;

lo hice para quedar bien con el jefe I did it to get in the boss's good books;
quedé muy bien con el regalo I made a very good impression with my present;
me hiciste quedar muy mal diciendo eso you really showed me up saying that;
nos hizo quedar mal a todos he embarrassed us all;
quedó en ridículo ( por culpa propia) he made a fool of himself;

( por culpa ajena) he was made to look a fool
3 ( permanecer):
◊ ¿queda alguien adentro? is there anyone left inside?;

le quedó la cicatriz she was left with a scar;
esto no puede quedar así we can't leave things like this;
nuestros planes quedaron en nada our plans came to nothing;
quedar atrás [ persona] to fall behind;

[rencillas/problemas] to be in the past
4 (+ me/te/le etc)
a) [tamaño/talla]:

◊ me queda largo it's too long for me;

la talla 12 le queda bien the size 12 fits (you/him) fine
b) ( sentar):

◊ el azul le queda bien/mal blue suits her/doesn't suit her

a) (acordar, convenir):

◊ ¿en qué quedaron? what did you decide?;

¿entonces en qué quedamos? so, what's happening, then?;
quedaron en or (AmL) de no decirle nada they agreed o decided not to tell him anything;
quedó en or (AmL) de venir a las nueve she said she would come at nine
b) ( citarse):

◊ ¿a qué hora quedamos? what time shall we meet?;

quedé con unos amigos para cenar I arranged to meet some friends for dinner
( estar situado) to be;
◊ queda justo entrente de la estación it's right opposite the station;

me queda muy lejos it's very far from where I live (o work etc)
(en 3a pers)
1
a) ( haber todavía) to be left;

◊ ¿te queda algo de dinero? do you have any money left?;

¿queda café? is there any coffee left?;
solo quedan las ruinas only the ruins remain;
no nos queda más remedio que ir we have no choice but to go
b) ( sobrar) [comida/vino] to be left (over)

2 ( faltar):
◊ queda poco para que acabe la clase it's not long till the end of the class;

¿cuántos kilómetros quedan? how many kilometers are there to go?;
todavía le quedan dos años he still has two years to go o do;
queda mucho por ver there is still a lot to see;
aún me queda todo esto por hacer I still have all this to do;
no me/le queda otra (fam) I have/he has no choice
quedarse verbo pronominal
1
a) (en un lugar, país) to stay;

◊ quedarse en la cama to stay in bed

b) (en un estado, una situación) (+ compl):

◊ te estás quedando calvo you're going bald;

quedarse dormido to fall asleep;
quedarse sin trabajo to lose one's job
2 (+ me/te/le etc)
a) ( permanecer):

◊ quedarse soltera to stay single;

no me gusta quedarme sola en casa I don't like being alone in the house;
no te quedes ahí parado don't just stand there!;
nos quedamos charlando hasta tarde we went on chatting until late in the evening;
se me quedó mirando he sat/stood there staring at me;
de repente el motor se quedó (AmL) the engine suddenly died on me
b) (Andes) ( olvidarse):

◊ se me quedó el paraguas I left my umbrella behind

c) (Esp) ( llegar a ser):

◊ la casa se les está quedando pequeña the house is getting (to be) too small for them

‹cambio/lápiz› to keep;
◊ se quedó con mi libro she kept my book;

me quedo con este I'll take this one
quedar verbo intransitivo
1 (en un estado) quedar bien, (una persona) to make a good impression
(un objeto) to look nice
quedar en ridículo, to make a fool of oneself
2 (en un lugar) to be: mi casa no queda lejos, my house is not far from here
3 (sobrar) to be left: ¿queda más té?, is there any tea left?
4 (faltar) (tiempo) to go: quedan dos días para las vacaciones, there are two days to go till the holidays
5 (convenir) to agree: quedamos en ir al cine, we agreed to go to the cinema
6 (citarse) to meet: quedaré con mi hermana, I'll arrange to meet my sister
7 (una ropa, un peinado, etc) to suit: te queda grande, it's too big for you
' quedar' also found in these entries:
Spanish:
betún
- cumplir
- descolgarse
- embarazarse
- enmudecer
- estar
- lucirse
- restar
- sobrar
- sopa
- venir
- aire
- aislado
- anillo
- bailar
- calle
- constar
- descubierto
- desmano
- enganchar
- faltar
- lejísimos
- manifiesto
- mano
- rezagado
- tabla
English:
air
- appal
- appall
- arrange
- date
- egg
- fit
- flu
- gasp
- go
- leave
- lie
- long
- meet
- one-upmanship
- remain
- rest
- side
- smoke
- stand
- stand about
- stand around
- agree
- alternatively
- catch
- come
- get
- keep
- narrow
- out
- over
- place
- remand
- runner
- scar
- scot-free
- show
- strand
- unpunished
- water
- widow

* * *

quedar

♦ vi

1. [permanecer] to remain, to stay;

nuestros problemas quedaron sin resolver our problems remained unsolved;

los tipos de interés han quedado al mismo nivel interest rates have stayed o remained at the same level;

no le quedaron secuelas del accidente he suffered no after-effects from the accident;
Andes, RP
en el apuro, quedaron los abrigos the coats got left behind o forgotten in the rush;

quedo a su entera disposición para cualquier consulta [en cartas] I am available to answer any enquiries you may have;

todo quedó en un buen susto she suffered nothing worse than a shock;

el viaje quedó en proyecto the trip never got beyond the planning stage;

¡esto no puede o [m5] no va a quedar así! I'm not going to let it rest at this!;

todos nuestros problemas han quedado atrás all our problems are behind us now

2. [haber aún] to be left, to remain;

¿queda azúcar? is there any sugar left?;

no queda azúcar there isn't any sugar left;

no nos queda leche we're out of milk;

queda gente dentro haciendo el examen there are still some people left inside doing the exam;

queda poco del casco antiguo de la ciudad little remains of the old part of the city;

nos quedan 50 pesos we have 50 pesos left;

lo que quede dáselo al perro give whatever's left over to the dog;

no me quedan ganas de seguir hablando I don't feel like talking any more;

me queda la esperanza de volver algún día I can only hope that one day I will return;

Comp
Am
no queda otra there's nothing else for it;

voy a tener que vender el auto para pagar las cuentas, no queda otra I'm going to have to sell the car to pay the bills, there's nothing else for it

3. [faltar]
¿cuánto queda para Buenos Aires? how much further is it to Buenos Aires?;

quedan dos vueltas para que termine la carrera there are two laps to go until the end of the race;

queda poco/un mes para las vacaciones there's not long to go/there's a month to go until the holidays, it's not long/it's a month until the holidays;

queda mucho para mi cumpleaños my birthday's a long way off;

me quedan dos días para terminar el trabajo I have two days (left) to finish the work;

sólo me queda despedirme hasta la próxima semana all that remains is for me to say goodbye until next week;

quedar por hacer to remain to be done;

queda por fregar el suelo the floor has still to be cleaned;

nos quedan bastantes sitios por visitar we still have quite a lot of places to visit

4. [mostrarse, dar cierta imagen]
quedar bien/mal (con alguien) to make a good/bad impression (on sb);

le gusta quedar bien con todo el mundo he likes to keep everyone happy;

quedaste estupendamente trayendo flores you made a very good impression by bringing flowers;

voy a quedar fatal si no voy it'll look really bad if I don't go;

no me hagas quedar mal don't show me up;

quedaste como un mentiroso you ended up looking like o you came across like a liar;

quedó como un idiota he ended up o he was left looking stupid

5. [resultar]
el trabajo ha quedado perfecto the job turned out perfectly;

el cuadro queda muy bien ahí the picture looks great there;

el salón os ha quedado muy bonito the living-room has turned out lovely, you've made a great job of the living-room;

quedar claro to be clear;

no quiero que llegues después de las once, ¿queda claro? I don't want you back later than eleven, is that clear?;

quedar en [llegar, acabar] to end in;

quedar en quinto lugar, quedar el quinto to come fifth;

quedar en nada to come to nothing;
RP Fam
quedamos en veremos we left it open

6. [sentar]
te queda un poco corto el traje your suit is a bit too short;

esta falda me queda un poco justa this skirt is a bit tight;

¡qué bien te queda ese traje! that dress really suits you!, you look great in that dress!;

esa camisa te queda mal that shirt doesn't suit you;

¿te quedan bien los zapatos? do the shoes fit you?;

quedar bien/mal con algo to go well/badly with sth;
Méx
este pantalón no me queda these Br trousers o US pants don't suit me;
Méx
esas cortinas le quedan mal al salón those curtains don't go well in the living-room

7. [citarse]
quedar (con alguien) to arrange to meet (sb);

¿cuándo/dónde quedamos? when/where shall we meet?;

hemos quedado el lunes we've arranged to meet on Monday;

he quedado con Juan para jugar al tenis I've arranged to play tennis with Juan

8. [acordar]
quedar en algo to agree on sth;

quedar en o Am [m5] de hacer algo to agree to do sth;

¿en qué has quedado? what have you decided to do?;

quedar en que… to agree that…;

quedé con ellos en que iría I told them I'd go;

¿en qué quedamos? what's it to be, then?

9. [estar situado] to be;

queda por las afueras it's somewhere on the outskirts;

¿por dónde queda? whereabouts is it?

10. [asignatura]
me queda el inglés de primero I still haven't passed first-year English;

¿cuántas te han quedado? how many subjects from last year do you have to resit this year?

♦ vt
RP Fam
quedarla: no apuestes todo a una sola posibilidad porque si no sale, la quedás don't put all your eggs in one basket because if it doesn't work out, you've had it;

¿quién la queda? [en juego] who's counting?

♦ v impersonal

por mí que no quede don't let me be the one to stop you;

que no quede por falta de dinero we don't want it to fall through for lack of money;

por probar que no quede we should at least try it

♦ See also the pronominal verb quedarse

* * *

quedar

v/i

1 ( permanecer) stay;

esto queda entre nosotros this is just between us;

quedar cerca be nearby

2 en un estado be;

quedó sin resolver it remained unresolved, it wasn’t sorted out;

¿cómo quedó? how did it end up?;

queda por hacer it still has o needs to be done

3 ( sentar)

:

te queda bien/mal de estilo it suits you/doesn’t suit you; de talla it fits you/doesn’t fit you

4 ( sobrar) be left;

¿queda mucho tiempo? is there much time left?;

no queda nada de tiempo time’s almost up; distancia it’s not far now

5 ( encontrarse)

:

quedar con alguien fam arrange to meet (with) s.o.;

¿dónde habíamos quedado? where had we arranged to meet?

6 ( acordar)

:

quedar en algo agree to sth;

¿en qué quedamos? what did we agree?

7

:

por mí que no quede it’s fine by me

* * *

quedar vi

1) permanecer: to remain, to stay

2) : to be

quedamos contentos con las mejoras: we were pleased with the improvements

3) : to be situated

queda muy lejos: it's very far, it's too far away

4) : to be left

quedan sólo dos alternativas: there are only two options left

5) : to fit, to suit

estos zapatos no me quedan: these shoes don't fit

6)

quedar bien (mal) : to turn out well (badly)

7)

quedar en : to agree, to arrange

¿en qué quedamos?: what's the arrangement, then?

♦ See also the reflexive verb quedarse

* * *

quedar vb

1. (haber) to be left

queda un poco de jamón there's a bit of ham left

¿quedan cebollas? are there any onions left?

2. (permanecer) to remain

aún quedan las murallas romanas the Roman walls still remain

3. (tener) to have left

me quedan mil pesetas I've got a thousand pesetas left

4. (faltar) to have to do

aún me quedan los deberes de inglés I've still got to do my English homework

5. (distancia, tiempo)

quedan todavía 10 kilómetros there are still 10 kilometres to go

queda un mes para las vacaciones it's one month till the holidays

6. (resultar) to be

el partido quedó en empate the match was a draw

las flores quedaron destrozadas the flowers were ruined

7. (estar) to be

quedó tranquila al saber la noticia she was relieved to hear the news

me quedé parada I was shocked

¿dónde queda la estación? where's the station?

ese pantalón te queda pequeño those trousers are too small for you

8. (citarse) to meet [pt. & pp. met]

¿a qué hora quedamos? what time shall we meet?

he quedado con Ana I've arranged to meet Ana

9. (ponerse de acuerdo) to agree

habíamos quedado en que me vendrías a buscar we agreed that you'd come and meet me

10. (sentar bien ropa) to suit

ese sombrero te queda bien that hat suits you

quedar bien to make a good impression

quedó muy bien en la entrevista he made a good impression in the interview

quedar mal to make a bad impression

Spanish-English dictionary > quedar
12 hacer

v.

1 to do (realizar) (estudios, experimento, favor).

¿qué haces? what are you doing?

tengo mucho que hacer I have a lot to do

estoy haciendo segundo I'm in my second year

¿qué habré hecho con las llaves? what have I done with the keys?

la carretera hace una curva there's a bend in the road

Ella hace la tarea She does her work.

2 to make.

hacer un vestido/planes to make a dress/plans

hacer un poema/una sinfonía to write a poem/a symphony

hacer una fiesta to have a party

para hacer la carne… to cook the meat…

Ricardo hizo una casita Richard made a little house.

Le hago estudiar I make him study.

Nos hizo un problema He made us a problem (he made a problem for us)

3 to make (obtener) (fotocopia).

4 to do (arreglar) (casa, colada).

5 to build (to build).

han hecho un edificio nuevo they've put up a new building

6 to make (movimientos, sonidos, gestos).

le hice señas I signaled to her

hacer ruido to make a noise

el gato hace "miau" cats go "meow"

7 to do (practicar) (en general).

debes hacer deporte you should start doing some sport

8 to cause to look or seem (dar aspecto a).

este espejo te hace gordo that mirror makes you look o seem fat

9 to play (Cine & Teatro) (papel).

hace el papel de la hija del rey she plays (the part of) the king's daughter

10 to think, to reckon.

a estas horas yo te hacía en París I thought o reckoned you'd be in Paris by now

11 to be done to.

Se me hizo una injusticia An injustice was done to me.

12 to place.

Haré una llamada a mi hermana I will place a call to my sister.

13 to be made to.

Se nos hizo pagar una gran suma We were made to pay a large amount.

14 to be made for.

Se me hizo una camisa A shirt was made for me.

15 to travel, to make.

Hicimos dos kilómetros We traveled two kilometers.

* * *

HACER

CONJUGACIÓN

Present Indicative

hago, haces, hace, hacemos, hacéis, hacen.

Past Indicative

hice, hiciste, hizo, hicimos, hicisteis, hicieron.

Future Indicative

haré, harás, hará, haremos, haréis, harán.

Conditional

haría, harías, haría, haríamos, haríais, harían.

Present Subjunctive

haga, hagas, haga, hagamos, hagáis, hagan.

Imperfect Subjunctive

hiciera, hicieras, hiciera, hiciéramos, hicierais, hicieran;

hiciese, hicieses, hiciese, hiciésemos, hicieseis, hiciesen.

Future Subjunctive

hiciere, hicieres, hiciere, hiciéremos, hiciereis, hicieren.

Imperative

haz (tú), haga (él/Vd.), hagamos (nos.), haced (vos.), hagan (ellos/Vds.).

Past Participle

hecho,-a.

* * *

verb

1) to make

2) do

3) be

•

- hace dos años
- hacer falta
- hacerse
* * *
Para las expresiones hacer añicos, hacer gracia, hacerse ilusiones, hacer pedazos, hacerse de rogar, hacer el tonto, hacer las veces de ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) [indicando actividad en general] to do

¿qué haces? — what are you doing?

¿qué haces ahí? — what are you doing there?

no sé qué hacer — I don't know what to do

hace y deshace las cosas a su antojo — she does as she pleases

¡eso no se hace! — that's not done!

no hizo nada por ayudarnos — she didn't do anything to help us

haz todo lo posible por llegar a tiempo — do everything possible to arrive on time

• hacer el [amor] — to make love

• hacer la [guerra] — to wage war

- ¡qué le vamos a hacer!

hacer algo por hacer —

no tiene sentido hacer las cosas por hacerlas — there's no point doing things just for the sake of it

- ¡la hemos hecho buena!

- ya ha hecho otra de las suyas

2) [en lugar de otro verbo] to do

él protestó y yo hice lo mismo — he protested and I did the same

no viene tanto como lo solía hacer — he doesn't come as much as he used to

3) (=crear) [+ coche, escultura, juguete, ropa, pastel] to make; [+ casa] to build; [+ dibujo] to do; [+ novela, sinfonía] to write

hacer dinero — to make money

• le cuesta trabajo hacer [amigos] — he finds it hard to make friends

4) (=realizar) [+ apuesta, discurso, objeción] to make; [+ deporte, deberes] to do; [+ caca, pipí] to do; [+ nudo] to tie; [+ pregunta] to ask; [+ visita] to pay; [+ milagros] to do, work

el gato hizo miau — the cat went miaow, the cat miaowed

el árbol no hace mucha sombra — the tree isn't very shady, the tree doesn't provide a lot of shade

¿me puedes hacer el nudo de la corbata? — could you knot my tie for me?

• hacer un [favor] a algn — to do sb a favour

• hacer un [gesto] — [con la cara] to make {o} pull a face; [con la mano] to make a sign

• hacer un [recado] — to do {o} run an errand

• hacer [ruido] — to make a noise

• hacer [sitio] — to make room

• hacer [tiempo] — to kill time

5) (=preparar) [+ cama, comida] to make

hacer el pelo/las uñas a algn — to do sb's hair/nails

hacer la barba a algn — to trim sb's beard

• hacer las [maletas] — to pack one's bags

6) (=dedicarse a)

¿qué hace tu padre? — what does your father do?

está haciendo turismo en África — he's gone touring in Africa

• hacer [cine] — to make films

• hacer [teatro] — to act

7) (=actuar)

hacer un papel — to play a role {o} part

hacer el papel de malo — to play the (part of the) villain

8) (=sumar) to make

6 y 3 hacen 9 — 6 and 3 make 9

este hace 100 — this one makes 100

y cincuenta céntimos, hacen diez euros — and fifty cents change, which makes ten euros

este hace el corredor número 100 en atravesar la meta — he's the 100th runner to cross the finishing line

9) (=cumplir)

voy a hacer 30 años la próxima semana — I'm going to be 30 next week, it's my 30th birthday next week

10) (=obligar) + infin to make

les hice venir — I made them come

siempre consigue hacerme reír — she always manages to make me laugh

le gustaba hacerme rabiar — he enjoyed making me mad

• hágale [entrar] — show him in, have him come in

• me lo hizo [saber] — he told me about it, he informed me of it

• hacer [que] + subjun —

yo haré que vengan — I'll make sure they come

11) (=mandar)
+ infin
hizo construirse un palacio — she had a palace built

hicieron pintar la fachada del colegio — they had the front of the school painted

12) (=transformar) + adj to make

esto lo hará más difícil — this will make it more difficult

hacer feliz a algn — to make sb happy

te hace más delgado — it makes you look slimmer

has hecho de mí un hombre muy feliz — you've made me a very happy man

13) (=pensar) to think

yo le hacía más viejo — I thought he was older, I had him down as being older

te hacíamos en el Perú — we thought you were in Peru

14) (=acostumbrar)

hacer el cuerpo al frío — to get one's body used to the cold

15) (=ejercitar)

hacer dedos — to do finger exercises

hacer piernas — to stretch one's legs

16)

• hacer a algn [con] (=proveer) —

me hizo con dinero — he provided me with money

2. VERBO INTRANSITIVO

1) (=comportarse)

haces bien en esperar — you're right to wait

haces mal no contestando a sus llamadas — it's wrong of you not to answer his calls

• hacer [como] que {o} como si — to make as if

hizo como que no se daba cuenta {o} como si no se diera cuenta — he made as if he hadn't noticed, he pretended not to have noticed

hizo como si me fuera a pegar — he made as if to strike me

2)

• [dar que] hacer — to cause trouble

dieron que hacer a la policía — they caused {o} gave the police quite a bit of trouble

3) (=importar)

no le hace — LAm it doesn't matter, never mind

- ¡no le hagas!

4) (=ser apropiado)

¿hace? — will it do?, is it all right?; (=¿de acuerdo?) is it a deal?

la llave hace a todas las puertas — the key fits all the doors

hace a todo — he's good for anything

5) (=apetecer)

¿te hace que vayamos a tomar unas copas? — how about going for a drink?, what do you say we go for a drink?

¿te hace un cigarrillo? — how about a cigarette?, do you fancy a cigarette?

6) [seguido de preposición]
hacer de (Teat) to play the part of
hacer de malo — to play the villain
hacer por (=intentar)
haz por verlo si puedes — try to get round to seeing him if you can

hacer por hacer algo — to try to do sth, make an effort to do sth

3. VERBO IMPERSONAL

1) [con expresiones de tiempo atmosférico] to be

hace calor/frío — it's hot/cold

hizo dos grados bajo cero — it was two degrees below zero

¿qué tiempo hace? — what's the weather like?

ojalá haga buen tiempo — I hope the weather's nice

2) [con expresiones temporales]

hace tres años que se fue — he left three years ago, it's three years since he left

hace tres años que no lo veo — I haven't seen him for three years, it's three years since I (last) saw him

ha estado aquí hasta hace poco — he was here only a short while ago

no hace mucho — not long ago

hace un mes que voy — I've been going for a month

¿hace mucho que esperas? — have you been waiting long?

hace de esto varios años — it is some years since this happened

• [desde] hace cuatro años — for four years

está perdido desde hace 15 días — it's been missing for a fortnight

3) LAm (=haber, tener)

hace sed — I'm thirsty

hace sueño — I'm sleepy

4.

See:

hacerse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) ( crear) <mueble/vestido> to make; <casa/carretera> to build; < nido> to build, make; < coche> to make, manufacture; < túnel> to make, dig; <dibujo/plano> to do, draw; < lista> to make, draw up; < resumen> to do, make; < película> to make; <nudo/lazo> to tie; <pan/pastel> to make, bake; <vino/café/tortilla> to make; < cerveza> to make, brew

me hizo un lugar or sitio en la mesa — he made room o a place for me at the table

hacen buena pareja — they make a lovely couple

2)

a) (efectuar, llevar a cabo) < sacrificio> to make; < milagro> to work, perform; <deberes/ejercicios/limpieza> to do; < mandado> to run; <transacción/investigación> to carry out; < experimento> to do, perform; < entrevista> to conduct; <gira/viaje> to do

me hicieron una visita — they paid me a visit

me hizo un regalo — she gave me a gift

¿me haces un favor? — will you do me a favor?

hicimos un trato — we did o made a deal

aún queda mucho por hacer — there is still a lot (left) to do

dar que hacer — to make a lot of work

b) <cheque/factura> to make out, write out

3) (formular, expresar) <declaración/promesa/oferta> to make; <proyecto/plan> to make, draw up; <crítica/comentario> to make, voice; < pregunta> to ask

nadie hizo ninguna objeción — nobody raised any objections

nos hizo un relato de sus aventuras — he related his adventures to us

4) ( refiriéndose a necesidades fisiológicas)

hacer caca — (fam) to do a poop (AmE) o (BrE) a pooh (colloq)

hacer pis or pipí — (fam) to have a pee (colloq)

hacer sus necesidades — (euf) to go to the bathroom o toilet (euph)

5) ( adquirir) <dinero/fortuna> to make; < amigo> to make

6) (preparar, arreglar) < cama> to make; < maleta> to pack

hice el pescado al horno — I did o cooked the fish in the oven

tengo que hacer la comida — I must make lunch; ver tb comida 2) b)

7)

a) (producir, causar) < ruido> to make

este jabón no hace espuma — this soap doesn't lather

esos chistes no me hacen gracia — I don't find those jokes funny

estos zapatos me hacen daño — these shoes hurt my feet

b) ( refiriéndose a sonidos onomatopéyicos) to go

las vacas hacen `mu' — cows go `moo'

8) ( recorrer) <trayecto/distancia> to do, cover

9) (en cálculos, enumeraciones)

son 180... y 320 hacen 500 — that's 180... and 320 is o makes 500

el visitante que hacía el número mil — the thousandth visitor

Sentido II

10)

a) ( ocuparse en actividad) to do

no hace más que quejarse — she does nothing but complain

no hice más que cumplir con mi deber — I only did my duty

le gustaría hacer teatro — she would like to work in the theater

hacen una obra de Ibsen — they're doing o putting on a play by Ibsen

deberías hacer ejercicio — you should do o get some exercise

¿hace algún deporte? — do you play o do any sports?

b) (como profesión, ocupación) to do

c) ( estudiar) to do

hace Derecho — she's doing o studying o reading Law

hacer un curso de cocina — to do a cookery course

11)

a) (realizar cierta acción, actuar de cierta manera) to do

niño, eso no se hace! — you mustn't do that!

qué se le va a hacer! or qué le vamos a hacer! — what can you o (frml) one do?

aquí se hace lo que digo yo — around here what I say goes

hacerla — (Méx) (fam) to make it (colloq)

hacerla (buena) — (fam)

ahora sí que la hice! — now I've (really) done it!

hacérsela buena a alguien — (Méx) to keep one's word o promise to somebody

soñé que te sacabas la lotería - házmela buena! — I dreamed you won the lottery - if only!

b) (dar cierto uso, destino, posición) to do

no sé qué hice con los recibos — I don't know what I did with the receipts

y el libro ¿qué lo hice? — (CS, Méx fam) what did I do with the book?

c) ( causar daño)

hacerle algo a alguien — to do something to somebody

yo no le hice nada — I didn't do anything to her

el perro no te hace nada — the dog won't hurt you

12) (esp Esp) ( actuar como)

hacer el tonto — to act o play the fool

13) ( sustituyendo a otro verbo)

toca bien el piano - antes lo hacía mejor — she plays the piano well - she used to play better

voy a escribirle - deja, yo lo haré — I'm going to write to him - don't bother, I'll do it

14) (Méx, RPl fam) (afectar, importar)

¿qué le hace? — so what? what does it matter?

eso no le hace nada — that doesn't matter at all

Sentido III

15) (transformar en, volver) to make

te hará hombre, hijo mío — it will make a man of you, my son

la hizo su mujer — he made her his wife

hizo pedazos la carta — she tore the letter into tiny pieces

ella lo hizo posible — she made it possible

hacer algo de algo — to turn something into something

hacer algo de alguien — to make something of somebody

quiero hacer de ti un gran actor — I want to make a great actor of you

16) ( dar apariencia de)

ese vestido te hace más delgada — that dress makes you look thinner

17) (inducir a, ser causa de que)

hacer algo/a alguien + inf — to make something/somebody + inf

me hizo llorar — it made me cry

todo hace suponer que... — everything suggests that o leads one to think that...

hizo caer al niño — he knocked the child over

hágalo pasar — tell him to come in

hacer que algo/alguien + subj — to make something/somebody + inf

vas a hacer que pierda la paciencia! — you're going to make me lose my temper!

18) ( obligar a)

hacer + inf a alguien — to make somebody + inf

me hizo esperar tres horas — she kept me waiting for three hours

me hizo abrirla — he made me open it

hacer que alguien + subj — to make somebody + inf

hizo que todos se sentaran — he made everybody sit down

19)

hacer hacer algo — to have o get something done/made

hice acortar las cortinas — I had o got the curtains shortened

20) (suponer, imaginar)

te hacía en Buenos Aires — I thought you were in Buenos Aires

yo que lo hacía casado! — I had the idea that he was married!
2.
hacer vi

Sentido I

1)

a) (obrar, actuar)

déjame hacer a mí — just let me handle this o take care of this

¿cómo se hace para que te den la beca? — what do you have to do to get the scholarship?

¿cómo hacen para vivir con ese sueldo? — how do they manage to live on that salary?

hacerle a algo — (Chi, Méx fam)

le hace a todo — she does a bit of everything

yo no le hago a la pintura — I don't go in for painting

hacer y deshacer — to do as one pleases, do what one likes

b) (+ compl)

hiciste bien en decírmelo — you did o were right to tell me

haces mal en mentir — it's wrong of you to lie

2) ( refiriéndose a las necesidades fisiológicas)

mamá, ya hice! — (esp AmL) Mommy, I've been o I've finished!

hacer de cuerpo or de vientre — (frml) to have a bowel movement (frml)

3) (fingir, simular)

hizo como que no me había visto — he made out o pretended he hadn't seen me

hice como que no oía — I pretended not to hear

haz como si no supieras nada — act as if o pretend you don't know anything about it

4) ( servir)

hacer de algo: esta sábana hará de toldo this sheet will do for o as an awning; la escuela hizo de hospital — the school served as o was used as a hospital

5) ( interpretar personaje)

hacer de algo/alguien — to play (the part of) something/somebody

hacía de `malo' — he played the bad guy

Sentido II

6) (+ compl) ( sentar) (+ me/te/le etc)

le va a hacer bien salir un poco — it'll do her good to get out a bit

la trucha me hizo mal — (AmL) the trout didn't agree with me

7) ( corresponder)

hacerle a algo — to fit something

esta tapa no le hace al frasco — this lid doesn't fit the jar

8)

no le hace — ( no tiene importancia) it doesn't matter; ( no sirve de excusa) that's no excuse

¿no le hace que tire la ceniza aquí? — do you mind if I drop the ash here?

9) (en 3^a pers) (frml) (tocar, concernir)

por lo que hace a or en cuanto hace a su solicitud — as far as your application is concerned

10) (Esp fam) ( apetecer)

¿(te) hace una cerveza? — care for a beer?, do you fancy a beer? (BrE colloq)
3.
hacer v impers

1)

a) ( refiriéndose al tiempo atmosférico)

hace frío/calor/sol/viento — it's cold/hot/sunny/windy

hace tres grados — it's three degrees

(nos) hizo un tiempo espantoso — the weather was terrible

b) (fam & hum)

hace sed ¿verdad? — it's thirsty weather/work, isn't it?

parece que hace hambre — you/they seem to be hungry

2) ( expresando tiempo transcurrido)

hace dos años que murió — he's been dead for two years

¿cuánto hace que se fue? — how long ago did she leave?

hace poco/un año — a short time/a year ago

hace mucho que lo conozco — I've known him for a long time

no lo veo desde hace años — I haven't seen him for years

hacía años que no lo veía — I hadn't seen him for o in years

hasta hace poco — until recently
4.
1) hacerse v pron

Sentido I

2) ( producirse)

hágase la luz — (Bib) let there be light; (+ me/te/le etc)

se me hizo un nudo en el hilo — I got a knot in the thread

se le ha hecho una ampolla — she's got o she has a blister

hacérsele algo a alguien — (Méx)

por fin se le hizo ganar el premio — she finally got to win the award

3)

a) (refl) ( hacer para sí) <café/falda> to make oneself

se hace toda la ropa — she makes all her (own) clothes

se hicieron una casita — they built themselves a little house

b) (caus) ( hacer que otro haga)

se hicieron una casita — they had a little house built

se hizo la cirugía estética — she had plastic surgery

voy a hacerme las manos — I'm going to have a manicure

4) ( causarse)

me hice un tajo en el dedo — I cut my finger

¿qué te hiciste en el brazo? — what did you do to your arm?

¿te hiciste daño? — did you hurt yourself?

5) ( refiriéndose a necesidades fisiológicas)

todavía se hace pis/caca — (fam) she still wets/messes herself

6) (refl) ( adquirir) to make

hacerse un nombre — to make a name for oneself

hacerse enemigos — to make enemies

Sentido II

7)

a) (volverse, convertirse en) to become

hacerse famoso/monja — to become famous/a nun

se están haciendo viejos — they are getting o growing old

b) (impers)

se hace de noche muy pronto — it gets dark very early

se está haciendo tarde — it's getting late; (+ me/te/le etc)

se nos hizo de noche esperándolo — it got dark while we were waiting for him

c) ( cocinarse) pescado/guiso to cook

d) (AmL) ( pasarle a)

¿qué se habrá hecho María? — what can have happened to María?

8) ( resultar)

esto se hace muy pesado — this gets very boring; (+ me/te/le etc)

se me hizo interminable — it seemed interminable

se me hace difícil creerlo — I find it very hard to believe

9) ( dar impresión de) (+ me/te/le etc)

se me hace que está ofendida — I get the feeling o impression that she's upset

se me hace que va a llover — I think o I have a feeling it's going to rain

hacérsele a alguien — (Chi fam) to back out

10) (caus)

hacerse + inf: hazte respetar make people respect you; el desenlace no se hizo esperar the end was not long in coming; un chico que se hace querer a likable kid; se hizo construir una mansión he had a mansion built; hazte ver por un médico — (AmL) go and see a doctor

11) ( acostumbrarse)

hacerse a algo/+ inf — to get used to something/-ing

no consigo hacerme a la idea — I can't get used to the idea

12) ( fingirse)

no te hagas el inocente — don't act the innocent

me vio pero se hizo el loco — he saw me but pretended he hadn't

¿éste es bobo o se (lo) hace? — (fam) is this guy stupid or just a good actor? (colloq)

no te hagas el sordo — don't pretend o act as if you didn't hear me

yo me hice — (Méx fam) I pretend not to notice

13) ( moverse) (+ compl) to move

hacerse atrás/a un lado — to move back/to one side

14) hacerse con

el ejército se hizo con la ciudad — the army took the city

tengo que hacerme con esa carta — I must get hold of that letter

logró hacerse con el control de la compañía — he managed to gain control of the company

15) hacerse de (AmL)

se hicieron de gran fama — they became very famous

tengo que hacerme de dinero — I must get o lay my hands on some money

se hizo de muchos amigos — he made a lot of friends

* * *

= accomplish, design (for/to), be up to, cause, conduct, do, devise, produce, render, compose, make, get (a)round to, make out, get round to, brew.

Ex. If a library prefers to simplify records in particular areas, this can usually be accomplished by not entering particular types of information.

Ex. In lists designed for international use a symbolic notation instead of textual notes may be used.

Ex. When I saw what he was up to, I drew back for a punch and hit him so hard on the nose that he fell on his back and lay there for some time, so that his wife stood over him and cried out 'Mercy! You've done my husband in!'.

Ex. As usage of the language causes terms to become anachronistic, or as increases in our level of awareness reveal undesirable connotations, we seek to change subject heading terms.

Ex. Obviously, this tagging must be conducted manually.

Ex. In all these cases where scientists studied what crafstmen knew how to do the resulting benefits have accrued to science not to technology.

Ex. Special classification schemes are generally devised for an application in which no major general scheme is suitable.

Ex. The present OCLC system does not produce catalog cards in sets, but if it did it could produce over 6,000 different sets for one title.

Ex. So strongly was it felt by proponents of change that just such unconscious biases rendered libraries 'part of the problem, instead of the solution'.

Ex. There have never been any attempts to compose a bibliography of US government documents relating to international law.

Ex. This concept comes mainly from the military, where a designated number of troops make a squad, a platoon, a regiment, etc..

Ex. The article is entitled 'A list of lists of Web sites to check out: getting organized and getting around to it are two different things'.

Ex. The cards for those headings should be removed from the index and new cards made out if necessary.

Ex. The government have been making noises about it for some time but haven't quite got round to it.

Ex. The goddess owned a potent magick cauldron in which she planned to brew a special liquid for her ugly son.

----

* acceder haciendo clic = click.

* acusación + hacer = accusation + level.

* aguja de hacer croché = crochet hook, crochet needle.

* aguja de hacer ganchillo = crochet hook, crochet needle.

* aguja de hacer punto = knitting needle.

* algo diverto que hacer = fun thing to do.

* Algo que se hace para matar el tiempo = time filler.

* al hacer esto = by so doing, in so doing, by doing so, in doing so.

* a medio hacer = halfway done, half done.

* anunciado desde hace tiempo = long-heralded.

* aprender haciendo = learn by + doing.

* batir hasta hacer espuma = work up + a lather.

* ¡bien hecho! = the way to go!.

* buscar una forma de hacer (algo) = develop + way + to make + Nombre.

* contenedor para hacer compost = compost bin.

* continuar con el buen hacer = keep up + the good work, keep up + the great work.

* continuar haciendo algo = get on with + Nombre.

* cuando hace frío = in the cold.

* cumplido hace tiempo = long overdue.

* decidir hacer = spring for.

* decidir qué hacer con = make + disposition of.

* de hace años = of years ago.

* de hace muchos años = long-standing.

* de hace mucho tiempo = age-old, long-lost.

* de hace siglos = of yore.

* de hace varios siglos = centuries-old.

* dejar de hacer huelga = cross + the picket line.

* dejar que Alguien haga las cosas a su manera = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.

* dejar sin hacer = leave + undone.

* desde hace algún tiempo = for some time past, for days.

* desde hace años = over the years, for years past, for years.

* desde hace la tira (de tiempo) = for yonks, for yonks and yonks.

* desde hace muchísimo tiempo = in ages (and ages and ages).

* desde hace muchos años = for years.

* desde hace mucho tiempo = for ages, long-time [longtime], long since, in ages (and ages and ages).

* desde hace siglos = for yonks, for yonks and yonks.

* desde hace tanto tiempo = so long.

* desde hace tiempo = long [longer -comp., longest -sup.], over the years, for a long time, long since, for some time.

* desde hace un montonazo de tiempo = for yonks and yonks.

* desde hace un montón de tiempo = for yonks.

* desde hace un par de + Tiempo = in these past couple of + Tiempo.

* desde hace varios años + Presente = for several years + Pretérito Perfecto.

* desde hace ya algún tiempo = for some time now.

* desde hace ya años = for years now.

* difícil de hacer = hard to do.

* donde fueres haz lo que vieres = when in Rome (do as the Romans do).

* dos entuertos no hacen un derecho = two wrongs do not make a right.

* el que las hace, las paga = you've made your bed, now you must lie in it!.

* encargado de hacer el presupuesto = budgetmaker.

* esfuerzo + hacer sudar = work up + a lather.

* es más fácil decirlo que hacerlo = easier said than done.

* esperado hace tiempo = overdue.

* esperar sin nada que hacer = kick + Posesivo + heels.

* establecido desde hace tiempo = long-established.

* estar haciendo = be up to.

* estar haciendo Algo = have + Nombre + on the go.

* estar haciendo algo que no se debe = be up to no good.

* estar sin hacer nada = sit + idle, stand + idle.

* existir desde hace años = be around for years.

* frotar hasta hacer espuma = lather.

* hace algunos años = some years ago.

* hace algún tiempo = some time ago, a while back, some while ago, sometime back.

* hace años = years ago.

* hace demasiado tiempo = too long ago.

* hacer huir en batalla = route.

* hace la tira (de tiempo) = yonks, yonks and yonks.

* hace miles de años = aeons ago.

* hace muchas lunas = all those many moons ago, many moons ago.

* hace muchísimos años = a great many years ago.

* hace muchísimo tiempo = ages (and ages) ago, aeons ago, yonks.

* hace muchos años = many years ago.

* hace mucho tiempo = long since, all those many moons ago, many moons ago.

* hace muy poco tiempo = a short time ago.

* hace + Número + años = Número + years ago.

* hace poco tiempo = a short time ago.

* hacer a Alguien pasar vergüenza = embarrass.

* hacer a Alguien precavido = put + Nombre + on + Posesivo + guard.

* hacer abono orgánico = compost.

* hacer acampada = camp.

* hacer accesible a través de = make + available through.

* hacer ademanes = flail about, gesticulate.

* hacer aflorar = bring to + the surface.

* hacer aflorar sentimientos de antagonismo = bring to + the surface + feelings of antagonism.

* hacer ágil = limber up.

* hacer agua = Negativo + hold + water.

* hacer agua(s) = spring + a leak.

* hacer a gusto del consumidor = make to + order.

* hacer ajustes = make + adjustment.

* hacer alarde de = boast, flaunt, brag, show off.

* hacer alegaciones = plead.

* hacer Algo a hurtadillas = sneak.

* hacer algo alocado = do + something footloose and fancy-free.

* hacer algo al respecto = do + something about it.

* hacer Algo con dificultad = muddle through, plod (along/through).

* hacer Algo con mucho esfuerzo = plod (along/through).

* hacer algo con respecto a = do + something about.

* hacer Algo de cara a la galería = play to + the gallery.

* hacer Algo en exceso = push + Nombre + too far.

* hacer algo funcionar = make + Nombre + tick.

* hacer Algo muy bien = do + an excellent job of, make + an excellent job of.

* hacer Algo para la galería = play to + the gallery.

* hacer algo poco a poco = eat away at.

* hacer algo por amor al arte = labour of love.

* hacer Algo por + Posesivo + propia cuenta = make + Posesivo + own arrangements.

* hacer Algo posible = make + provision for.

* hacer Algo puré = mash.

* hacer Algo rápidamente = put together.

* hacer Algo realidad = make + Nombre + come true.

* hacer Algo sin ser visto = sneak.

* hacer Algo sobre la marcha = play + Nombre + by ear.

* hacer Algo trocitos = tear + Nombre + to shreds, tear + Nombre + to bits.

* hacer algunos comentarios sobre lo que Alguien ha dicho = take + a few cracks at.

* hacer alusión a = make + allusion to, make + reference to.

* hacer a mano = handcraft.

* hacer a medida = custom-make, make to + order.

* hacer a medida para satisfacer los requisitos = tailor to + meet the specification.

* hacer amigos = win + friends.

* hacer amistad = make + friend.

* hacer amistad con = make + friends with, befriend.

* hacer amistades = friend.

* hacer ampollas = blister.

* hacer anotaciones = annotate, mark + Nombre + up.

* hacer añicos = shatter, blow + Nombre + to bits, smash + Nombre + to bits, tear + Nombre + to bits.

* hacer aparecer = cause + display of.

* hacer a partir de = make out of.

* hacer apología = make + apology.

* hacer arreglos florales = arrange + flowers.

* hacer artesanalmente = handcraft.

* hacer asequible = make + amenable.

* hacer atractivo = endear.

* hacer a un lado = nudge + Nombre + aside, push aside.

* hacer autostop = thumb + a lift, hitch + a ride.

* hacer avances = make + headway.

* hacer avanzar = nudge + Nombre + forward, push + the frontiers of, nudge + Nombre + along, nudge + Nombre + into, push + the boundaries of.

* hacer avanzar el conocimiento = push back + the frontiers of knowledge.

* hacer avanzar hacia = nudge + Nombre + toward.

* hacer averiguaciones = make + enquiry.

* hacer bajar = force down.

* hacer balance de = take + stock of.

* hacer barrabasadas = play + pranks.

* hacer basto = coarsen.

* hacer bien = do + good.

* hacer borrón y cuenta nueva = start with + a clean slate, cut + Posesivo + losses, turn over + a new leaf.

* hacer borroso = blur.

* hacer bromas = banter.

* hacer bucles = loop.

* hacer buenas migas = hit it off.

* hacer buen uso de Algo = put to + good use.

* hacer bulla = kick up + a stink, kick up + a fuss, raise + a stink, make + a stink (about), make + a racket, make + a row, make + a ruckus, kick up + a row.

* hacer bulto = bulge.

* hacer búsquedas en = search through.

* hacer caca = take + a dump.

* hacer caer = oust.

* hacer caja = tally up + sales, balance + the cash, reconcile (with), balance + the cash drawer.

* hacer caja con = cash in on, ride (on) + Posesivo + coattails.

* hacer callar = shush, hush, quieten.

* hacer cambiar = swing + Persona.

* hacer cambiar las cosas = turn + the tide on.

* hacer cambios en la búsqueda = renegotiate + search.

* hacer cambios indebidamente = tamper (with).

* hacer campaña = campaign, stump, go out on + the road.

* hacer cara a = brave.

* hacer caso = take + notice, listen (to).

* hacer caso a Alguien = take + Posesivo + word for it.

* hacer caso (a/de) = pay + attention to.

* hacer caso omiso = disregard, brush aside, go + unheeded, fall on + deaf ears, meet + deaf ears, thumb + Posesivo + nose at, dismiss with + the wave of the hand, fly in + the face of, push aside.

* hacer caso omiso de = be oblivious of/to.

* hacer chanchullos = fiddle.

* hacer chatting = chat.

* hacer circular = pass around.

* hacer circular por = circulate round.

* hacer cisco = tear + apart, wipe + the floor with.

* hacer coincidir (con) = reconcile (with).

* hacer cola = queue up.

* hacer colectas = exact + contributions.

* hacer comentarios = air + comments.

* hacer como el avestruz = bury + Posesivo + head in the sand (like an ostrich), stick + Posesivo + head in the sand.

* hacer como si nada = play it + cool.

* hacer comparaciones = draw + comparisons, make + comparisons.

* hacer comparecer = arraign.

* hacer compatible (con) = reconcile (with).

* hacer compost = compost.

* hacer compras = do + shopping.

* hacer comprender = bring + home.

* hacer con Alguien lo que Uno quiera = be like putty in + Posesivo + hands.

* hacer concesiones = make + allowances.

* hacer conjeturas = speculate.

* hacer constar = state.

* hacer contrabando = smuggle.

* hacer copias = make + multiple copies.

* hacer copias mediante multicopista por disolvente = spirit duplication.

* hacer correr la voz = spread + the word, spread + the good word, pass on + the good word, spread + the news.

* hacer cosas = get + things done.

* hacer cosquillas = tickle.

* hacer creer = lead to + believe, lull + Nombre + into thinking.

* hacer crítica = find + fault with.

* hacer croché = crochet.

* hacer cuadrar (con) = reconcile (with).

* hacer cuadrar las cuentas = reconcile + receipts.

* hacer cuadras las facturas = reconcile + receipts.

* hacer cualquier cosa = do + anything, give + Posesivo + right arm.

* hacer cumplir = uphold.

* hacer cumplir la disciplina = enforce + discipline.

* hacer cumplir la legislación = enforce + legislation.

* hacer cumplir la ley = law enforcement, enforce + law, legal enforcement.

* hacer cumplir una norma = enforce + standard.

* hacer cumplir una política = uphold + policy.

* hacer cumplir unas normas = enforce + policy.

* hacer daño = do + harm, hurt.

* hacer dar vueltas = gyrate.

* hacer de = make out of.

* hacer de carabina = play + gooseberry.

* hacer declamaciones = declaim.

* hacer dedo = hitch + a ride, thumb + a lift.

* hacer de la noche día = burn + the candle at both ends.

* hacer del mismo molde = cast in + the same mould as.

* hacer de nuevo = redo [re-do], remake.

* hacer de + Posesivo + parte = do + Posesivo + bit.

* hacer derretir el hielo = de-ice [deice].

* hacer desaparecer = eradicate, dispel, banish.

* hacer desaparecer una división = blur + division.

* hacer desaparecer un mito = dispel + myth.

* hacer descuento = discount.

* hacer desfilar = parade.

* hacer detonar = detonate.

* hacer de tripas corazón = bite + the bullet.

* hacer diabluras = play + pranks.

* hacer diana = hit + home.

* hacer difícil = make + it + difficult, make + difficult.

* hacer dinero = make + money.

* hacer dudar = make + Nombre + doubt, misgive.

* hacer eco = echo, resonate.

* hacer eco de = echo.

* hacer efectivo = cash in.

* hacer efectivo en metálico = pay in + cash.

* hacer ejercicio físico = work out.

* hacer ejercicios de calentamiento = limber up.

* hacer el aire irrespirable = choke + the air.

* hacer el amor = make + love.

* hacer el avío = get + ready.

* hacer el balance de cuentas = balance + the cash, balance + the cash drawer.

* hacer el cambio = make + the change.

* hacer el chorra = pissing into the wind.

* hacer el deber de Uno = do + Posesivo + part.

* hacer el dobladillo = hem.

* hacer elección = make + choices.

* hacer el esfuerzo necesario = pull + Posesivo + (own) weight.

* hacer el indio = horse around/about.

* hacer el intento = have + a go, give + it a shot, give + Nombre + a try, have + a stab at, take + a stab at, make + a stab at, give + it a whirl, give + it a try.

* hacer el mal = do + evil.

* hacer el mejor uso de = make + the best of.

* hacer el monigote = fool around.

* hacer el paripé = keep up + facade, put on + an act.

* hacer el pasillo = form + a guard of honour.

* hacer el pasillo de honor = form + a guard of honour.

* hacer el recorrido normal = make + the rounds.

* hacer el ridículo = make + a fool of + Reflexivo, make + an arse of + Reflexivo, make + a spectacle of + Reflexivo.

* hacer el testamento = testate.

* hacer el tonto = fool around, horse around/about.

* hacer el último esfuerzo = go + the last mile, go + the extra mile.

* hacer encaje = tat.

* hacer encaje de bolillos = do + the impossible, jump through + hoops, double over + backwards.

* hacer encaje de bolillos para que cuadre Algo = juggle.

* hacer encargos = run + errands.

* hacer enemigos = make + enemies.

* hacer entender = get across.

* hacer erupción = erupt.

* hacer escala = stop over.

* hacer eses = zigzag.

* hacer esperar = cool + Posesivo + heels.

* hacer espuma = work up + a lather, froth.

* hacer esquina con = form + right angles with.

* hacer estallar = spark, ignite, touch off, blow up, let off.

* hacer estallar en añicos = blow + sky high.

* hacer estallar una bomba = bomb.

* hacer estallar un guerra = ignite + war.

* hacer esto = go along + this road.

* hacer esto y aquello de un modo relajado = mess about, pootle, piddle around.

* hacer esto y aquello de un modo relajado = mess around.

* hacer esto y aquello sin prisas = pootle.

* hacer estragos = lay + waste to, create + havoc, wreak + havoc, cause + havoc, take + Posesivo + toll (on).

* hacer estragos en = play + havoc with.

* hacer estrías = rifle.

* hacer exenciones = make + exemptions.

* hacer experimentos = institute + experiments.

* hacer explícito = make + explicit.

* hacer explotar = blow up.

* hacer extensivo + Posesivo + agradecimiento = extend + Posesivo + thanks.

* hacer factible = make + feasible.

* hacer falta = need, must, have to, it + take.

* hacer flexible = limber up.

* hacer fortuna = make + Posesivo + fortune, make + a fortune, strike + it rich, strike + gold, hit + the jackpot.

* hacer fotocopias = photoduplication [photo-duplication].

* hacer fotografía = make + picture.

* hacer fracasar = foil, derail.

* hacer frente = combat, come to + terms with, contain, address + Nombre + head-on, meet + Nombre + head-on, tackle + Nombre + head-on, face + Nombre + head-on, engage.

* hacer frente a = confront, deal with, face, face up to, meet, cope with, wrestle with, stand up to, brave, breast, address.

* hacer frente a deudas = meet + debts.

* hacer frente a gastos = meet + expenses.

* hacer frente a la delincuencia = tackle + crime.

* hacer frente a la inflación = combat + inflation.

* hacer frente a la realidad = confront + reality, face + (the) facts, face + (up to) the fact that, face + reality.

* hacer frente a la realidad (de que) = face + the truth (that).

* hacer frente a las diferencias = face + differences.

* hacer frente a la situación = tackle + situation.

* hacer frente a la vida = cope.

* hacer frente al cambio = manage + change.

* hacer frente al futuro = face up to + the future.

* hacer frente al hecho de que = face + (up to) the fact that.

* hacer frente a los elementos = brave + the elements.

* hacer frente a los hechos = face + facts.

* hacer frente a tiempos difíciles = cope with + difficult times, cope with + difficult times.

* hacer frente a una amenaza = address + threat.

* hacer frente a una crisis = face + crisis, meet + crisis.

* hacer frente a una incertidumbre = meet + uncertainty.

* hacer frente a una necesidad = meet + need, serve + need.

* hacer frente a una responsabilidad = meet + responsibility, face up to + responsibility.

* hacer frente a un cambio = meet + change.

* hacer frente a un gasto = meet + cost.

* hacer frente a un problema = attack + problem, combat + problem, wrestle with + problem.

* hacer frente a un reto = rise (up) to + challenge, confront + challenge, meet + challenge, embrace + challenge.

* hacer fresco = be cool.

* hacer funcionar = service, do + the trick.

* hacer gala de = sport.

* hacer gala del conocimiento que uno tiene = air + knowledge.

* hacer ganchillo = crochet.

* hacer garabatos = scribble, scrawl, doodle.

* hacer girar = twiddle, twirl.

* hacer gozar = delight.

* hacer gracia = tickle + Posesivo + fancy.

* hacer grandes esfuerzos por = take + (great) pains to.

* hacer grandes progresos = make + great strides.

* hacer guardar silencio = shush.

* hacer hasta la presente = do + all along.

* hacer hidrófugo = render + water-repellent.

* hacer hincapié = emphasise [emphasize, -USA].

* hacer hincapié en = put + a premium on.

* hacer hincapié en una idea = hammer + point.

* hacer historia = make + history, history in the making, go down in + history.

* hacer honor al nombre de Uno = live up to + Posesivo + name.

* hacer horas extraordinarias = work + overtime.

* hacer horas extras = work + overtime.

* hacer hueco = make + room (for).

* hacer huelga = strike.

* hacer huella = leave + an impression, touch + Posesivo + life, leave + Posesivo + mark, cut + a swath(e), leave + an imprint, make + an impression.

* hacer huir = drive away, chase + Nombre + off.

* hacer imaginar = conjure up + an image of, conjure up + a vision of.

* hacer impermeable = render + water-repellent.

* hacer inalterable = set in + stone, set in + tablets of stone.

* hacer incomprensible = render + incomprehensible, garble.

* hacer indescifrable = render + indecipherable, garble.

* hacer innecesario = obviate + the need for, make + redundant.

* hacer insinuaciones = make + innuendoes.

* hacer insinuaciones sobre = make + noises about, make + a noise about.

* hacer insoluble = render + insoluble.

* hacer inutilizable = render + useless.

* hacer juego con = go with.

* hacer juegos malabares = juggle.

* hacer juegos malabares para que cuadre Algo = juggle.

* hacer justicia = do + justice.

* hacer la cama = make + the bed.

* hacer la cuenta = tot up, tote up.

* hacer la guerra = make + war.

* hacer (la) mona = play + hooky, play + truant, skip + class.

* hacer la paz = make + (the) peace.

* hacer la pelota = butter + Nombre + up, toady, fawn (on/upon/over).

* hacer la pelota a + Alguien = curry + favour with + Alguien.

* hacer la pelotilla = toady, butter + Nombre + up.

* hacer la prueba = give + it a whirl, give + it a shot, give + it a try.

* hacer largos = swim + laps.

* hacer las leyes más estrictas = tighten + laws.

* hacer las maletas = pack up, pack + Posesivo + belongings, pack + Posesivo + things, pack + Posesivo + suitcases, pack + Posesivo + bags.

* hacer las paces = heal + the breach, heal + the rift, bury + the hatchet, make + (the) peace, smoke + the peace pipe, smoke + the pipe of peace, bury + the tomahawk, bury + the war axe.

* hacer la transición = make + the transition.

* hacer la vida imposible = make + life hell.

* hacer la vista gorda = look + the other way, turn + a blind eye to, pretend + not to have seen.

* hacerle a Alguien un lavado de cerebro = brainwash.

* hacerle las cosas fáciles a Alguien = play into + the hands of.

* hacerle la vida más simple a todos = simplify + life for everyone.

* hacerle una paja a un muerto = flog + a dead horse, beat + a dead horse, fart + in the wind.

* hacerle un bombo a Alguien = knock + Alguien + up.

* hacer llamada telefónica = make + telephone call.

* hacer llorar = reduce + Nombre + to tears.

* hacer llorar de emoción = move + Nombre + to tears.

* hacerlo = do so, go ahead.

* hacerlo bien = put + matters + right, get + it + right, be right on track.

* hacer lo correcto = do + the right thing.

* hacerlo de nuevo = go and do it again.

* hacerlo difícil de + Infinitivo = make + it + hard to + Infinitivo.

* hacer lo imposible = bend over backwards, do + the impossible, lean over + backwards, double over + backwards.

* hacer lo imposible para = jump through + hoops.

* hacerlo lo mejor que uno pueda = do + Posesivo + utmost, give + Posesivo + utmost, give + Posesivo + best.

* hacerlo mal = get + it + (all) wrong.

* hacer lo más acertado dadas las circunstancias = do + the best thing in the circumstances.

* hacerlo más llevadero = make + life easier.

* hacerlo mejor = do + a better job.

* hacer lo mejor que Uno pueda = put + Posesivo + best into, give of + Posesivo + best.

* hacer lo mejor que Uno puede = try + Posesivo + best, try + Posesivo + heart out.

* hacerlo por uno mismo = do + it + on + Posesivo + own.

* hacer lo que a Uno le de la gana = get away with + murder.

* hacer lo que le corresponde a Uno = do + Posesivo + part.

* hacer lo que uno dice que es capaz de hacer = live up to + Posesivo + claim.

* hacer lo que Uno quiera = get away with + murder.

* hacer los deberes = do + homework.

* hacerlo sin la ayuda de nadie = do + it + on + Posesivo + own.

* hacerlo solo = do + it + on + Posesivo + own.

* hacer los primeros pinitos = take + the first step.

* hacerlo todo excepto = stop at + nothing short of.

* hacerlo todo menos = stop at + nothing short of.

* hacer malabarismos = juggle.

* hacer malabarismos para que cuadre Algo = juggle.

* hacer mandados = run + errands.

* hacer maravillas = work + wonders.

* hacer más consciente de Algo = heighten + awareness.

* hacer más copias de Algo = produce + additional copies.

* hacer más eficiente = streamline.

* hacer más estricto = tighten.

* hacer más fuerte = toughen.

* hacer más inteligente = smarten.

* hacer más interesante = spice up, add + spice.

* hacer más preciso = tightening up.

* hacer más rico = add + richness to.

* hacer más riguroso = tighten, tightening up.

* hacer más sabroso = pep up.

* hacer más sofisticado = dumb up.

* hacer mejor = give + Nombre + an edge.

* hacer mejoras = make + improvements.

* hacer mella = take + Posesivo + toll (on), leave + an impression, touch + Posesivo + life, leave + Posesivo + mark, cut + a swath(e), leave + an imprint, make + an impression, hit + home.

* hacer mella en = dent, make + a dent in, take + a bite out of.

* hacer mención de/a = make + mention of.

* hacer mezcla = mix + cement.

* hacer milagros = work + wonders, work + miracles.

* hacer mucha ilusión = be thrilled.

* hacer mucho = do + much.

* hacer mucho dinero = make + good money, earn + good money.

* hacer mucho por = go + a long way (towards/to/in) + Gerundio.

* hacer muchos aspavientos por Algo = make + a song and dance about.

* hacer mucho tiempo que Algo ha desaparecido = be long gone.

* hacer necesario = render + necessary.

* hacer negocio = make + business.

* hacer negocios = do + business, transact.

* hacer + Nombre + llegar hasta aquí = get + Nombre + this far.

* hacer + Nombre + responsable de = put + Nombre + in the driving seat.

* hacer notar = bring to + Posesivo + attention, bring to + the attention, mark, note, bring to + notice, bring + attention to, bring to + Posesivo + notice.

* hacer notar la presencia de = make + Posesivo + presence felt, make + Posesivo + presence known.

* hacer novillos = play + hooky, skip + class, play + truant, bunk off, bunk + classes, skive, bunk + school.

* hacer nudos = knot.

* hacer objeciones contra = urge against.

* hacer observaciones = comment on/upon.

* hacer obsoleto = make + redundant.

* hacer oídos sordos = turn + a deaf ear to.

* hacer ordinario = coarsen.

* hacer pagar tributos = exact + tributes.

* hacer palmas = clap.

* hacer paradas = make + stops.

* hacer parecer = make + seem, make + Nombre + out to be.

* hacer parecer pequeño = dwarf.

* hacer partícipe = engage.

* hacer pasajero = render + transitory.

* hacer patochadas = fool around.

* hacer payasadas = fool around.

* hacer pedazos = shatter, smash + Nombre + to bits.

* hacer peligrar = place + in jeopardy, imperil, endanger, pose + risk.

* hacer pensar = provoke + thought, make to + think, lull + Nombre + into thinking, summon up + image.

* hacer pensar en = conjure, conjure up + a picture of, bring to + mind, conjure up + an image of, conjure up, conjure up + a vision of.

* hacer pequeños ajustes = tinker + around the edges, tinker with.

* hacer perder el conocimiento = knock + Nombre + out, knock + Nombre + unconscious.

* hacer perder el entusiasmo = dampen + Posesivo + enthusiasm.

* hacer perder el sentido a = make + nonsense of.

* hacer perder la agilidad física = stale.

* hacer perder la agilidad mental = stale.

* hacer perder las esperanzas = dampen + Posesivo + hopes.

* hacer permanente = render + permanent.

* hacer ping = ping.

* hacer pipí = pee.

* hacer pis = piss, pee, take + a leak, have + a leak, widdle, piddle.

* hacer planes = plan, make + plans.

* hacer poca distinción entre... y... = make + little distinction between... and....

* hacer poco = do + little.

* hacer popular = popularise [popularize, -USA].

* hacer por encargo = make to + order.

* hacer + Posesivo + agosto = make + a killing.

* hacer + Posesivo + necesidades = relieve + Reflexivo, go + potty.

* hacer + Posesivo + trabajo = get on with + Posesivo + work, do + Posesivo + business.

* hacer posible = enable, provide for, make + possible, provide + a basis for, make + an opportunity.

* hacer posible el crecimiento = accommodate + growth.

* hacer preguntas = ask + questions, interrogate, air + questions, make + enquiry.

* hacer preparativo = make + arrangements.

* hacer preso = imprison, jail [gaol, -UK].

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1) ( crear) <mueble/vestido> to make; <casa/carretera> to build; < nido> to build, make; < coche> to make, manufacture; < túnel> to make, dig; <dibujo/plano> to do, draw; < lista> to make, draw up; < resumen> to do, make; < película> to make; <nudo/lazo> to tie; <pan/pastel> to make, bake; <vino/café/tortilla> to make; < cerveza> to make, brew

me hizo un lugar or sitio en la mesa — he made room o a place for me at the table

hacen buena pareja — they make a lovely couple

2)

a) (efectuar, llevar a cabo) < sacrificio> to make; < milagro> to work, perform; <deberes/ejercicios/limpieza> to do; < mandado> to run; <transacción/investigación> to carry out; < experimento> to do, perform; < entrevista> to conduct; <gira/viaje> to do

me hicieron una visita — they paid me a visit

me hizo un regalo — she gave me a gift

¿me haces un favor? — will you do me a favor?

hicimos un trato — we did o made a deal

aún queda mucho por hacer — there is still a lot (left) to do

dar que hacer — to make a lot of work

b) <cheque/factura> to make out, write out

3) (formular, expresar) <declaración/promesa/oferta> to make; <proyecto/plan> to make, draw up; <crítica/comentario> to make, voice; < pregunta> to ask

nadie hizo ninguna objeción — nobody raised any objections

nos hizo un relato de sus aventuras — he related his adventures to us

4) ( refiriéndose a necesidades fisiológicas)

hacer caca — (fam) to do a poop (AmE) o (BrE) a pooh (colloq)

hacer pis or pipí — (fam) to have a pee (colloq)

hacer sus necesidades — (euf) to go to the bathroom o toilet (euph)

5) ( adquirir) <dinero/fortuna> to make; < amigo> to make

6) (preparar, arreglar) < cama> to make; < maleta> to pack

hice el pescado al horno — I did o cooked the fish in the oven

tengo que hacer la comida — I must make lunch; ver tb comida 2) b)

7)

a) (producir, causar) < ruido> to make

este jabón no hace espuma — this soap doesn't lather

esos chistes no me hacen gracia — I don't find those jokes funny

estos zapatos me hacen daño — these shoes hurt my feet

b) ( refiriéndose a sonidos onomatopéyicos) to go

las vacas hacen `mu' — cows go `moo'

8) ( recorrer) <trayecto/distancia> to do, cover

9) (en cálculos, enumeraciones)

son 180... y 320 hacen 500 — that's 180... and 320 is o makes 500

el visitante que hacía el número mil — the thousandth visitor

Sentido II

10)

a) ( ocuparse en actividad) to do

no hace más que quejarse — she does nothing but complain

no hice más que cumplir con mi deber — I only did my duty

le gustaría hacer teatro — she would like to work in the theater

hacen una obra de Ibsen — they're doing o putting on a play by Ibsen

deberías hacer ejercicio — you should do o get some exercise

¿hace algún deporte? — do you play o do any sports?

b) (como profesión, ocupación) to do

c) ( estudiar) to do

hace Derecho — she's doing o studying o reading Law

hacer un curso de cocina — to do a cookery course

11)

a) (realizar cierta acción, actuar de cierta manera) to do

niño, eso no se hace! — you mustn't do that!

qué se le va a hacer! or qué le vamos a hacer! — what can you o (frml) one do?

aquí se hace lo que digo yo — around here what I say goes

hacerla — (Méx) (fam) to make it (colloq)

hacerla (buena) — (fam)

ahora sí que la hice! — now I've (really) done it!

hacérsela buena a alguien — (Méx) to keep one's word o promise to somebody

soñé que te sacabas la lotería - házmela buena! — I dreamed you won the lottery - if only!

b) (dar cierto uso, destino, posición) to do

no sé qué hice con los recibos — I don't know what I did with the receipts

y el libro ¿qué lo hice? — (CS, Méx fam) what did I do with the book?

c) ( causar daño)

hacerle algo a alguien — to do something to somebody

yo no le hice nada — I didn't do anything to her

el perro no te hace nada — the dog won't hurt you

12) (esp Esp) ( actuar como)

hacer el tonto — to act o play the fool

13) ( sustituyendo a otro verbo)

toca bien el piano - antes lo hacía mejor — she plays the piano well - she used to play better

voy a escribirle - deja, yo lo haré — I'm going to write to him - don't bother, I'll do it

14) (Méx, RPl fam) (afectar, importar)

¿qué le hace? — so what? what does it matter?

eso no le hace nada — that doesn't matter at all

Sentido III

15) (transformar en, volver) to make

te hará hombre, hijo mío — it will make a man of you, my son

la hizo su mujer — he made her his wife

hizo pedazos la carta — she tore the letter into tiny pieces

ella lo hizo posible — she made it possible

hacer algo de algo — to turn something into something

hacer algo de alguien — to make something of somebody

quiero hacer de ti un gran actor — I want to make a great actor of you

16) ( dar apariencia de)

ese vestido te hace más delgada — that dress makes you look thinner

17) (inducir a, ser causa de que)

hacer algo/a alguien + inf — to make something/somebody + inf

me hizo llorar — it made me cry

todo hace suponer que... — everything suggests that o leads one to think that...

hizo caer al niño — he knocked the child over

hágalo pasar — tell him to come in

hacer que algo/alguien + subj — to make something/somebody + inf

vas a hacer que pierda la paciencia! — you're going to make me lose my temper!

18) ( obligar a)

hacer + inf a alguien — to make somebody + inf

me hizo esperar tres horas — she kept me waiting for three hours

me hizo abrirla — he made me open it

hacer que alguien + subj — to make somebody + inf

hizo que todos se sentaran — he made everybody sit down

19)

hacer hacer algo — to have o get something done/made

hice acortar las cortinas — I had o got the curtains shortened

20) (suponer, imaginar)

te hacía en Buenos Aires — I thought you were in Buenos Aires

yo que lo hacía casado! — I had the idea that he was married!
2.
hacer vi

Sentido I

1)

a) (obrar, actuar)

déjame hacer a mí — just let me handle this o take care of this

¿cómo se hace para que te den la beca? — what do you have to do to get the scholarship?

¿cómo hacen para vivir con ese sueldo? — how do they manage to live on that salary?

hacerle a algo — (Chi, Méx fam)

le hace a todo — she does a bit of everything

yo no le hago a la pintura — I don't go in for painting

hacer y deshacer — to do as one pleases, do what one likes

b) (+ compl)

hiciste bien en decírmelo — you did o were right to tell me

haces mal en mentir — it's wrong of you to lie

2) ( refiriéndose a las necesidades fisiológicas)

mamá, ya hice! — (esp AmL) Mommy, I've been o I've finished!

hacer de cuerpo or de vientre — (frml) to have a bowel movement (frml)

3) (fingir, simular)

hizo como que no me había visto — he made out o pretended he hadn't seen me

hice como que no oía — I pretended not to hear

haz como si no supieras nada — act as if o pretend you don't know anything about it

4) ( servir)

hacer de algo: esta sábana hará de toldo this sheet will do for o as an awning; la escuela hizo de hospital — the school served as o was used as a hospital

5) ( interpretar personaje)

hacer de algo/alguien — to play (the part of) something/somebody

hacía de `malo' — he played the bad guy

Sentido II

6) (+ compl) ( sentar) (+ me/te/le etc)

le va a hacer bien salir un poco — it'll do her good to get out a bit

la trucha me hizo mal — (AmL) the trout didn't agree with me

7) ( corresponder)

hacerle a algo — to fit something

esta tapa no le hace al frasco — this lid doesn't fit the jar

8)

no le hace — ( no tiene importancia) it doesn't matter; ( no sirve de excusa) that's no excuse

¿no le hace que tire la ceniza aquí? — do you mind if I drop the ash here?

9) (en 3^a pers) (frml) (tocar, concernir)

por lo que hace a or en cuanto hace a su solicitud — as far as your application is concerned

10) (Esp fam) ( apetecer)

¿(te) hace una cerveza? — care for a beer?, do you fancy a beer? (BrE colloq)
3.
hacer v impers

1)

a) ( refiriéndose al tiempo atmosférico)

hace frío/calor/sol/viento — it's cold/hot/sunny/windy

hace tres grados — it's three degrees

(nos) hizo un tiempo espantoso — the weather was terrible

b) (fam & hum)

hace sed ¿verdad? — it's thirsty weather/work, isn't it?

parece que hace hambre — you/they seem to be hungry

2) ( expresando tiempo transcurrido)

hace dos años que murió — he's been dead for two years

¿cuánto hace que se fue? — how long ago did she leave?

hace poco/un año — a short time/a year ago

hace mucho que lo conozco — I've known him for a long time

no lo veo desde hace años — I haven't seen him for years

hacía años que no lo veía — I hadn't seen him for o in years

hasta hace poco — until recently
4.
1) hacerse v pron

Sentido I

2) ( producirse)

hágase la luz — (Bib) let there be light; (+ me/te/le etc)

se me hizo un nudo en el hilo — I got a knot in the thread

se le ha hecho una ampolla — she's got o she has a blister

hacérsele algo a alguien — (Méx)

por fin se le hizo ganar el premio — she finally got to win the award

3)

a) (refl) ( hacer para sí) <café/falda> to make oneself

se hace toda la ropa — she makes all her (own) clothes

se hicieron una casita — they built themselves a little house

b) (caus) ( hacer que otro haga)

se hicieron una casita — they had a little house built

se hizo la cirugía estética — she had plastic surgery

voy a hacerme las manos — I'm going to have a manicure

4) ( causarse)

me hice un tajo en el dedo — I cut my finger

¿qué te hiciste en el brazo? — what did you do to your arm?

¿te hiciste daño? — did you hurt yourself?

5) ( refiriéndose a necesidades fisiológicas)

todavía se hace pis/caca — (fam) she still wets/messes herself

6) (refl) ( adquirir) to make

hacerse un nombre — to make a name for oneself

hacerse enemigos — to make enemies

Sentido II

7)

a) (volverse, convertirse en) to become

hacerse famoso/monja — to become famous/a nun

se están haciendo viejos — they are getting o growing old

b) (impers)

se hace de noche muy pronto — it gets dark very early

se está haciendo tarde — it's getting late; (+ me/te/le etc)

se nos hizo de noche esperándolo — it got dark while we were waiting for him

c) ( cocinarse) pescado/guiso to cook

d) (AmL) ( pasarle a)

¿qué se habrá hecho María? — what can have happened to María?

8) ( resultar)

esto se hace muy pesado — this gets very boring; (+ me/te/le etc)

se me hizo interminable — it seemed interminable

se me hace difícil creerlo — I find it very hard to believe

9) ( dar impresión de) (+ me/te/le etc)

se me hace que está ofendida — I get the feeling o impression that she's upset

se me hace que va a llover — I think o I have a feeling it's going to rain

hacérsele a alguien — (Chi fam) to back out

10) (caus)

hacerse + inf: hazte respetar make people respect you; el desenlace no se hizo esperar the end was not long in coming; un chico que se hace querer a likable kid; se hizo construir una mansión he had a mansion built; hazte ver por un médico — (AmL) go and see a doctor

11) ( acostumbrarse)

hacerse a algo/+ inf — to get used to something/-ing

no consigo hacerme a la idea — I can't get used to the idea

12) ( fingirse)

no te hagas el inocente — don't act the innocent

me vio pero se hizo el loco — he saw me but pretended he hadn't

¿éste es bobo o se (lo) hace? — (fam) is this guy stupid or just a good actor? (colloq)

no te hagas el sordo — don't pretend o act as if you didn't hear me

yo me hice — (Méx fam) I pretend not to notice

13) ( moverse) (+ compl) to move

hacerse atrás/a un lado — to move back/to one side

14) hacerse con

el ejército se hizo con la ciudad — the army took the city

tengo que hacerme con esa carta — I must get hold of that letter

logró hacerse con el control de la compañía — he managed to gain control of the company

15) hacerse de (AmL)

se hicieron de gran fama — they became very famous

tengo que hacerme de dinero — I must get o lay my hands on some money

se hizo de muchos amigos — he made a lot of friends

* * *

= accomplish, design (for/to), be up to, cause, conduct, do, devise, produce, render, compose, make, get (a)round to, make out, get round to, brew.

Ex: If a library prefers to simplify records in particular areas, this can usually be accomplished by not entering particular types of information.

Ex: In lists designed for international use a symbolic notation instead of textual notes may be used.

Ex: When I saw what he was up to, I drew back for a punch and hit him so hard on the nose that he fell on his back and lay there for some time, so that his wife stood over him and cried out 'Mercy! You've done my husband in!'.

Ex: As usage of the language causes terms to become anachronistic, or as increases in our level of awareness reveal undesirable connotations, we seek to change subject heading terms.

Ex: Obviously, this tagging must be conducted manually.

Ex: In all these cases where scientists studied what crafstmen knew how to do the resulting benefits have accrued to science not to technology.

Ex: Special classification schemes are generally devised for an application in which no major general scheme is suitable.

Ex: The present OCLC system does not produce catalog cards in sets, but if it did it could produce over 6,000 different sets for one title.

Ex: So strongly was it felt by proponents of change that just such unconscious biases rendered libraries 'part of the problem, instead of the solution'.

Ex: There have never been any attempts to compose a bibliography of US government documents relating to international law.

Ex: This concept comes mainly from the military, where a designated number of troops make a squad, a platoon, a regiment, etc..

Ex: The article is entitled 'A list of lists of Web sites to check out: getting organized and getting around to it are two different things'.

Ex: The cards for those headings should be removed from the index and new cards made out if necessary.

Ex: The government have been making noises about it for some time but haven't quite got round to it.

Ex: The goddess owned a potent magick cauldron in which she planned to brew a special liquid for her ugly son.

* acceder haciendo clic = click.

* acusación + hacer = accusation + level.

* aguja de hacer croché = crochet hook, crochet needle.

* aguja de hacer ganchillo = crochet hook, crochet needle.

* aguja de hacer punto = knitting needle.

* algo diverto que hacer = fun thing to do.

* Algo que se hace para matar el tiempo = time filler.

* al hacer esto = by so doing, in so doing, by doing so, in doing so.

* a medio hacer = halfway done, half done.

* anunciado desde hace tiempo = long-heralded.

* aprender haciendo = learn by + doing.

* batir hasta hacer espuma = work up + a lather.

* ¡bien hecho! = the way to go!.

* buscar una forma de hacer (algo) = develop + way + to make + Nombre.

* contenedor para hacer compost = compost bin.

* continuar con el buen hacer = keep up + the good work, keep up + the great work.

* continuar haciendo algo = get on with + Nombre.

* cuando hace frío = in the cold.

* cumplido hace tiempo = long overdue.

* decidir hacer = spring for.

* decidir qué hacer con = make + disposition of.

* de hace años = of years ago.

* de hace muchos años = long-standing.

* de hace mucho tiempo = age-old, long-lost.

* de hace siglos = of yore.

* de hace varios siglos = centuries-old.

* dejar de hacer huelga = cross + the picket line.

* dejar que Alguien haga las cosas a su manera = let + Nombre + do things + Posesivo + (own) way.

* dejar sin hacer = leave + undone.

* desde hace algún tiempo = for some time past, for days.

* desde hace años = over the years, for years past, for years.

* desde hace la tira (de tiempo) = for yonks, for yonks and yonks.

* desde hace muchísimo tiempo = in ages (and ages and ages).

* desde hace muchos años = for years.

* desde hace mucho tiempo = for ages, long-time [longtime], long since, in ages (and ages and ages).

* desde hace siglos = for yonks, for yonks and yonks.

* desde hace tanto tiempo = so long.

* desde hace tiempo = long [longer -comp., longest -sup.], over the years, for a long time, long since, for some time.

* desde hace un montonazo de tiempo = for yonks and yonks.

* desde hace un montón de tiempo = for yonks.

* desde hace un par de + Tiempo = in these past couple of + Tiempo.

* desde hace varios años + Presente = for several years + Pretérito Perfecto.

* desde hace ya algún tiempo = for some time now.

* desde hace ya años = for years now.

* difícil de hacer = hard to do.

* donde fueres haz lo que vieres = when in Rome (do as the Romans do).

* dos entuertos no hacen un derecho = two wrongs do not make a right.

* el que las hace, las paga = you've made your bed, now you must lie in it!.

* encargado de hacer el presupuesto = budgetmaker.

* esfuerzo + hacer sudar = work up + a lather.

* es más fácil decirlo que hacerlo = easier said than done.

* esperado hace tiempo = overdue.

* esperar sin nada que hacer = kick + Posesivo + heels.

* establecido desde hace tiempo = long-established.

* estar haciendo = be up to.

* estar haciendo Algo = have + Nombre + on the go.

* estar haciendo algo que no se debe = be up to no good.

* estar sin hacer nada = sit + idle, stand + idle.

* existir desde hace años = be around for years.

* frotar hasta hacer espuma = lather.

* hace algunos años = some years ago.

* hace algún tiempo = some time ago, a while back, some while ago, sometime back.

* hace años = years ago.

* hace demasiado tiempo = too long ago.

* hacer huir en batalla = route.

* hace la tira (de tiempo) = yonks, yonks and yonks.

* hace miles de años = aeons ago.

* hace muchas lunas = all those many moons ago, many moons ago.

* hace muchísimos años = a great many years ago.

* hace muchísimo tiempo = ages (and ages) ago, aeons ago, yonks.

* hace muchos años = many years ago.

* hace mucho tiempo = long since, all those many moons ago, many moons ago.

* hace muy poco tiempo = a short time ago.

* hace + Número + años = Número + years ago.

* hace poco tiempo = a short time ago.

* hacer a Alguien pasar vergüenza = embarrass.

* hacer a Alguien precavido = put + Nombre + on + Posesivo + guard.

* hacer abono orgánico = compost.

* hacer acampada = camp.

* hacer accesible a través de = make + available through.

* hacer ademanes = flail about, gesticulate.

* hacer aflorar = bring to + the surface.

* hacer aflorar sentimientos de antagonismo = bring to + the surface + feelings of antagonism.

* hacer ágil = limber up.

* hacer agua = Negativo + hold + water.

* hacer agua(s) = spring + a leak.

* hacer a gusto del consumidor = make to + order.

* hacer ajustes = make + adjustment.

* hacer alarde de = boast, flaunt, brag, show off.

* hacer alegaciones = plead.

* hacer Algo a hurtadillas = sneak.

* hacer algo alocado = do + something footloose and fancy-free.

* hacer algo al respecto = do + something about it.

* hacer Algo con dificultad = muddle through, plod (along/through).

* hacer Algo con mucho esfuerzo = plod (along/through).

* hacer algo con respecto a = do + something about.

* hacer Algo de cara a la galería = play to + the gallery.

* hacer Algo en exceso = push + Nombre + too far.

* hacer algo funcionar = make + Nombre + tick.

* hacer Algo muy bien = do + an excellent job of, make + an excellent job of.

* hacer Algo para la galería = play to + the gallery.

* hacer algo poco a poco = eat away at.

* hacer algo por amor al arte = labour of love.

* hacer Algo por + Posesivo + propia cuenta = make + Posesivo + own arrangements.

* hacer Algo posible = make + provision for.

* hacer Algo puré = mash.

* hacer Algo rápidamente = put together.

* hacer Algo realidad = make + Nombre + come true.

* hacer Algo sin ser visto = sneak.

* hacer Algo sobre la marcha = play + Nombre + by ear.

* hacer Algo trocitos = tear + Nombre + to shreds, tear + Nombre + to bits.

* hacer algunos comentarios sobre lo que Alguien ha dicho = take + a few cracks at.

* hacer alusión a = make + allusion to, make + reference to.

* hacer a mano = handcraft.

* hacer a medida = custom-make, make to + order.

* hacer a medida para satisfacer los requisitos = tailor to + meet the specification.

* hacer amigos = win + friends.

* hacer amistad = make + friend.

* hacer amistad con = make + friends with, befriend.

* hacer amistades = friend.

* hacer ampollas = blister.

* hacer anotaciones = annotate, mark + Nombre + up.

* hacer añicos = shatter, blow + Nombre + to bits, smash + Nombre + to bits, tear + Nombre + to bits.

* hacer aparecer = cause + display of.

* hacer a partir de = make out of.

* hacer apología = make + apology.

* hacer arreglos florales = arrange + flowers.

* hacer artesanalmente = handcraft.

* hacer asequible = make + amenable.

* hacer atractivo = endear.

* hacer a un lado = nudge + Nombre + aside, push aside.

* hacer autostop = thumb + a lift, hitch + a ride.

* hacer avances = make + headway.

* hacer avanzar = nudge + Nombre + forward, push + the frontiers of, nudge + Nombre + along, nudge + Nombre + into, push + the boundaries of.

* hacer avanzar el conocimiento = push back + the frontiers of knowledge.

* hacer avanzar hacia = nudge + Nombre + toward.

* hacer averiguaciones = make + enquiry.

* hacer bajar = force down.

* hacer balance de = take + stock of.

* hacer barrabasadas = play + pranks.

* hacer basto = coarsen.

* hacer bien = do + good.

* hacer borrón y cuenta nueva = start with + a clean slate, cut + Posesivo + losses, turn over + a new leaf.

* hacer borroso = blur.

* hacer bromas = banter.

* hacer bucles = loop.

* hacer buenas migas = hit it off.

* hacer buen uso de Algo = put to + good use.

* hacer bulla = kick up + a stink, kick up + a fuss, raise + a stink, make + a stink (about), make + a racket, make + a row, make + a ruckus, kick up + a row.

* hacer bulto = bulge.

* hacer búsquedas en = search through.

* hacer caca = take + a dump.

* hacer caer = oust.

* hacer caja = tally up + sales, balance + the cash, reconcile (with), balance + the cash drawer.

* hacer caja con = cash in on, ride (on) + Posesivo + coattails.

* hacer callar = shush, hush, quieten.

* hacer cambiar = swing + Persona.

* hacer cambiar las cosas = turn + the tide on.

* hacer cambios en la búsqueda = renegotiate + search.

* hacer cambios indebidamente = tamper (with).

* hacer campaña = campaign, stump, go out on + the road.

* hacer cara a = brave.

* hacer caso = take + notice, listen (to).

* hacer caso a Alguien = take + Posesivo + word for it.

* hacer caso (a/de) = pay + attention to.

* hacer caso omiso = disregard, brush aside, go + unheeded, fall on + deaf ears, meet + deaf ears, thumb + Posesivo + nose at, dismiss with + the wave of the hand, fly in + the face of, push aside.

* hacer caso omiso de = be oblivious of/to.

* hacer chanchullos = fiddle.

* hacer chatting = chat.

* hacer circular = pass around.

* hacer circular por = circulate round.

* hacer cisco = tear + apart, wipe + the floor with.

* hacer coincidir (con) = reconcile (with).

* hacer cola = queue up.

* hacer colectas = exact + contributions.

* hacer comentarios = air + comments.

* hacer como el avestruz = bury + Posesivo + head in the sand (like an ostrich), stick + Posesivo + head in the sand.

* hacer como si nada = play it + cool.

* hacer comparaciones = draw + comparisons, make + comparisons.

* hacer comparecer = arraign.

* hacer compatible (con) = reconcile (with).

* hacer compost = compost.

* hacer compras = do + shopping.

* hacer comprender = bring + home.

* hacer con Alguien lo que Uno quiera = be like putty in + Posesivo + hands.

* hacer concesiones = make + allowances.

* hacer conjeturas = speculate.

* hacer constar = state.

* hacer contrabando = smuggle.

* hacer copias = make + multiple copies.

* hacer copias mediante multicopista por disolvente = spirit duplication.

* hacer correr la voz = spread + the word, spread + the good word, pass on + the good word, spread + the news.

* hacer cosas = get + things done.

* hacer cosquillas = tickle.

* hacer creer = lead to + believe, lull + Nombre + into thinking.

* hacer crítica = find + fault with.

* hacer croché = crochet.

* hacer cuadrar (con) = reconcile (with).

* hacer cuadrar las cuentas = reconcile + receipts.

* hacer cuadras las facturas = reconcile + receipts.

* hacer cualquier cosa = do + anything, give + Posesivo + right arm.

* hacer cumplir = uphold.

* hacer cumplir la disciplina = enforce + discipline.

* hacer cumplir la legislación = enforce + legislation.

* hacer cumplir la ley = law enforcement, enforce + law, legal enforcement.

* hacer cumplir una norma = enforce + standard.

* hacer cumplir una política = uphold + policy.

* hacer cumplir unas normas = enforce + policy.

* hacer daño = do + harm, hurt.

* hacer dar vueltas = gyrate.

* hacer de = make out of.

* hacer de carabina = play + gooseberry.

* hacer declamaciones = declaim.

* hacer dedo = hitch + a ride, thumb + a lift.

* hacer de la noche día = burn + the candle at both ends.

* hacer del mismo molde = cast in + the same mould as.

* hacer de nuevo = redo [re-do], remake.

* hacer de + Posesivo + parte = do + Posesivo + bit.

* hacer derretir el hielo = de-ice [deice].

* hacer desaparecer = eradicate, dispel, banish.

* hacer desaparecer una división = blur + division.

* hacer desaparecer un mito = dispel + myth.

* hacer descuento = discount.

* hacer desfilar = parade.

* hacer detonar = detonate.

* hacer de tripas corazón = bite + the bullet.

* hacer diabluras = play + pranks.

* hacer diana = hit + home.

* hacer difícil = make + it + difficult, make + difficult.

* hacer dinero = make + money.

* hacer dudar = make + Nombre + doubt, misgive.

* hacer eco = echo, resonate.

* hacer eco de = echo.

* hacer efectivo = cash in.

* hacer efectivo en metálico = pay in + cash.

* hacer ejercicio físico = work out.

* hacer ejercicios de calentamiento = limber up.

* hacer el aire irrespirable = choke + the air.

* hacer el amor = make + love.

* hacer el avío = get + ready.

* hacer el balance de cuentas = balance + the cash, balance + the cash drawer.

* hacer el cambio = make + the change.

* hacer el chorra = pissing into the wind.

* hacer el deber de Uno = do + Posesivo + part.

* hacer el dobladillo = hem.

* hacer elección = make + choices.

* hacer el esfuerzo necesario = pull + Posesivo + (own) weight.

* hacer el indio = horse around/about.

* hacer el intento = have + a go, give + it a shot, give + Nombre + a try, have + a stab at, take + a stab at, make + a stab at, give + it a whirl, give + it a try.

* hacer el mal = do + evil.

* hacer el mejor uso de = make + the best of.

* hacer el monigote = fool around.

* hacer el paripé = keep up + facade, put on + an act.

* hacer el pasillo = form + a guard of honour.

* hacer el pasillo de honor = form + a guard of honour.

* hacer el recorrido normal = make + the rounds.

* hacer el ridículo = make + a fool of + Reflexivo, make + an arse of + Reflexivo, make + a spectacle of + Reflexivo.

* hacer el testamento = testate.

* hacer el tonto = fool around, horse around/about.

* hacer el último esfuerzo = go + the last mile, go + the extra mile.

* hacer encaje = tat.

* hacer encaje de bolillos = do + the impossible, jump through + hoops, double over + backwards.

* hacer encaje de bolillos para que cuadre Algo = juggle.

* hacer encargos = run + errands.

* hacer enemigos = make + enemies.

* hacer entender = get across.

* hacer erupción = erupt.

* hacer escala = stop over.

* hacer eses = zigzag.

* hacer esperar = cool + Posesivo + heels.

* hacer espuma = work up + a lather, froth.

* hacer esquina con = form + right angles with.

* hacer estallar = spark, ignite, touch off, blow up, let off.

* hacer estallar en añicos = blow + sky high.

* hacer estallar una bomba = bomb.

* hacer estallar un guerra = ignite + war.

* hacer esto = go along + this road.

* hacer esto y aquello de un modo relajado = mess about, pootle, piddle around.

* hacer esto y aquello de un modo relajado = mess around.

* hacer esto y aquello sin prisas = pootle.

* hacer estragos = lay + waste to, create + havoc, wreak + havoc, cause + havoc, take + Posesivo + toll (on).

* hacer estragos en = play + havoc with.

* hacer estrías = rifle.

* hacer exenciones = make + exemptions.

* hacer experimentos = institute + experiments.

* hacer explícito = make + explicit.

* hacer explotar = blow up.

* hacer extensivo + Posesivo + agradecimiento = extend + Posesivo + thanks.

* hacer factible = make + feasible.

* hacer falta = need, must, have to, it + take.

* hacer flexible = limber up.

* hacer fortuna = make + Posesivo + fortune, make + a fortune, strike + it rich, strike + gold, hit + the jackpot.

* hacer fotocopias = photoduplication [photo-duplication].

* hacer fotografía = make + picture.

* hacer fracasar = foil, derail.

* hacer frente = combat, come to + terms with, contain, address + Nombre + head-on, meet + Nombre + head-on, tackle + Nombre + head-on, face + Nombre + head-on, engage.

* hacer frente a = confront, deal with, face, face up to, meet, cope with, wrestle with, stand up to, brave, breast, address.

* hacer frente a deudas = meet + debts.

* hacer frente a gastos = meet + expenses.

* hacer frente a la delincuencia = tackle + crime.

* hacer frente a la inflación = combat + inflation.

* hacer frente a la realidad = confront + reality, face + (the) facts, face + (up to) the fact that, face + reality.

* hacer frente a la realidad (de que) = face + the truth (that).

* hacer frente a las diferencias = face + differences.

* hacer frente a la situación = tackle + situation.

* hacer frente a la vida = cope.

* hacer frente al cambio = manage + change.

* hacer frente al futuro = face up to + the future.

* hacer frente al hecho de que = face + (up to) the fact that.

* hacer frente a los elementos = brave + the elements.

* hacer frente a los hechos = face + facts.

* hacer frente a tiempos difíciles = cope with + difficult times, cope with + difficult times.

* hacer frente a una amenaza = address + threat.

* hacer frente a una crisis = face + crisis, meet + crisis.

* hacer frente a una incertidumbre = meet + uncertainty.

* hacer frente a una necesidad = meet + need, serve + need.

* hacer frente a una responsabilidad = meet + responsibility, face up to + responsibility.

* hacer frente a un cambio = meet + change.

* hacer frente a un gasto = meet + cost.

* hacer frente a un problema = attack + problem, combat + problem, wrestle with + problem.

* hacer frente a un reto = rise (up) to + challenge, confront + challenge, meet + challenge, embrace + challenge.

* hacer fresco = be cool.

* hacer funcionar = service, do + the trick.

* hacer gala de = sport.

* hacer gala del conocimiento que uno tiene = air + knowledge.

* hacer ganchillo = crochet.

* hacer garabatos = scribble, scrawl, doodle.

* hacer girar = twiddle, twirl.

* hacer gozar = delight.

* hacer gracia = tickle + Posesivo + fancy.

* hacer grandes esfuerzos por = take + (great) pains to.

* hacer grandes progresos = make + great strides.

* hacer guardar silencio = shush.

* hacer hasta la presente = do + all along.

* hacer hidrófugo = render + water-repellent.

* hacer hincapié = emphasise [emphasize, -USA].

* hacer hincapié en = put + a premium on.

* hacer hincapié en una idea = hammer + point.

* hacer historia = make + history, history in the making, go down in + history.

* hacer honor al nombre de Uno = live up to + Posesivo + name.

* hacer horas extraordinarias = work + overtime.

* hacer horas extras = work + overtime.

* hacer hueco = make + room (for).

* hacer huelga = strike.

* hacer huella = leave + an impression, touch + Posesivo + life, leave + Posesivo + mark, cut + a swath(e), leave + an imprint, make + an impression.

* hacer huir = drive away, chase + Nombre + off.

* hacer imaginar = conjure up + an image of, conjure up + a vision of.

* hacer impermeable = render + water-repellent.

* hacer inalterable = set in + stone, set in + tablets of stone.

* hacer incomprensible = render + incomprehensible, garble.

* hacer indescifrable = render + indecipherable, garble.

* hacer innecesario = obviate + the need for, make + redundant.

* hacer insinuaciones = make + innuendoes.

* hacer insinuaciones sobre = make + noises about, make + a noise about.

* hacer insoluble = render + insoluble.

* hacer inutilizable = render + useless.

* hacer juego con = go with.

* hacer juegos malabares = juggle.

* hacer juegos malabares para que cuadre Algo = juggle.

* hacer justicia = do + justice.

* hacer la cama = make + the bed.

* hacer la cuenta = tot up, tote up.

* hacer la guerra = make + war.

* hacer (la) mona = play + hooky, play + truant, skip + class.

* hacer la paz = make + (the) peace.

* hacer la pelota = butter + Nombre + up, toady, fawn (on/upon/over).

* hacer la pelota a + Alguien = curry + favour with + Alguien.

* hacer la pelotilla = toady, butter + Nombre + up.

* hacer la prueba = give + it a whirl, give + it a shot, give + it a try.

* hacer largos = swim + laps.

* hacer las leyes más estrictas = tighten + laws.

* hacer las maletas = pack up, pack + Posesivo + belongings, pack + Posesivo + things, pack + Posesivo + suitcases, pack + Posesivo + bags.

* hacer las paces = heal + the breach, heal + the rift, bury + the hatchet, make + (the) peace, smoke + the peace pipe, smoke + the pipe of peace, bury + the tomahawk, bury + the war axe.

* hacer la transición = make + the transition.

* hacer la vida imposible = make + life hell.

* hacer la vista gorda = look + the other way, turn + a blind eye to, pretend + not to have seen.

* hacerle a Alguien un lavado de cerebro = brainwash.

* hacerle las cosas fáciles a Alguien = play into + the hands of.

* hacerle la vida más simple a todos = simplify + life for everyone.

* hacerle una paja a un muerto = flog + a dead horse, beat + a dead horse, fart + in the wind.

* hacerle un bombo a Alguien = knock + Alguien + up.

* hacer llamada telefónica = make + telephone call.

* hacer llorar = reduce + Nombre + to tears.

* hacer llorar de emoción = move + Nombre + to tears.

* hacerlo = do so, go ahead.

* hacerlo bien = put + matters + right, get + it + right, be right on track.

* hacer lo correcto = do + the right thing.

* hacerlo de nuevo = go and do it again.

* hacerlo difícil de + Infinitivo = make + it + hard to + Infinitivo.

* hacer lo imposible = bend over backwards, do + the impossible, lean over + backwards, double over + backwards.

* hacer lo imposible para = jump through + hoops.

* hacerlo lo mejor que uno pueda = do + Posesivo + utmost, give + Posesivo + utmost, give + Posesivo + best.

* hacerlo mal = get + it + (all) wrong.

* hacer lo más acertado dadas las circunstancias = do + the best thing in the circumstances.

* hacerlo más llevadero = make + life easier.

* hacerlo mejor = do + a better job.

* hacer lo mejor que Uno pueda = put + Posesivo + best into, give of + Posesivo + best.

* hacer lo mejor que Uno puede = try + Posesivo + best, try + Posesivo + heart out.

* hacerlo por uno mismo = do + it + on + Posesivo + own.

* hacer lo que a Uno le de la gana = get away with + murder.

* hacer lo que le corresponde a Uno = do + Posesivo + part.

* hacer lo que uno dice que es capaz de hacer = live up to + Posesivo + claim.

* hacer lo que Uno quiera = get away with + murder.

* hacer los deberes = do + homework.

* hacerlo sin la ayuda de nadie = do + it + on + Posesivo + own.

* hacerlo solo = do + it + on + Posesivo + own.

* hacer los primeros pinitos = take + the first step.

* hacerlo todo excepto = stop at + nothing short of.

* hacerlo todo menos = stop at + nothing short of.

* hacer malabarismos = juggle.

* hacer malabarismos para que cuadre Algo = juggle.

* hacer mandados = run + errands.

* hacer maravillas = work + wonders.

* hacer más consciente de Algo = heighten + awareness.

* hacer más copias de Algo = produce + additional copies.

* hacer más eficiente = streamline.

* hacer más estricto = tighten.

* hacer más fuerte = toughen.

* hacer más inteligente = smarten.

* hacer más interesante = spice up, add + spice.

* hacer más preciso = tightening up.

* hacer más rico = add + richness to.

* hacer más riguroso = tighten, tightening up.

* hacer más sabroso = pep up.

* hacer más sofisticado = dumb up.

* hacer mejor = give + Nombre + an edge.

* hacer mejoras = make + improvements.

* hacer mella = take + Posesivo + toll (on), leave + an impression, touch + Posesivo + life, leave + Posesivo + mark, cut + a swath(e), leave + an imprint, make + an impression, hit + home.

* hacer mella en = dent, make + a dent in, take + a bite out of.

* hacer mención de/a = make + mention of.

* hacer mezcla = mix + cement.

* hacer milagros = work + wonders, work + miracles.

* hacer mucha ilusión = be thrilled.

* hacer mucho = do + much.

* hacer mucho dinero = make + good money, earn + good money.

* hacer mucho por = go + a long way (towards/to/in) + Gerundio.

* hacer muchos aspavientos por Algo = make + a song and dance about.

* hacer mucho tiempo que Algo ha desaparecido = be long gone.

* hacer necesario = render + necessary.

* hacer negocio = make + business.

* hacer negocios = do + business, transact.

* hacer + Nombre + llegar hasta aquí = get + Nombre + this far.

* hacer + Nombre + responsable de = put + Nombre + in the driving seat.

* hacer notar = bring to + Posesivo + attention, bring to + the attention, mark, note, bring to + notice, bring + attention to, bring to + Posesivo + notice.

* hacer notar la presencia de = make + Posesivo + presence felt, make + Posesivo + presence known.

* hacer novillos = play + hooky, skip + class, play + truant, bunk off, bunk + classes, skive, bunk + school.

* hacer nudos = knot.

* hacer objeciones contra = urge against.

* hacer observaciones = comment on/upon.

* hacer obsoleto = make + redundant.

* hacer oídos sordos = turn + a deaf ear to.

* hacer ordinario = coarsen.

* hacer pagar tributos = exact + tributes.

* hacer palmas = clap.

* hacer paradas = make + stops.

* hacer parecer = make + seem, make + Nombre + out to be.

* hacer parecer pequeño = dwarf.

* hacer partícipe = engage.

* hacer pasajero = render + transitory.

* hacer patochadas = fool around.

* hacer payasadas = fool around.

* hacer pedazos = shatter, smash + Nombre + to bits.

* hacer peligrar = place + in jeopardy, imperil, endanger, pose + risk.

* hacer pensar = provoke + thought, make to + think, lull + Nombre + into thinking, summon up + image.

* hacer pensar en = conjure, conjure up + a picture of, bring to + mind, conjure up + an image of, conjure up, conjure up + a vision of.

* hacer pequeños ajustes = tinker + around the edges, tinker with.

* hacer perder el conocimiento = knock + Nombre + out, knock + Nombre + unconscious.

* hacer perder el entusiasmo = dampen + Posesivo + enthusiasm.

* hacer perder el sentido a = make + nonsense of.

* hacer perder la agilidad física = stale.

* hacer perder la agilidad mental = stale.

* hacer perder las esperanzas = dampen + Posesivo + hopes.

* hacer permanente = render + permanent.

* hacer ping = ping.

* hacer pipí = pee.

* hacer pis = piss, pee, take + a leak, have + a leak, widdle, piddle.

* hacer planes = plan, make + plans.

* hacer poca distinción entre... y... = make + little distinction between... and....

* hacer poco = do + little.

* hacer popular = popularise [popularize, -USA].

* hacer por encargo = make to + order.

* hacer + Posesivo + agosto = make + a killing.

* hacer + Posesivo + necesidades = relieve + Reflexivo, go + potty.

* hacer + Posesivo + trabajo = get on with + Posesivo + work, do + Posesivo + business.

* hacer posible = enable, provide for, make + possible, provide + a basis for, make + an opportunity.

* hacer posible el crecimiento = accommodate + growth.

* hacer preguntas = ask + questions, interrogate, air + questions, make + enquiry.

* hacer preparativo = make + arrangements.

* hacer preso = imprison, jail [gaol, -UK].

* * *

hacer [ E18 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ hacer (verbo transitivo)

Sentido I

A

1 crear

2 extender: cheque, factura etc

B efectuar, llevar a cabo

C formular, expresar

D con las necesidades fisiológicas

E adquirir: dinero, amigos etc

F preparar, arreglar

G

1 producir, causar

2 refiriéndose a sonidos

H recorrer

I en cálculos, enumeraciones

Sentido II

A

1 ocuparse en una actividad

2 como profesión, ocupación

3 estudiar

B

1 actuar de cierta manera

2 dar cierto uso

3 causar daño

C actuar como

D hacer una vida

E sustituyendo a otro verbo

F afectar, importar

Sentido III

A transformar en, volver

B dar apariencia de

C inducir a, ser la causa de que

D obligar a

E hacer hacer algo

F acostumbrar

G suponer, imaginar

■ hacer (verbo intransitivo)

Sentido I

A

1 obrar, actuar

2 hacer bien, mal etc

B con las necesidades fisiológicas

C fingir, simular

D intentar, procurar

E servir

F interpretar un personaje

Sentido II

A

1 sentarle bien, mal

2 quedar, resultar

B corresponder

C no le hace

D en tercera persona: concernir

E apetecer

■ hacer (verbo impersonal)

A

1 refiriéndose al tiempo

2 familiar humorístico

B expresando el tiempo transcurrido

■ hacerse (verbo pronominal)

Sentido I

A producirse

B

1 hacer para sí

2 hacer que otro haga

C causarse

D con las necesidades fisiológicas

E adquirir

Sentido II

A

1 volverse, convertirse en

2 impersonal

3 cocinarse

4 pasarle (a algn)

B resultar

C dar la impresión de

D causativo

E acostumbrarse

F fingirse

G

1 moverse

2 colocarse

H hacerse con

I hacerse de

vt

Sentido I [ Grammar notes (Spanish) ]

A

1 (crear) ‹mueble› to make; ‹casa/carretera› to build; ‹nido› to build, make; ‹coche› to make, manufacture; ‹dibujo› to do, draw; ‹lista› to make, draw up; ‹resumen› to do, make; ‹película› to make; ‹vestido/cortina› to make; ‹pan/pastel› to make, bake; ‹vino/café/tortilla› to make; ‹cerveza› to make, brew

les hace toda la ropa a los niños she makes all the children's clothes

hacer un nudo/lazo to tie a knot/bow

hazme un plano de la zona do o draw me a map of the area

me hizo un lugar or sitio en la mesa he made room o a place for me at the table

le hizo un hijo ( fam); he got her pregnant

hacen una pareja preciosa they make a lovely couple

2 (extender) ‹cheque/factura/receta› to make out, write out, write

me hizo un cheque she wrote o made me out a check

B (efectuar, llevar a cabo) ‹sacrificio› to make; ‹milagro› to work, perform; ‹deberes/ejercicios› to do; ‹transacción› to carry out; ‹experimento› to do, perform; ‹limpieza› to do

estaban haciendo los preparativos para el viaje they were making preparations for o they were preparing for the journey

me hicieron una visita they paid me a visit, they came and visited me

hicieron una gira por Europa they went on o did a tour of Europe

hicimos el viaje sin parar we did the journey without stopping

me hizo un regalo precioso she gave me a beautiful gift

tengo que hacer los mandados I have some errands to run

¿me haces un favor? will you do me a favor?

me hizo señas para que me acercara she motioned to me to come closer

hicimos un trato we did o made a deal

hago un papel secundario en la obra I have a minor part in the play

aún queda mucho por hacer there is still a lot (left) to do

C (formular, expresar) ‹declaración/promesa/oferta› to make; ‹proyecto/plan› to make, draw up; ‹crítica/comentario› to make, voice; ‹pregunta› to ask

nadie hizo ninguna objeción nobody raised any objections, nobody objected

nos hizo un relato de sus aventuras he related his adventures to us, he gave us an account of his adventures

D

(con las necesidades fisiológicas): hace dos días que no hago caca ( fam); I haven't been for two days ( euph)

hice pis or pipí antes de salir ( fam); I had a pee before I left ( colloq)

hacer sus necesidades ( euf); to go to the bathroom o toilet

E (adquirir) ‹dinero/fortuna› to make; ‹amigo› to make

hicieron muchas amistades en Chile they made a lot of friends in Chile

F (preparar, arreglar) ‹cama› to make; ‹maleta› to pack

tengo que hacer la comida I must get lunch (ready) o cook lunch

hice el pescado al horno I did o cooked the fish in the oven

G

1 (producir, causar) ‹ruido› to make

este jabón no hace espuma this soap doesn't lather

esos chistes no me hacen gracia I don't find those jokes funny

estos zapatos me hacen daño these shoes hurt my feet

2 (refiriéndose a sonidos onomatopéyicos) to go

los perros hacen `guau guau' dogs go `bow-wow'

el agua hacía glugluglú en los caños the water gurgled o made a gurgling noise in the pipes

¿cómo hace el coche del abuelo? how does Grandpa's car go?, what noise does Grandpa's car make?

H (recorrer) ‹trayecto/distancia› to do

hicimos los 500 kilómetros en cuatro horas we did o covered the 500 kilometers in four hours

I

(en cálculos, enumeraciones): son 180 … y 320 hacen 500 that's 180 … and 320 is o makes 500

el visitante que hacía el número mil the thousandth visitor

hace el número 26 en la lista she is o comes 26th on the list

Sentido II

A

1 (ocuparse en una actividad) to do

¿no tienes nada que hacer? don't you have anything to do?

ya terminé ¿qué hago ahora? I've finished, what shall I do now?

no hace más que or sino quejarse she does nothing but complain, all she ever does is complain

no hice más que or sino cumplir con mi deber I only o merely did my duty

le gustaría hacer teatro she would like to work in the theater

están haciendo una obra de Ibsen they're doing o putting on a play by Ibsen

deberías hacer ejercicio you should exercise, you should do o get some exercise

¿hace algún deporte? do you go in for o play o do any sports?

no estaba haciendo turismo, sino en viaje de negocios I wasn't there on vacation ( AmE) o ( BrE) on holiday, it was a business trip

2 (como profesión, ocupación) to do

¿qué hace su novio? — es médico what does her boyfriend do? — he's a doctor

3 (estudiar) to do

hace Derecho she's doing o studying o reading Law

hizo un curso de contabilidad he did an accountancy course

hizo la carrera de Filosofía she did a degree in philosophy o a philosophy degree, she studied philosophy

B

1 (actuar de cierta manera, realizar cierta acción) to do

yo en tu caso habría hecho lo mismo in your situation I would have done the same

perdona, lo hice sin querer I'm sorry, I didn't do it on purpose

haz lo que quieras do what you like

aquí se hace lo que digo yo I'm in charge around here, around here what I say goes

¡niño, eso no se hace! you mustn't do that!

haré lo posible por hablar con él I'll do all o everything I can to speak to him

¡qué se le va a hacer! or ¡qué le vamos a hacer! what can you o ( frml) one do?

no puedes aceptar — ¡qué le voy a hacer! no me queda más remedio you can't accept — what else can I do? I've no choice

hacerla ( Méx fam): ya la hizo: lo nombraron director now he's really made it: he's been appointed director

si le gano al sueco ya la hice if I can beat the Swede I'll have it in the bag ( colloq)

la hicieron bien y bonita con ese negocio they did really well out of that deal

hacerla (buena) ( fam): ¡ahora sí que la hice! me dejé las llaves dentro now I've (really) done it! I've left the keys inside

¡ya la hicimos! se pinchó la rueda that's done it! o now, we're in trouble, we've got a flat

hacérsela buena a algn ( Méx); to keep one's word o promise to sb

se la hizo buena y se casó con ella he kept his word o promise and married her

soñé que te sacabas la lotería — ¡házmela buena! I dreamed you won the lottery — if only! o if only it would come true!

mañana dejo de fumar — ¡házmela buena! I'm going to give up smoking tomorrow — oh, please! o if only you would!

2 (dar cierto uso, destino, posición) to do

¿qué vas a hacer con el dinero del premio? what are you going to do with the prize money?

no sé qué hice con los recibos I don't know what I did with the receipts

y el libro ¿qué lo hice? (CS fam); what did I do with the book?

3

(causar daño): hacerle algo a algn to do sth to sb

no le tengas miedo al perro, no hace nada don't be frightened of the dog, he won't hurt you

yo no le hice nada I didn't touch her o do anything to her

no te he contado la última que me hizo I haven't told you the latest thing he did to me

C

( esp Esp) (actuar como): deja de hacer el tonto/payaso stop acting o playing the fool, stop clowning around

D

(llevar): hacer una vida solitaria/normal to lead a lonely life/normal life

trata de hacer una vida sana try to lead a healthy life

E

(sustituyendo a otro verbo): toca bien la guitarra — antes lo hacía mejor she plays the guitar well — she used to play o be better

voy a escribirle — deja, ya lo haré yo I'm going to write to him — don't bother, I'll do it

voy a dimitir — por favor, no lo hagas I'm going to resign — please don't o please, don't do it

F

( RPl fam) (afectar, importar): la salsa quedó un poco líquida — ¿qué le hace? the sauce came out a bit thin — so what? o what does it matter?

eso no le hace nada that doesn't matter at all

Sentido III

A (transformar en, volver) to make

te hará hombre, hijo mío it will make a man of you, my son

la hizo su mujer he made her his wife

agarró la copa y la hizo añicos contra el suelo he grabbed the glass and smashed it to smithereens on the floor

hizo pedazos or trizas la carta she tore the letter into tiny pieces

la película que la hizo famosa the movie that made her famous

este hombre me hace la vida imposible this man is making my life impossible

quisiera agradecer a quienes han hecho posible este encuentro I should like to thank (all) those who have made this meeting possible

hacer algo DE algo to turn sth INTO sth

hice de mi afición por la cocina una profesión I turned my interest in cooking into a career, I made a career out of my interest in cooking

hacer algo DE algn to make sth OF sb

quiero hacer de ti un gran actor I want to make a great actor of you

B

(dar apariencia de): ese vestido te hace más delgada that dress makes you look thinner

el pelo corto te hace más joven short hair makes you look younger

C (inducir a, ser la causa de que) hacer algo/a algn + INF to make sth/sb + INF

una de esas canciones que te hacen llorar one of those songs that make you cry

todo hace suponer que fue así everything suggests that o leads one to think that that is what happened

hizo caer al niño he knocked the child over

haga pasar al próximo tell the next person to come in, have the next person come in

eso no hizo sino precipitar el desenlace all that did was to hasten the end

hacer que algo/algn + SUBJ to make sth/sb + INF

¡vas a hacer que pierda la paciencia! you're going to make me lose my temper!

esto hace que sus reacciones sean lentas this makes him slow to react, this makes his reactions slow

D (obligar a) hacer + INF a algn to make sb + INF

me hizo esperar tres horas she kept me waiting for three hours

se lo haré hacer de nuevo I'll make him do it again

me hizo abrirla or me la hizo abrir he made me open it

me hizo levantar(me) a las cinco she made me get up at five

hacer que algn + SUBJ to make sb + INF

hizo que todos se sentaran he made everybody sit down

E

hacer hacer algo to have o get sth done

hice acortar las cortinas I had o got the curtains shortened

le hice hacer un vestido para la boda I had o got a dress made for her for the wedding

F (acostumbrar) hacer a algn A algo to get sb used o accustomed TO sth

pronto la hizo a su manera de trabajar he soon got her used o accustomed to his way of working

G

(suponer, imaginar): te hacía en Buenos Aires I thought you were in Buenos Aires

tiene 42 años — yo la hacía más joven she's 42 — I thought she was younger

¡yo que lo hacía casado y con hijos! I had the idea that he was married with children!

■ hacer

vi

Sentido I

A

1

(obrar, actuar): nadie trató de impedírselo, lo dejaron hacer nobody tried to stop him, they just let him get on with it

tú no te preocupes, déjame hacer a mí don't you worry, just let me take care of it

déjalo hacer a él, que sabe qué es lo que conviene let him handle it, he knows what's best

¿cómo se hace para que te den la beca? how do you go about getting the grant?

¿cómo hay que hacer para ponerlo en funcionamiento? what do you have to do to make it work?

no me explico cómo hacen para vivir con ese sueldo I don't know how they manage to live on that salary

hacerle a algo (Chi, Méx fam): Enrique le hace a la electricidad Enrique knows a bit o knows something about electricity

tienen una empleada que le hace a todo they have a maid who does a bit of everything

ya sabes que yo no le hago a esos menesteres you know I don't go in for o do that sort of thing

hacer y deshacer to do as one pleases, do what one likes

¡no le hagas/hagan! ( Méx fam); you can't be serious!, you're joking o kidding! ( colloq)

2 (+ complemento):

hiciste bien en decírmelo you did o were right to tell me

haces mal en mentir it's wrong of you to lie

mejor haría callándose she'd do better to keep quiet

B

( esp AmL) (con las necesidades fisiológicas): ¡mamá, ya hice! Mommy, I've been o I've finished!

hace dos días que no hace ( euf); he hasn't been for two days ( euph)

hagan antes de salir go to the bathroom o toilet before we leave, you'd better go before we leave ( euph)

hacer de cuerpo or de vientre ( frml); to move one's bowels ( frml), to have a bowel movement ( frml)

C

(fingir, simular): hizo (como) que no me había visto he made out o pretended he hadn't seen me

cuando entre haz (como) que lees when she comes in, make out o pretend you're reading, when she comes in, pretend to be reading

hice (como) que no oía I pretended I couldn't hear, I acted as if I couldn't hear

hacer COMO SI + SUBJ:

haz como si no supieras nada make out o pretend you don't know anything about it, act as if you don't know anything about it

D (intentar, procurar) hacer POR + INF to try to + INF

tienes que hacer por corregir ese genio you must try to o ( colloq) try and do something about that temper (of yours)

tú no haces por entenderla you don't even try to understand her

E (servir) hacer DE algo:

esta sábana hará de toldo this sheet will do for o as an awning

la escuela hizo de hospital the school served as o was used as a hospital

F (interpretar un personaje) hacer DE algo/algn to play (the part of) sth/sb

siempre hace de `malo' he always plays the bad guy

hizo de Hamlet he played (the part of) Hamlet

Sentido II

A (+ compl)

1 (sentar) (+ me/te/le etc):

le va a hacer bien salir un poco it'll do her good to get out a bit

¡me hizo tanto bien su visita …! her visit did me such a lot of good …!

los mejillones me hicieron muy mal ( AmL); the mussels made me really ill

2

( Esp) (quedar): con los cuadros hace mucho más bonito it looks much prettier with the pictures

B (corresponder) hacerle A algo to fit sth

esta tapa no le hace al frasco this lid doesn't fit the jar

esta llave no le hace a la cerradura this isn't the right key for the lock

C

no le hace (no tiene importancia) it doesn't matter; (no sirve de excusa) that's no excuse, don't give me that ( colloq)

¿no le hace que tire la ceniza en este florero? do you mind if I drop the ash in this vase?

D ( en tercera persona) ( frml)

(concernir, tocar): por lo que hace a or en cuanto hace a su solicitud as far as your application is concerned, as regards your application

E

( Esp fam) (apetecer): ¿hace or te hace una cerveza? (do you) feel like a beer?, do you fancy a beer? ( BrE colloq)

te invito a cenar a un chino ¿hace? — hace I'll take you out to a Chinese restaurant, how does that grab you? — great idea! ( colloq)

■

v impers

A

1 [ Vocabulary notes (Spanish) ]

(refiriéndose al tiempo atmosférico): hace frío/calor/sol/viento it's cold/hot/sunny/windy

hace tres grados bajo cero it's three degrees below (zero)

nos hizo un tiempo espantoso we had terrible weather

ojalá haga buen tiempo or ( esp Esp) bueno I hope the weather's fine o nice, I hope it's nice weather

2 ( familiar humorístico):

hace sed ¿verdad? it's thirsty weather/work, isn't it?

parece que hace hambre you/they seem to be hungry

¿hace sueño, niños? are you getting sleepy, children?

B

(expresando el tiempo transcurrido): hace dos años que murió he died two years ago, he's been dead for two years

¿cuándo llegaste? — hace un ratito when did you get here? — a short while ago

¿cuánto hace que se fue? how long ago did she leave?, how long is it since she left?

lo leí hace poco I read it a short time ago

lo había visto hacía exactamente un año I had seen him exactly one year before

¿hace mucho que esperas? have you been waiting long?

hace mucho tiempo que lo conozco or lo conozco desde hace mucho tiempo I've known him for a long time

hace años que no lo veo or no lo veo desde hace años I haven't seen him for years o it's years since I saw him

hacía años que no lo veía I hadn't seen him for o in years, it had been years since I'd seen him

hasta hace poco vivían en Austria they lived in Austria until recently

■ hacerse

v pron

Sentido I

A

(producirse): hágase la luz ( Bib) let there be light

(+ me/te/le etc): se me ha hecho un nudo en el hilo I've got a knot in the thread, the thread has a knot in it

si no lo revuelves se te hacen grumos if you don't stir it, it goes lumpy o forms lumps

se le ha hecho una ampolla she's got o she has a blister

hacérsele a algn ( Méx): por fin se le hizo ganar un campeonato she finally got to win a championship

por fin se le hizo a Mauricio con ella Mauricio finally made it with her ( colloq)

B

1 ( refl)

(hacer para sí): se hace toda la ropa she makes all her (own) clothes

se hicieron una casita they built themselves a little house

2 ( caus)

(hacer que otro haga): se hace la ropa en Roma she has her clothes made in Rome

se hicieron una casita they had a little house built

se hizo la cirugía estética she had plastic surgery

voy a hacerme las manos I'm going to have a manicure

tienes que hacerte la barba you must get your beard trimmed

C

(causarse): me hice un tajo en el dedo I cut my finger

¿qué te hiciste en el brazo? what did you do to your arm?

¿te hiciste daño? did you hurt yourself?

D

(con las necesidades fisiológicas): todavía se hace pis/caca ( fam); she still wets herself/messes her pants

se hace pis en la cama ( fam); he wets the bed

¡me estoy haciendo caca! ( fam); I'm desperate (to go to the bathroom o toilet)! ( colloq)

E ( refl)

(adquirir): se ha hecho un nombre en el mundo de la moda she's made a name for herself in the fashion world

sólo conseguirás hacerte enemigos si sigues así you'll only make enemies if you keep on like that

idea

Sentido II

A

1 (volverse, convertirse en) to become

se quiere hacer monja she wants to become a nun

se hizo famoso he became famous

se están haciendo viejos they are getting o growing old

2 ( impersonal):

en invierno se hace de noche muy pronto in winter it gets dark very early

vamos, se está haciendo tarde come on, it's getting late

(+ me/te/le etc): se nos hizo de noche esperándolo it got dark while we were waiting for him

3 (cocinarse) «pescado/guiso» to cook

dejar que se haga a fuego lento leave to cook over a low heat

4

( AmL) (pasarle a): no sé qué se habrá hecho María I don't know what can have happened to María o ( colloq) where María can have got(ten) to

B

(resultar): se hace muy pesado repetir lo mismo tantas veces it gets very boring having to repeat the same thing over and over again

(+ me/te/le etc): la espera se me hizo interminable the wait seemed interminable

se me hace difícil creerlo I find it very hard to believe

C (dar la impresión de) (+ me/te/le etc):

se me hace que aquí pasa algo raro I get the feeling o impression that something strange is going on around here

se me hace que va a llover I think o I have a feeling it's going to rain

se me hace que esta vez vas a tener suerte something tells me o I have a feeling (that) this time you're going to be lucky

D ( causativo) hacerse + INF:

tienes que hacerte oír/respetar you have to make people listen to you/respect you

el desenlace no se hizo esperar the end was not long in coming

cuando era actriz se hacía llamar Mónica Duarte when she was an actress she went by the name of Monica Duarte o she used the name Monica Duarte

es un chico que se hace querer he's a likable kid o a kid you can't help liking

se hizo construir una mansión he had a mansion built

hazte ver por un médico ( AmL); go and see a doctor

rogar

E (acostumbrarse) hacerse A algo to get used TO sth

no me hago al clima de este país I can't get used to the weather in this country

no consigo hacerme a la idea I can't get used to the idea

hacerse A + INF to get used TO -ING

no se hace a vivir solo he hasn't got used to living alone

F

(fingirse): no te hagas el inocente don't act all innocent

seguro que me vio pero se hizo el loco he must have seen me but he pretended he hadn't

¿éste es bobo o se (lo) hace? ( fam); is this guy stupid or just a good actor? ( colloq)

no te hagas el sordo don't pretend o make out you didn't hear me

se hizo la que no entendía she pretended o she made out she didn't understand

yo me hice ( Méx fam); I pretended not to notice

G

1 (moverse) (+ compl):

hacerse atrás to move back

hacerse a un lado to move to one side, to move aside

hazte para aquí/para allá move over this way/that way

2

( Col) (colocarse): ¿quieres salir en la foto? — sí ¿dónde me hago? do you want to be in the photo? — yes, where shall I stand/sit?

H hacerse con to take

el ejército se hizo con la ciudad the army took the city

se hizo con una fortuna considerable he amassed a considerable fortune

tengo que hacerme con esa información como sea I must get hold of that information somehow

se hicieron con la empresa they took over the company

lograron hacerse con el control de la compañía they managed to gain o get control of the company

no creo que puedan hacerse con la copa I don't think they can win the cup

I hacerse de

( AmL): se hicieron de gran fama they became very famous

tengo que hacerme de dinero I must get o lay my hands on some money

se han hecho de muchos amigos allí they've made a lot of friends there

* * *

Multiple Entries:
hacer
hacer algo
hacer ( conjugate hacer) verbo transitivo
1
a) ( crear) ‹mueble/vestido› to make;

‹casa/carretera› to build;
‹ nido› to build, make;
‹ túnel› to make, dig;
‹dibujo/plano› to do, draw;
‹ lista› to make, draw up;
‹ resumen› to do, make;
‹ película› to make;
‹nudo/lazo› to tie;
‹pan/pastel› to make, bake;
‹vino/café/tortilla› to make;
‹ cerveza› to make, brew;
◊ me hizo un lugar en la mesa he made room for me at the table;

hacen buena pareja they make a lovely couple
b) (producir, causar) ‹ ruido› to make;

◊ los chistes no me hacen gracia I don't find jokes funny;

estos zapatos me hacen daño these shoes hurt my feet
2
a) (efectuar, llevar a cabo) ‹ sacrificio› to make;

‹ milagro› to work, perform;
‹deberes/ejercicios/limpieza› to do;
‹ mandado› to run;
‹transacción/investigación› to carry out;
‹ experimento› to do, perform;
‹ entrevista› to conduct;
‹gira/viaje› to do;
‹ regalo› to give;
‹ favor› to do;
‹ trato› to make;
◊ me hicieron una visita they paid me a visit;

aún queda mucho por hacer there is still a lot (left) to do;
dar que hacer to make a lot of work
b) ‹cheque/factura› to make out, write out

3 (formular, expresar) ‹declaración/promesa/oferta› to make;
‹proyecto/plan› to make, draw up;
‹crítica/comentario› to make, voice;
‹ pregunta› to ask;
◊ nadie hizo ninguna objeción nobody raised any objections

4
a) ( refiriéndose a necesidades fisiológicas):

◊ hacer caca (fam) to do a poop (AmE) o (BrE) a pooh (colloq);

hacer pis or pipí (fam) to have a pee (colloq);
hacer sus necesidades (euf) to go to the bathroom o toilet (euph)
b) ( refiriéndose a sonidos onomatopéyicos) to go;

◊ las vacas hacen `mu' cows go `moo'

5 ( adquirir) ‹dinero/fortuna› to make;
‹ amigo› to make
6 (preparar, arreglar) ‹ cama› to make;
‹ maleta› to pack;
◊ hice el pescado al horno I did o cooked the fish in the oven;

tengo que hacer la comida I must make lunch;
ver tb comida b
7 ( recorrer) ‹trayecto/distancia› to do, cover
8 (en cálculos, enumeraciones):
◊ son 180 … y 320 hacen 500 that's 180 … and 320 is o makes 500

1
a) ( ocuparse en actividad) to do;

◊ hacer la(s) compra(s) to do the shopping;

¿hacemos algo esta noche? shall we do something tonight?;
hacer ejercicio to do (some) exercise;
¿hace algún deporte? do you play o do any sports?;
See Also→ amor 1b
b) (como profesión, ocupación) to do;

◊ ¿qué hace tu padre? what does your father do?

c) ( estudiar) to do

2 (realizar cierta acción, actuar de cierta manera) to do;
◊ ¡eso no se hace! you shouldn't do that!;

¡qué le vamos a hacer! what can you o (frml) one do?;
toca bien el piano — antes lo hacía mejor she plays the piano well — she used to play better;
hacerla buena (fam): ¡ahora sí que la hice! now I've really done it!;
See Also→ tonto sustantivo masculino, femenino
1 (transformar en, volver) to make;
◊ ella lo hizo posible she made it possible;

hizo pedazos la carta she tore the letter into tiny pieces;
ese vestido te hace más delgada that dress makes you look thinner;
hacer algo de algo to turn sth into sth;
quiero hacer de ti un gran actor I want to make a great actor of you
2
a) (obligar a, ser causa de que)

◊ hacer a algn hacer algo to make sb do sth;

me hizo abrirla he made me open it;
me hizo llorar it made me cry;
hágalo pasar tell him to come in;
me hizo esperar tres horas she kept me waiting for three hours;
hacer que algo/algn haga algo to make sth/sb do sth
b)

◊ hacer hacer algo to have o get sth done/made;

hice acortar las cortinas I had o got the curtains shortened
verbo intransitivo
1 (obrar, actuar):
◊ déjame hacer a mí just let me handle this o take care of this;

¿cómo se hace para que te den la beca? what do you have to do to get the scholarship?;
hiciste bien en decírmelo you did o were right to tell me;
haces mal en mentir it's wrong of you to lie
2 (fingir, simular):
◊ hice como que no oía I pretended not to hear;

haz como si no lo conocieras act as if o pretend you don't know him
3 ( servir):
◊ esta sábana hará de toldo this sheet will do for o as an awning;

la escuela hizo de hospital the school served as o was used as a hospital
4 ( interpretar personaje) hacer de algo/algn to play (the part of) sth/sb
(+ compl) ( sentar):
◊ tanto sol hace mal (AmL) too much sun is not good for you;

(+ me/te/le etc)
◊ el descanso le hizo bien the rest did him good;

la trucha me hizo mal (AmL) the trout didn't agree with me
hacer v impers
1 ( refiriéndose al tiempo atmosférico):
◊ hace frío/sol it's cold/sunny;

hace tres grados it's three degrees;
(nos) hizo un tiempo espantoso the weather was terrible
2 ( expresando tiempo transcurrido):
◊ hace dos años que murió he's been dead for two years;

hace mucho que lo conozco I've known him for a long time;
hacía años que no lo veía I hadn't seen him for o in years;
¿cuánto hace que se fue? how long ago did she leave?;
hace poco/un año a short time/a year ago;
hasta hace poco until recently
hacerse verbo pronominal
1 ( producirse) (+ me/te/le etc):
◊ se me hizo un nudo en el hilo I got a knot in the thread;

se le hizo una ampolla she got a blister;
hacérsele algo a algn (Méx): por fin se le hizo ganar el premio she finally got to win the award
2
a) ( refl) ( hacer para sí) ‹café/falda› to make oneself;

◊ se hicieron una casita they built themselves a little house

b) ( caus) ( hacer que otro haga):

◊ se hicieron una casita they had a little house built;

se hizo la cirugía estética she had plastic surgery
3 ( causarse):
◊ ¿qué te hiciste en el brazo? what did you do to your arm?;

¿te hiciste daño? did you hurt yourself?
4 ( refiriéndose a necesidades fisiológicas):
◊ todavía se hace pis/caca (fam) she still wets/messes herself

5 ( refl) ( adquirir) to make;
◊ hacerse un nombre to make a name for oneself

1
a) (volverse, convertirse en) to become;

◊ se hicieron amigos they became friends;

se están haciendo viejos they are getting o growing old
b) ( resultar):

◊ se hace muy pesado it gets very boring;

(+ me/te/le etc)
◊ se me hizo interminable it seemed interminable;

se me hace difícil creerlo I find it very hard to believe
c) ( impers):

◊ se hace de noche muy pronto it gets dark very early;

se está haciendo tarde it's getting late
d) ( cocinarse) [pescado/guiso] to cook

e) (AmL) ( pasarle a):

◊ ¿qué se habrá hecho María? what can have happened to María?

2 ( acostumbrarse) hacerse a algo to get used to sth
3 ( fingirse):
◊ no te hagas el inocente don't act the innocent;

¿es bobo o se (lo) hace? (fam) is he stupid or just a good actor? (colloq);
hacerse pasar por algn (por periodista, doctor) to pass oneself off as sb
4 ( moverse) (+ compl) to move;
◊ hacerse a un lado to move to one side

5
◊ hacerse de (AmL) (de fortuna, dinero) to get;

( de amigos) to make
hacer
I verbo transitivo
1 (crear, fabricar, construir) to make
hacer un jersey, to make a sweater
hacer un puente, to build a bridge
2 (una acción) to do: eso no se hace, it isn't done
haz lo que quieras, do what you want
¿qué estás haciendo?, (en este momento) what are you doing?
(para vivir) what do you do (for a living)?
hace atletismo, he does athletics
hacer una carrera/ medicina, to do a degree/ medicine
3 (amigos, dinero) to make
4 (obligar, forzar) to make: hazle entrar en razón, make him see reason
5 (causar, provocar) to make: ese hombre me hace reír, that man makes me laugh
estos zapatos me hacen daño, these shoes are hurting me
no hagas llorar a tu hermana, don't make your sister cry
6 (arreglar) to make
hacer la cama, to make the bed
hacer la casa, to do the housework
7 Mat (sumar, dar como resultado) to make: y con éste hacen cincuenta, and that makes fifty
8 (producir una impresión) to make... look: ese vestido la hace mayor, that dress makes her look older
9 (en sustitución de otro verbo) to do: cuido mi jardín, me gusta hacerlo, I look after my garden, I like doing it
10 (representar) to play: Juan hizo un papel en Fuenteovejuna, Juan played a part in Fuenteovejuna
11 (actuar como) to play: no hagas el tonto, don't play the fool
12 (suponer) te hacía en casa, I thought you were at home
II verbo intransitivo
1 (en el teatro, etc) to play: hizo de Electra, she played Electra
2 ( hacer por + infinitivo) to try to: hice por ayudar, I tried to help
3 (simular) to pretend: hice como si no lo conociera, I acted as if I didn't know him
4 fam (venir bien, convenir) to be suitable: si te hace, nos vamos a verle mañana, if it's all right for you, we'll visit him tomorrow
III verbo impersonal
1 (tiempo transcurrido) ago: hace mucho (tiempo), a long time ago
hace tres semanas que no veo la televisión, I haven't watched TV for three weeks
hace tres años que comenzaron las obras, the building works started three years ago
2 (condición atmosférica) hacía mucho frío, it was very cold
¿To make o to do?
El significado básico del verbo to make es construir, fabricar algo juntando los componentes (aquí hacen unos pasteles maravillosos, they make marvellous cakes here), obligar (hazle callar, make him shut up) o convertir: Te hará más fuerte. It'll make you stronger. También se emplea en expresiones compuestas por palabras tales como dinero ( money), ruido ( a noise), cama ( the bed), esfuerzo ( an effort), promesa ( a promise), c omentario ( a comment), amor ( love), guerra ( war).
El significado del verbo to do es cumplir o ejecutar una tarea o actividad, especialmente tratándose de los deportes y las tareas domésticas: Hago mis deberes por la noche. I do my homework in the evening. ¿Quién hace la plancha en tu casa? Who does the ironing in your house? También se emplea con palabras tales como deber ( duty), deportes ( sports), examen ( an exam), favor ( a favour), sumas ( sums).
' hacer' also found in these entries:
Spanish:
abrir
- aclarar
- acopio
- acto
- adelantar
- adelantamiento
- advertir
- alarde
- aliviar
- amagar
- amarrar
- amor
- amortizar
- ampliar
- añicos
- aplanar
- aprecio
- aprender
- aspaviento
- atonía
- autostop
- ayuno
- balance
- broma
- burla
- burrada
- cábala
- caballo
- cabronada
- caca
- cafetera
- caja
- calceta
- calentar
- callar
- calle
- calor
- cama
- capacitar
- capaz
- caso
- castigar
- castillo
- chantaje
- colar
- colada
- colecta
- comecome
- comentar
- como
English:
abort
- abstain
- abuse
- accent
- accentuate
- accepted
- accustom
- act
- advance
- advertise
- afraid
- again
- agitate
- agree
- aim at
- aim to
- air
- all-out
- amenable
- antsy
- apart
- appearance
- arm-twisting
- as
- assert
- attempt
- audition
- authorize
- backup
- bake
- balance
- bandy about
- bed
- begin
- blast
- blind
- blueberry
- blur
- boil
- bonk
- boohoo
- book in
- bounce
- bring in
- bubble
- budget
- bulldoze
- bully
- bundle
- burp

* * *

hacer

♦ vt

1. [elaborar, crear, cocinar] to make;

hacer una fiesta to have a party;

hacer un vestido/planes to make a dress/plans;

hacer un poema/una sinfonía to write a poem/symphony;

hacer un nudo to tie a knot;

los cristianos creen que Dios hizo al hombre Christians believe that God created mankind;

haz un poco más la carne cook the meat a bit longer;
Fam
tu hermano ha hecho una de las suyas your brother has been up to his usual tricks;

Comp
Fam
¡buena la has hecho! you've really gone and done it now!

2. [construir] to build;

han hecho un edificio nuevo they've put up a new building

3. [generar] to produce;

el árbol hace sombra the tree gives shade;

la carretera hace una curva there's a bend in the road

4. [movimientos, sonidos, gestos] to make;

le hice señas I signalled to her;

hizo un gesto de aprobación con la cabeza she nodded her approval;

el gato hace “miau” cats go “miaow”;

el reloj hace tic-tac the clock goes tick-tock;

hacer ruido to make a noise

5. [obtener] [fotocopia] to make;
[retrato] to paint; [fotografía] to take
6. [realizar] [trabajo, estudios] to do;
[viaje] to make; [comunión] to take; [sacrificio] to make; [promesa, oferta] to make; [milagro] to perform; [experimento] to do, to perform; [favor] to do; [pregunta] to ask; [declaración] to make; [crucigrama] to do;
hacer una entrevista to do an interview;

hacer una entrevista a alguien to interview sb;

tengo mucho que hacer I have a lot to do;

hoy hace guardia she's on duty today;

estoy haciendo segundo I'm in my second year;

hago ingeniería I'm doing o studying engineering

7. [obrar, realizar una acción] to do;

¿qué habré hecho con las llaves? what have I done with the keys?;
CSur Fam
y mis llaves, ¿qué las hice? and my keys, now what did I do with them?;

¡le he dicho mil veces que eso no se hace! I've told him time and again that it's wrong to do that!;
Fam
haz lo que te dé la gana do whatever you want;

¿qué haces? vas a romper la bicicleta what are you doing o what do you think you're doing?, you're going to break the bicycle!;

¡qué le vamos a hacer! never mind!;

8. [practicar] [en general] to do;
[tenis, fútbol] to play;
debes hacer deporte you should start doing some sport

9. [arreglar] [casa, colada] to do;
[cama] to make; [maleta] to pack; [uñas] to do; [barba] to trim
10. [dar aspecto a] to cause to look o seem;

este espejo te hace gordo this mirror makes you look fat

11. [transformar en]
hacer a alguien feliz to make sb happy;

la guerra no lo hizo un hombre the war didn't make him (into) a man;

hizo pedazos el papel he tore the paper to pieces;

hacer de algo/alguien algo to make sth/sb into sth;

hizo de ella una buena cantante he made a good singer of her

12. [comportarse como]
hacer el tonto to act the fool;

hacer el vándalo to act like a hooligan;

hacer el ridículo to make a fool of oneself

13. [causar]
hacer daño a alguien to hurt sb;

me hizo gracia I thought it was funny;

un poco de aire fresco le hará bien a bit of fresh air will do her good;
Am
esos ñoquis me hicieron mal those gnocchi disagreed with me

14. Cine & Teatro [papel] to play;
[obra] to do, to perform;
hace el papel de la hija del rey she plays (the part of) the king's daughter;

hoy hacen una obra de Brecht today they're putting on o doing one of Brecht's plays

15. [suponer] to think, to reckon;

a estas horas yo te hacía en París I thought o reckoned you'd be in Paris by now;

te hacía más joven I thought you were younger, I'd have said you were younger

16. [ser causa de]
hacer que alguien haga algo to make sb do sth;

me hizo reír it made me laugh;

has hecho que se enfadara you've made him angry;

haces que me avergüence you make me ashamed;

la tormenta hizo que se cancelara el concierto the storm caused the concert to be called off

17. [mandar]
hacer que se haga algo to have sth done;

voy a hacer teñir este vestido I'm going to have this dress dyed;

la hizo callarse he made her shut up

18. [acostumbrar]
la prisión lo hizo a la soledad prison made o got him used to being alone

19. [cumplir]
hizo los cincuenta la semana pasada he was fifty last week, he celebrated his fiftieth birthday last week

20. [completar] to make;

tres y dos hacen cinco three and two make five;

y este huevo hace la docena and this egg makes (it) a dozen;

hago el número seis en la lista I'm number six on the list

21. [conseguir] to make;

hizo una gran fortuna he made a large fortune;

hizo muchas amistades en Australia she made a lot of friends in Australia

22. [recorrer] to do;

¿cuántos kilómetros hiciste ayer? how many kilometres did you do yesterday?;

hago dos kilómetros a pie todos los días I walk two kilometres every day

23. [referido a necesidades fisiológicas] to do;
Euf
tengo que hacer mis necesidades I have to answer a call of nature;
Fam
los niños quieren hacer pipí the children want to have a pee

24. [sustituyendo a otro verbo] to do;

se negó a ir y yo hice lo mismo she refused to go and I did likewise;

ya no puedo leer como solía hacerlo I can't read as well as I used to

♦ vi

1. [intervenir, actuar]
déjame hacer (a mí) let me do it;

Comp

ser el que hace y deshace: en la empresa, él es el que hace y deshace he's the one who calls the shots in the company

2.
hacer de [trabajar] to work as;
[servir] to serve as, to act as; Cine & Teatro [actuar] to play;
hace de electricista he's an electrician, he works as an electrician;

este tronco hará de asiento this tree trunk will do for somewhere to sit;

hace de don Quijote he's playing Don Quixote

3. [aparentar]
hacer como si to act as if;

haz como que no te importa act as if you don't care

4. [procurar, intentar]
hacer por hacer algo to try to do sth;

haré por verle esta noche I'll try to see him tonight

5. [proceder]
haces mal en callarte it's wrong of you not to say anything;

hizo bien dimitiendo she was right to resign;

¿cómo hay que hacer para abrir esta caja? how do you open this box?, what do you have to do to open this box?

6. Esp Fam [apetecer]
¿hace un vaso de vino? would you like o Br do you fancy a glass of wine?

7. Am [necesidades fisiológicas]
¿hiciste? have you done anything?;

preciso un baño, no hice antes de salir I need to find a bathroom, I didn't go before I came out

8. Méx Fam
hacer(la) buena: [ojalá] [m5]dicen que te sacaste la lotería – ¡házmela buena! they say you've won the lottery – if only!;

me ofreció empleo don Paco, voy a ver si me la hace buena Don Paco offered me a job, I'll see if he comes through for me

9. Méx Fam
hacerle a [profesión] to do;

por las mañanas estudia y en la tarde le hace a la peluquería she studies in the morning and in the afternoon she does hairdressing

10. Méx Fam
hacerle a [droga] to do;

ese tipo le hace a la cocaína that guy does coke

11. Méx Fam
hacerle a [aparentar] to pretend to be;

le hace al tonto, pero bien que sabe he pretends to be clueless but he knows perfectly well;

dile que no le haga al cuento tell him to stop Br spinning me a line o US jerking me around

12. Méx Fam
no le hagas [exclamación] come off it!, Br do me a favour!, US give me a break!;

perdí mi libro – ¡no le hagas! I lost my book – pull the other one! o sure you did!

13. Méx, RP
no le hace [no importa] it doesn't matter;

no sé si voy a poder ir – no le hace I don't know if I'll be able to go – it doesn't matter;

¿qué le hace? so what?, big deal!

♦ v impersonal

1. [tiempo meteorológico]
hace frío/sol/viento it's cold/sunny/windy;

hace un día precioso it's a beautiful day;

mañana hará mal tiempo the weather will be bad tomorrow

2. [tiempo transcurrido]
hace diez años ten years ago;

hace mucho a long time ago;

hace poco not long ago;

hace un rato a short while ago;

hace un mes que llegué it's a month since I arrived;

no la veo desde hace un año I haven't seen her for a year;

¿cuánto hace de eso? how long ago was that?

♦ See also the pronominal verb hacerse

* * *

hacer

<part hecho>

I v/t

1 ( realizar) do;

¡haz algo! do something!;

hacer una pregunta ask a question;

tengo que hacer los deberes I have to do my homework; !;

no hace más que quejarse all he does is complain;

no hay nada que hacer there’s nothing we can do;

se hace lo que se puede one does one’s best;

¡eso no se hace! that’s just not done!

2 ( elaborar, crear) make;

hacer la comida make o cook a meal;

hacer que algo ocurra make sth happen

3 ( obligar a)

:

hacer que alguien haga algo make s.o. do sth;

le hicieron ir they made him go

4 ( cumplir)

:

hoy hago veinte años I am twenty today, today is my twentieth birthday

5 ( equivaler a)

:

esta botella hace un litro this bottle holds a liter

6

:

¡qué le vamos a hacer! that’s life

II v/i

1

:

haces bien/mal en ir you are doing the right/wrong thing by going

2 ( sentar)

:

me hace mal it’s making me ill

3 ( servir de)

:

esto hará de mesa de objeto this will do as a table

4 ( fingir)

:

hacer como que o

como si act as if

5 L.Am.

no le hace it doesn’t matter

6 L.Am. ( parecer)

:

se me hace que it seems to me that

7 ( apetecer)

:

¿hace? fam does that sound good?

8

:

hacer de malo TEA play the villain

III v/ impers

:

hace calor/frío it’s hot/cold;

hace tres días three days ago;

hace mucho (tiempo) a long time ago, long ago;

desde hace un año for a year

* * *

hacer {40} vt

1) : to make

2) : to do, to perform

3) : to force, to oblige

los hice esperar: I made them wait

hacer vi

: to act

haces bien: you're doing the right thing

hacer v impers

1) (referring to weather)

hacer frío: to be cold

hace viento: it's windy

2)

hace : ago

hace mucho tiempo: a long time ago, for a long time

3)

no le hace : it doesn't matter, it makes no difference

4)

hacer falta : to be necessary, to be needed

♦ See also the reflexive verb hacerse

* * *

hacer vb

1. (crear, fabricar, conseguir) to make [pt. & pp. made]

Dios hizo al hombre God made man

voy a hacer la comida I'm going to make lunch

¿has hecho la cama? have you made your bed?

no hagas tanto ruido don't make so much noise

hizo mucho dinero he made a lot of money

ocho y tres hacen once eight and three make eleven

la película me hizo llorar the film made me cry

2. (una actividad, trabajo) to do [pt. did; pp. done]

¿qué haces? what are you doing?

¿qué hacen tus padres? what do your parents do?

¿qué has hecho en el cole hoy? what did you do at school today?

nos han mandado hacer un trabajo sobre Lorca we've got to do an essay on Lorca

¿has hecho los deberes? have you done your homework?

está haciendo un curso de informática he's doing a computer course

¿me haces un favor? can you do me a favour?

3. (tiempo meteorológico) to be

hace calor it's hot

hace sol it's sunny

hace buen tiempo the weather is good

4. (dar cierto aspecto) to make... look...

la barba te hace mayor your beard makes you look older

ese pantalón te hace más delgada those trousers make you look slimmer

5. (pensar) to think [pt. & pp. thought]

hacía más joven a tu hermano I thought your brother was younger

6. (aparentar) to pretend

haz como que no lo sabías pretend you didn't know

hace que trabaja he pretends to work

7. (cumplir años) to be

mañana haré 18 años I'll be 18 tomorrow

8. (poner) to show [pt. showed; pp. shown] / to be on

esta noche hacen una película buena there's a good film on tonight

hace (acción acabada) ago (acción que continúa) for

hace una semana a week ago

mi abuelo murió hace cinco años my grandfather died five years ago

hace años que no la veo I haven't seen her for years

vivo aquí desde hace un año I've been living here for a year

¿hace mucho que esperas? have you been waiting long?

hacer bien to be right

haces bien en quejarte you're right to complain

hacer daño to hurt [pt. & pp. hurt]

hacer el tonto to act the fool / to mess about

hacer la maleta to pack

hacer señas to signal [pt. & pp. signalled]

hacer un dibujo to draw a picture [pt. drew; pp. drawn]

hacer un nudo to tie a knot

hacer un papel to play a part

hacer un viaje to go on a trip

hacer una casa to build a house [pt. & pp. built]

hacer una foto to take a photo [pt. took; pp. taken]

hacer una pregunta to ask a question

hacer una redacción to write an essay [pt. wrote; pp. written]

hacer una visita to visit

Spanish-English dictionary > hacer
13 vuelta

f.

1 turn.

dar una vuelta to turn round

dar una vuelta a algo, dar vueltas a algo to turn something round; (girándolo) to go round something (recorriéndolo)

darse la vuelta to turn round

media vuelta (military) about-turn; U-turn (automobiles)

vuelta al mundo big wheel (noria) (Argentinian SpanishBr), Ferris wheel (United States)

vuelta al ruedo (bullfighting) bullfighter's lap of honor

2 back, other side.

dar la vuelta a to turn over (colchón, tortilla, disco, naipe)

a la vuelta de la esquina (también figurative) round the corner

a la vuelta de la página over the page

3 return.

a la vuelta on the way back; (volviendo) on one's return (al llegar)

estar de vuelta to be back

4 lap (sport).

vuelta (ciclista) tour

vuelta de honor lap of honor

5 round (elections, sports).

la primera/segunda vuelta (sport) the first/second round

6 change (remaining money).

7 change (vicissitude).

dar la o una vuelta to turn around completely

8 turn-up (British), cuff (United States) (of pants); cuff (of sleeve).

9 row (knitting).

10 walk, spin, stroll, hike.

11 turning, spin, twiddle, wheel.

12 loop.

13 revival, coming back.

past part.

past participle of spanish verb: volver.

* * *

vuelta

► nombre femenino

1 (giro) turn

2 (en un circuito) lap, circuit

3 (paseo) walk, stroll

■ vamos a dar una vuelta let's go for a walk

4 (regreso, retorno) return; (viaje de regreso) return journey, journey back

■ a la vuelta de las vacaciones after the holidays

5 (dinero de cambio) change

■ quédese con la vuelta keep the change

6 (curva) bend, curve

7 (reverso) back, reverse

8 (de torneo etc) round

9 (cambio) change, alteration

10 COSTURA (de pantalón) turn-up; (forro) lining

11 (al hacer punto) row

12 ARQUITECTURA vault

13 familiar (de bebidas) round

\

FRASEOLOGÍA

a la vuelta on the way back

a vuelta de correo by return of post

andar a vueltas con algo figurado to deal with something, sort something out

■ anda a vueltas con la compra del piso she's sorting out the purchase of the flat

buscarle las vueltas a alguien familiar to find fault with somebody

cerrar con dos vueltas to double-lock

cogerle las vueltas a alguien familiar to have somebody figured out

dar la vuelta a (alrededor) to go round 2 (girar) to turn (round) 3 (de arriba abajo) to turn upside down 4 (de dentro a fuera) to turn inside out 5 (cambiar de lado) to turn over

dar la vuelta al mundo to go round the world

dar una vuelta en coche to go for a drive, go for a spin

dar vueltas to turn round, go round, rotate, spin

■ llevo toda la tarde dando vueltas por el centro buscando ese disco I've been walking round town all afternoon looking for that record

dar vueltas a (alrededor) to go around 2 (girar) to turn 3 (mover) to stir

dar vueltas a algo figurado to worry about something

■ ¡no lo des más vueltas! don't worry about it!

darle cien vueltas a alguien figurado to run rings round somebody

darse una vuelta por casa de alguien to drop by and see somebody

dar media vuelta to turn round

estar a la vuelta de la esquina to be just around the corner

estar de vuelta to be back

estar de vuelta de todo to have seen it all before

¡hasta la vuelta! see you when I get back!

la cabeza me da vueltas figurado my head is spinning

la vida da muchas vueltas familiar life is full of ups and downs

no tener vuelta de hoja figurado to be beyond doubt

poner a alguien de vuelta y media figurado to pull somebody to pieces

la vuelta al colegio (en publicidad) "Back to school" 2 (primer día) first day back at school

la vuelta ciclista a España the Tour of Spain

la vuelta al ruedo (en los toros) lap of honour (US honor)

vuelta de campana somersault

* * *

noun f.

1) turn

2) revolution

3) return

4) round

5) stroll, walk, ride

6) bend, curve

7) change

8) back

* * *

SUSTANTIVO FEMENINO

1) (=giro)

una vuelta de la tierra — one revolution of the earth

el documento dio la vuelta por toda la oficina — the document went all round the office

•¡ media vuelta! — (Mil) about turn!, about face! (EEUU)

los soldados dieron media vuelta — the soldiers did an about-turn o(EEUU) an about-face

estaba cerrado y tuvimos que darnos media vuelta — it was closed so we had to turn round and go back

• la vuelta al mundo — (=viaje) a round-the-world trip

quiere dar la vuelta al mundo — she wants to go round the world

vuelta al ruedo — (Taur) circuit of the ring made by a triumphant bullfighter

dar la vuelta al ruedo — to go round the ring

vuelta atrás — backward step

vuelta de campana —

el coche dio una vuelta de campana en el aire — the car turned right over in mid-air

vuelta de tuerca — turn of the screw

vuelta en redondo — complete turn
dar la vuelta (=volverse) to turn round
al final del callejón tienes que dar la vuelta — you'll have to turn round at the end of the street

dar la vuelta a — [+ llave, manivela] to turn; [+ página] to turn (over)
dar vueltas
el camión dio dos vueltas y cayó boca abajo — the lorry turned over twice and landed upside down

dar vueltas sobre un eje — to turn on o spin round an axis

he estado dando vueltas en la cama toda la noche — I've been tossing and turning (in bed) all night

el avión dio vueltas y más vueltas antes de aterrizar — the plane circled round and round before landing

he tenido que dar muchas vueltas para encontrarlo — I had to go all over the place to find it

• dar vueltas alrededor de un planeta — to go o revolve round a planet
dar vueltas a algo
el cinturón le daba dos vueltas a la cintura — the belt went twice round her waist

le dimos tres vueltas al parque corriendo — we ran three times round the park
darle vueltas a algn
me da vueltas la cabeza — my head is spinning

estaba mareado y todo me daba vueltas — I was dizzy and everything was going o spinning round
darse la vuelta (de pie) to turn round; (tumbado) to turn over
date la vuelta para que te pueda peinar — turn round so I can do your hair

me di la vuelta porque me estaba quemando la espalda — I turned over because my back was getting burnt

2) (=otro lado) [de hoja] back, other side; [de tela] wrong side

a la vuelta de la página — on the next page, overleaf

lo escribió a la vuelta del sobre — he wrote it on the back of the envelope

• dar la vuelta a — [+ disco] to turn over

dale la vuelta al jersey — (=ponlo del derecho) turn the jumper the right way out; (=ponlo del revés) turn the jumper inside out

dale la vuelta al vaso — (=ponlo boca arriba) turn the glass the right way up; (=ponlo boca abajo) turn the glass upside down

• a la vuelta de la esquina — around the corner

la tienda está a la vuelta de la esquina — the shop is just around the corner

las elecciones están ya a la vuelta de la esquina — the elections are almost upon us o just around the corner

3) (=regreso)

a) (=acción)

¿para cuándo tenéis prevista la vuelta? — when do you expect to be back?

¡hasta la vuelta! — see you when I/you get back

este acuerdo supone una vuelta a la normalidad — the agreement means that things should get back to normal

• la vuelta al colegio — (en septiembre) the new school year

"vuelta al colegio" — "back to school"

• a vuelta de correo — by return (of post)

•de vuelta — on the way back

de vuelta, iremos a verlos — we'll go and see them on the way back

de vuelta al trabajo — back to work

• estar de vuelta — (lit) to be back

estaremos de vuelta el domingo — we'll be back on Sunday

¿meterme en política? a mi edad uno ya está de vuelta de todo — go into politics? I'm too old for that sort of thing

el público ya está de vuelta de todo — the public has seen it all before

b) (en transportes)

si cierras la vuelta el billete sale más barato — the ticket is cheaper if you specify the return date

billete de ida y vuelta — return ticket

el viaje de vuelta — the return journey

4) (=paseo) (a pie) stroll; (en coche, bicicleta) ride

• dar una vuelta, dimos una vuelta por el parque — we went for a stroll in the park

después de estudiar me voy a dar una vuelta — I'm going out for a bit when I've finished studying

salieron a dar una vuelta en la bici — they went out for a ride on their bikes

nos dio una vuelta en su coche — he gave us a ride in his car, he took us for a spin in his car *

si quieres ver pobreza date una vuelta por esta zona — if you want to see poverty take a walk round here

5) (en camino, ruta)

una carretera con muchas vueltas — a road with lots of bends o twists and turns in it

el camino da muchas vueltas hasta llegar a la cima — the road twists and turns up to the summit

por este camino se da mucha más vuelta — it's much further this way, this is a much longer way round

6) (a un circuito, pista) lap; (Golf) round

di tres vueltas a la pista — I did three laps of the track

vuelta de honor — lap of honour

7) (Ciclismo) tour

vuelta ciclista — cycle tour

la vuelta ciclista a España — the Tour of Spain

8) (=ronda) [de elección, torneo, bebidas] round

el presidente ganó en la segunda vuelta — the president won in the second round

la segunda vuelta de la competición — the second round of the competition

partido de vuelta — return match

me tocó pagar la primera vuelta — I had to pay the first round

9) (=dinero suelto) change

quédese con la vuelta — keep the change

10) (=cambio)

las vueltas de la vida — the ups and downs of life

este acontecimiento dio la vuelta a las negociaciones — this event changed the direction of the talks completely

11) (=cabo, fin)

a la vuelta de tres años — after three years

12) (de cuerda) loop

vuelta de cabo — (Náut) hitch

13) (Cos) [de puntos] row; [de pantalón] turn-up, cuff (EEUU)

14)

a vueltas con algo —

¡ya estamos otra vez a vueltas con la guerra! — not the war again!

siempre están a vueltas con lo mismo — they're always going on about the same thing

- buscar las vueltas a algn

dar cien (mil) vueltas a algn * —

te da cien (mil) vueltas — she can run rings round you, she's miles better than you

- dar la vuelta a algn

darle vueltas a algo —

darle vueltas a un asunto — to think a matter over

no le des más vueltas a lo que dijo — stop worrying about what he said

no tiene vuelta de hoja —

esto es así y no tiene más vuelta de hoja — that's how it is and that's all there is to it

tenemos que hacerlo ya y no hay más vuelta de hoja — we've got to do it now, there are no two ways about it o there's no alternative

- poner a algn de vuelta y media

- sacar la vuelta a algn

- dar la vuelta a la tortilla

* * *

femenino

Sentido I

1)

a) ( circunvolución)

dar vueltas alrededor de algo — to go around something

da vueltas alrededor de su eje — it spins o turns on its axis

dar la vuelta al mundo — to go around the world

todo/la cabeza me da vueltas — everything's/my head's spinning

dar una vuelta a la manzana — to go around the block

dar toda la vuelta — to go all the way around

las vueltas que da la vida! — isn't life strange!

me pasé el día dando vueltas tratando de encontrarlo — I spent the whole day going from pillar to post trying to find it

andarse con vueltas — (fam) to beat about the bush (colloq)

buscarle las vueltas a alguien — (fam) to try to catch somebody out

buscarle la vuelta a algo — (CS fam) to try to find a way of doing something

darle cien (mil) vueltas a alguien — (fam) to be miles o heaps better than somebody (colloq)

no tener vuelta — (Chi fam) to be a hopeless case

b) (Dep) ( en golf) round; ( en carreras) lap

c) ( en carretera) bend

el camino da muchas vueltas — the road winds about a lot

el autobús da muchas vueltas — the bus takes a very roundabout route

- vuelta al ruedo

- vuelta ciclista

- vuelta de honor

2) ( giro)

darle vuelta a algo — <llave/manivela> to turn something

dale otra vuelta — give it another turn

darle vueltas a algo — to think about something

no le des más vueltas al asunto — stop agonizing about it

poner a alguien de vuelta y media — (fam) to tear into somebody (AmE colloq), to tear somebody off a strip (BrE colloq)

- vuelta de campana

- vuelta carnero

- vuelta en redondo

3)

a)

darle la vuelta a algo — a disco/colchón to turn... (over); a calcetín ( ponerlo - del derecho) turn... the right way out; (- del revés) turn... inside out; a copa ( ponerla - boca arriba) to turn... the right way up; (- boca abajo) to turn... upside down

dar la vuelta a la página — to turn the page, turn over

no hay vuelta que darle — (fam) there are no two ways about it

no tener vuelta de hoja: sus argumentos no tienen vuelta de hoja you can't argue with the things she says; eso no tiene vuelta de hoja — there are no two ways about it

b) (para cambiar de dirección, posición)

dar la vuelta — (Auto) to turn (around)

darse la vuelta — to turn (around)

el paraguas se me dio la vuelta — my umbrella blew inside out

4) (CS)

dar vuelta — disco/colchón to turn... over; calcetín ( ponerlo - del derecho) to turn... the right way out; (- del revés) to turn... inside out; copa ( ponerla - boca arriba) to turn... the right way up; (- boca abajo) to turn... upside down

dar vuelta la página — to turn the page, turn over

dio vuelta la cara — she looked away

¿damos vuelta aquí? — (Auto) shall we turn (around) here?

darse vuelta — persona to turn (around); vehículo to overturn; embarcación to capsize

se me dio vuelta el paraguas — my umbrella blew inside out

5)

a) ( paseo)

dar una vuelta — ( a pie) to go for a walk; ( en coche) to go for a drive; ( en bicicleta) to go for a ride

b) ( con un propósito)

date una vuelta por la oficina — drop into the office (colloq)

a ver cuándo te das una vuelta por casa — drop in and see us some time

6)

a)

a la vuelta: escríbelo a la vuelta write it on the other side o on the back; vive a la vuelta she lives around the corner; a la vuelta de la esquina — just around the corner

b)

vuelta y vuelta — (Coc) rare

Sentido II

7)

a) ( regreso) return; ( viaje de regreso) return journey

a la vuelta paramos para almorzar — on the way back we stopped for lunch

a la vuelta se encontró con una sorpresa — when he got back he found a surprise

hasta la vuelta! — see you when you get back!

su vuelta a las tablas — her return to the stage

estar de vuelta — to be back

yo ya estoy de vuelta de esas cosas — I've seen it all before

cuando tú vas yo ya estoy de vuelta — I'm way ahead of you

b)

a vuelta de correo — by return mail (AmE), by return (of post) (BrE)

8)

a) ( a un estado anterior)

vuelta a algo — return to something

la vuelta a la normalidad — the return to normality

b) (fam) ( indicando repetición)

vuelta con lo mismo! — there you/there they go again! (colloq)

Sentido III

9)

a) (Esp) ( cambio) change

quédese con la vuelta — keep the change

b) vueltas (Col) (cambio, dinero suelto) change

Sentido IV

10)

a) ( en elecciones) round

b) ( de bebidas) round

esta vuelta la pago yo — this round's on me

11) (Per, RPl fam)

a) ( vez) time

esta vuelta les ganamos — we'll beat them this time

b)

de vuelta — ( de nuevo) again

Sentido V

12)

a) ( de collar) strand

b) ( en labores de punto) row; ( en costura) facing; ( de pantalones) cuff (AmE), turn-up (BrE)

13) (Náut) bend

* * *

= reversion, swing back, wander, twist, throwback, comeback, whirl, twirl.

Ex. In fact, the ISBD appears as a reversion to the principle of transcription of the title pages which was not to be affected by the presence or absence of the author heading.

Ex. In the 1960s there has been a swing back towards the general scheme and its problems.

Ex. The article is entitled 'Memories of Otago and Southland libraries and librarians: an unmethodical wander'.

Ex. 'But human creatures must not help each other nor must they make any maudlin twist'.

Ex. These methods, a throwback to the early 20th century, constitute an excellent basis for sustainable agriculture, which aims to reduce consumption of plant protection products.

Ex. Fish hawks needed a helping hand and their comeback is one of the great wildlife success stories of our time.

Ex. Like a whirl of shiny flakes sparkling in a snow globe, Hubble catches an instantaneous glimpse of many hundreds of thousands of stars.

Ex. Always make sure your partner is in control of their own movement before letting go after a twirl.

----

* a la vuelta de = on the return leg of.

* billete de avión de ida y vuelta = round-trip airfare.

* billete de ida y vuelta = return ticket, round-trip ticket.

* colocación del material de vuelta en los estantes = shelving.

* colocación de los documentos de vuelta en los estantes = reshelving.

* dándose una vuelta en coche = out for a spin.

* dar cien mil vueltas = beat + Nombre + hands down, win + hands down.

* dar la vuelta = turn + Nombre + (a)round, flip, swing around, swing back, turn (a)round.

* dar la vuelta a = round, turn on + its head.

* dar la vuelta en el aire = give + a toss.

* darle cien mil vueltas a Alguien = knock + spots off + Nombre.

* darle la vuelta a la tortilla = turn + the tables (on).

* darle vueltas a = agonise over [agonize, -USA], dwell on/upon.

* darle vueltas a Algo = mull over.

* darle vueltas a la idea = toy with, toy with + idea of.

* darle vueltas a la idea de = flirt with + the idea of.

* darle vueltas a un asunto = chew + the cud.

* darle vueltas a un problema = puzzle over + problem.

* dar media vuelta = do + an about-face.

* darse media vuelta = turn on + Posesivo + heel.

* dar una vuelta de campana = capsize, somersault, do + a somersault.

* dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* dar un vuelta de campana = summersault.

* dar vueltas = whirl, wind, mill around, twirl, gyrate, spin.

* dar vueltas como un trompo = go around and around.

* dar vueltas sin avanzar = go round in + circles.

* dar vueltas y vueltas = go around and around.

* de ida y vuelta = return, round-trip.

* de vuelta = on the way back, redux.

* el futuro + estar + justo a la vuelta de la esquina = the future + be + just around the corner.

* encontrar el camino de vuelta = find + Posesivo + way back.

* encuentro de vuelta = second leg.

* entrada de vuelta = flowing back.

* enviar de vuelta = send back.

* estar a la vuelta de la esquina = be just around the corner.

* estar de vuelta = be back.

* estar de vuelta dentro de + Expresión Tempora = be back in + Expresión Temporal.

* girar media vuelta = swing in + a half-circle.

* hacer dar vueltas = gyrate.

* justo a la vuelta de la esquina = just around the corner.

* media vuelta = about-face.

* partido de vuelta = second leg, home game.

* que hay que dar muchas vueltas = circuitous.

* salir a dar una vuelta = go out.

* salir a dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* vuelo de ida y vuelta = return flight.

* vuelta a casa = homecoming, journey home.

* vuelta a la normalidad = return to normalcy.

* vuelta a la vida = resuscitation, resurrection.

* vuelta al cole = back-to-school.

* vuelta atrás = fall-back [fallback].

* vuelta de campana = somersault, summersault.

* vuelta de campana hacia atrás = backflip.

* * *

femenino

Sentido I

1)

a) ( circunvolución)

dar vueltas alrededor de algo — to go around something

da vueltas alrededor de su eje — it spins o turns on its axis

dar la vuelta al mundo — to go around the world

todo/la cabeza me da vueltas — everything's/my head's spinning

dar una vuelta a la manzana — to go around the block

dar toda la vuelta — to go all the way around

las vueltas que da la vida! — isn't life strange!

me pasé el día dando vueltas tratando de encontrarlo — I spent the whole day going from pillar to post trying to find it

andarse con vueltas — (fam) to beat about the bush (colloq)

buscarle las vueltas a alguien — (fam) to try to catch somebody out

buscarle la vuelta a algo — (CS fam) to try to find a way of doing something

darle cien (mil) vueltas a alguien — (fam) to be miles o heaps better than somebody (colloq)

no tener vuelta — (Chi fam) to be a hopeless case

b) (Dep) ( en golf) round; ( en carreras) lap

c) ( en carretera) bend

el camino da muchas vueltas — the road winds about a lot

el autobús da muchas vueltas — the bus takes a very roundabout route

- vuelta al ruedo

- vuelta ciclista

- vuelta de honor

2) ( giro)

darle vuelta a algo — <llave/manivela> to turn something

dale otra vuelta — give it another turn

darle vueltas a algo — to think about something

no le des más vueltas al asunto — stop agonizing about it

poner a alguien de vuelta y media — (fam) to tear into somebody (AmE colloq), to tear somebody off a strip (BrE colloq)

- vuelta de campana

- vuelta carnero

- vuelta en redondo

3)

a)

darle la vuelta a algo — a disco/colchón to turn... (over); a calcetín ( ponerlo - del derecho) turn... the right way out; (- del revés) turn... inside out; a copa ( ponerla - boca arriba) to turn... the right way up; (- boca abajo) to turn... upside down

dar la vuelta a la página — to turn the page, turn over

no hay vuelta que darle — (fam) there are no two ways about it

no tener vuelta de hoja: sus argumentos no tienen vuelta de hoja you can't argue with the things she says; eso no tiene vuelta de hoja — there are no two ways about it

b) (para cambiar de dirección, posición)

dar la vuelta — (Auto) to turn (around)

darse la vuelta — to turn (around)

el paraguas se me dio la vuelta — my umbrella blew inside out

4) (CS)

dar vuelta — disco/colchón to turn... over; calcetín ( ponerlo - del derecho) to turn... the right way out; (- del revés) to turn... inside out; copa ( ponerla - boca arriba) to turn... the right way up; (- boca abajo) to turn... upside down

dar vuelta la página — to turn the page, turn over

dio vuelta la cara — she looked away

¿damos vuelta aquí? — (Auto) shall we turn (around) here?

darse vuelta — persona to turn (around); vehículo to overturn; embarcación to capsize

se me dio vuelta el paraguas — my umbrella blew inside out

5)

a) ( paseo)

dar una vuelta — ( a pie) to go for a walk; ( en coche) to go for a drive; ( en bicicleta) to go for a ride

b) ( con un propósito)

date una vuelta por la oficina — drop into the office (colloq)

a ver cuándo te das una vuelta por casa — drop in and see us some time

6)

a)

a la vuelta: escríbelo a la vuelta write it on the other side o on the back; vive a la vuelta she lives around the corner; a la vuelta de la esquina — just around the corner

b)

vuelta y vuelta — (Coc) rare

Sentido II

7)

a) ( regreso) return; ( viaje de regreso) return journey

a la vuelta paramos para almorzar — on the way back we stopped for lunch

a la vuelta se encontró con una sorpresa — when he got back he found a surprise

hasta la vuelta! — see you when you get back!

su vuelta a las tablas — her return to the stage

estar de vuelta — to be back

yo ya estoy de vuelta de esas cosas — I've seen it all before

cuando tú vas yo ya estoy de vuelta — I'm way ahead of you

b)

a vuelta de correo — by return mail (AmE), by return (of post) (BrE)

8)

a) ( a un estado anterior)

vuelta a algo — return to something

la vuelta a la normalidad — the return to normality

b) (fam) ( indicando repetición)

vuelta con lo mismo! — there you/there they go again! (colloq)

Sentido III

9)

a) (Esp) ( cambio) change

quédese con la vuelta — keep the change

b) vueltas (Col) (cambio, dinero suelto) change

Sentido IV

10)

a) ( en elecciones) round

b) ( de bebidas) round

esta vuelta la pago yo — this round's on me

11) (Per, RPl fam)

a) ( vez) time

esta vuelta les ganamos — we'll beat them this time

b)

de vuelta — ( de nuevo) again

Sentido V

12)

a) ( de collar) strand

b) ( en labores de punto) row; ( en costura) facing; ( de pantalones) cuff (AmE), turn-up (BrE)

13) (Náut) bend

* * *

= reversion, swing back, wander, twist, throwback, comeback, whirl, twirl.

Ex: In fact, the ISBD appears as a reversion to the principle of transcription of the title pages which was not to be affected by the presence or absence of the author heading.

Ex: In the 1960s there has been a swing back towards the general scheme and its problems.

Ex: The article is entitled 'Memories of Otago and Southland libraries and librarians: an unmethodical wander'.

Ex: 'But human creatures must not help each other nor must they make any maudlin twist'.

Ex: These methods, a throwback to the early 20th century, constitute an excellent basis for sustainable agriculture, which aims to reduce consumption of plant protection products.

Ex: Fish hawks needed a helping hand and their comeback is one of the great wildlife success stories of our time.

Ex: Like a whirl of shiny flakes sparkling in a snow globe, Hubble catches an instantaneous glimpse of many hundreds of thousands of stars.

Ex: Always make sure your partner is in control of their own movement before letting go after a twirl.

* a la vuelta de = on the return leg of.

* billete de avión de ida y vuelta = round-trip airfare.

* billete de ida y vuelta = return ticket, round-trip ticket.

* colocación del material de vuelta en los estantes = shelving.

* colocación de los documentos de vuelta en los estantes = reshelving.

* dándose una vuelta en coche = out for a spin.

* dar cien mil vueltas = beat + Nombre + hands down, win + hands down.

* dar la vuelta = turn + Nombre + (a)round, flip, swing around, swing back, turn (a)round.

* dar la vuelta a = round, turn on + its head.

* dar la vuelta en el aire = give + a toss.

* darle cien mil vueltas a Alguien = knock + spots off + Nombre.

* darle la vuelta a la tortilla = turn + the tables (on).

* darle vueltas a = agonise over [agonize, -USA], dwell on/upon.

* darle vueltas a Algo = mull over.

* darle vueltas a la idea = toy with, toy with + idea of.

* darle vueltas a la idea de = flirt with + the idea of.

* darle vueltas a un asunto = chew + the cud.

* darle vueltas a un problema = puzzle over + problem.

* dar media vuelta = do + an about-face.

* darse media vuelta = turn on + Posesivo + heel.

* dar una vuelta de campana = capsize, somersault, do + a somersault.

* dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* dar un vuelta de campana = summersault.

* dar vueltas = whirl, wind, mill around, twirl, gyrate, spin.

* dar vueltas como un trompo = go around and around.

* dar vueltas sin avanzar = go round in + circles.

* dar vueltas y vueltas = go around and around.

* de ida y vuelta = return, round-trip.

* de vuelta = on the way back, redux.

* el futuro + estar + justo a la vuelta de la esquina = the future + be + just around the corner.

* encontrar el camino de vuelta = find + Posesivo + way back.

* encuentro de vuelta = second leg.

* entrada de vuelta = flowing back.

* enviar de vuelta = send back.

* estar a la vuelta de la esquina = be just around the corner.

* estar de vuelta = be back.

* estar de vuelta dentro de + Expresión Tempora = be back in + Expresión Temporal.

* girar media vuelta = swing in + a half-circle.

* hacer dar vueltas = gyrate.

* justo a la vuelta de la esquina = just around the corner.

* media vuelta = about-face.

* partido de vuelta = second leg, home game.

* que hay que dar muchas vueltas = circuitous.

* salir a dar una vuelta = go out.

* salir a dar una vuelta en coche = go out for + a drive.

* vuelo de ida y vuelta = return flight.

* vuelta a casa = homecoming, journey home.

* vuelta a la normalidad = return to normalcy.

* vuelta a la vida = resuscitation, resurrection.

* vuelta al cole = back-to-school.

* vuelta atrás = fall-back [fallback].

* vuelta de campana = somersault, summersault.

* vuelta de campana hacia atrás = backflip.

* * *

vuelta

feminine

Sentido I

A

1

(circunvolución): la Tierra da vueltas alrededor del Sol the earth goes around the sun

da vueltas alrededor de su eje it spins o turns on its axis

tiene ganas de dar la vuelta al mundo she wants to go around the world

el tiovivo daba vueltas y más vueltas the merry-go-round went round and round

todo me da vueltas everything's spinning o going round and round

me da vueltas la cabeza my head's spinning

dar una vuelta a la manzana to go around the block

vamos a tener que dar toda la vuelta we'll have to go all the way around

la carta dio la vuelta por toda la oficina the letter went all around the office

¡las vueltas que da la vida! how things change!, life's full of ups and downs!

¡qué vuelta han dado! they've changed their tune!

me pasé el día dando vueltas tratando de encontrar ese libro I spent the whole day going from pillar to post trying to find that book

andar a vueltas con algo ( fam); to be working on sth

andarse con vueltas ( fam); to beat around the bush ( colloq)

buscarle las vueltas a algn ( fam); to try to catch sb out

buscarle la vuelta a algo (CS fam); to try to find a way of doing sth

darle cien or cien mil vueltas a algn ( fam); to be miles o heaps better than sb ( colloq), to be streets ahead of sb ( colloq)

en cuanto a iniciativa te da cien mil vueltas she beats you hands down for initiative

dar más vueltas que una noria or que burro de noria or que una peonza or que un trompo ( fam): para encontrarlo tuve que dar más vueltas que una noria I had to go all over the place to find it

no tener vuelta ( Chi fam); to be a hopeless case

2 ( Dep) (en golf) round; (en carreras) lap

hay que dar dos vueltas alrededor del campo de fútbol you have to do two laps of the football field

3 (en una carretera) bend

el camino da muchas vueltas the road winds about a lot

el autobús no va directo, da muchas vueltas the bus isn't direct, it takes a very roundabout route

Compuestos:

● vuelta al mundo

( Arg) Ferris wheel, big wheel ( BrE)

● vuelta al ruedo

( Taur) lap of honor

● vuelta ciclista or ( Andes) ciclística

cycle race, tour

● vuelta de honor

lap of honor*

B

(giro): le dio dos vueltas a la llave he turned the key twice

dale otra vuelta give it another turn

darle vueltas a una manivela to crank o turn a handle

medio¹ (↑ medio (1))

darle vueltas a algo to think about sth

no le des tantas or más vueltas al asunto stop agonizing o worrying about it

le he dado vueltas y más vueltas al problema I've gone over the problem time and again, I've given the problem a lot of thought

poner a algn de vuelta y media ( fam); to tear into sb ( AmE colloq), tear sb off a strip ( BrE colloq)

C

1 (para poner algo al revés) turn

darle la vuelta a algo ‹a un colchón/una tortilla› to turn, turn … over;

‹a un cuadro› to turn … around

dale la vuelta a la página turn the page, turn over

dales la vuelta a los calcetines (ponerlos — del derecho) turn the socks the right way out; (— del revés) turn the socks inside out

darle la vuelta a una copa (ponerla — boca arriba) to turn a glass the right way up; (— boca abajo) to turn a glass upside down

2

(para cambiar de dirección, posición): se dio la vuelta para ver quién era she turned (around) to see who it was

es difícil dar la vuelta aquí ( Auto) it's difficult to turn (around) here

el paraguas se me dio la vuelta my umbrella blew inside out

no hay vuelta que darle ( fam); there are no two ways about it, there's no doubt about it

no tener vuelta de hoja: sus argumentos no tienen vuelta de hoja you can't argue with the things she says

es el mejor de todos, eso no tiene vuelta de hoja he's the best of the lot, there's no doubt about it o there are no two ways about it

hay que hacerlo personalmente, eso no tiene vuelta de hoja it has to be done in person, there's no way around it

D

(CS): dar vuelta: da vuelta el colchón turn the mattress (over)

dar vuelta un cuadro to turn a picture around

dar vuelta una media (ponerla — del derecho) to turn a sock the right way out; (— del revés) to turn a sock inside out

dar vuelta una copa (ponerla — boca arriba) to turn a glass the right way up; (— boca abajo) to turn a glass upside down

casi le doy vuelta la cara de un trompazo ( fam); I nearly knocked his head o block off ( colloq)

dar vuelta la página to turn the page, turn over

dio vuelta la cara she looked away

¿damos vuelta aquí? ( Auto) shall we turn (around) here?

se dio vuelta sorprendido he turned around in surprise

se dio vuelta en la cama she turned over in bed

se me dio vuelta el paraguas my umbrella blew inside out

Compuestos:

● vuelta de campana

el coche dio una vuelta de campana the car turned (right) over

● vuelta (de) carnero

(CS) somersault

● vuelta de carro

( Méx) cartwheel

● vuelta de manos

( Méx) handspring

● vuelta en redondo

(vuelta completa) 360 degree turn, complete turn; (media vuelta) 180 degree turn, half turn

(cambio radical): el tiempo ha dado una vuelta en redondo the weather has changed completely

en cuanto a su política económica, han dado una vuelta en redondo as for their economic policy, they've done a U-turn o a volte-face o they've completely changed direction

E

1

(paseo): dar una vuelta (a pie) to go for a walk; (en coche) to go for a drive

fuimos a dar una vuelta en bicicleta we went out for a ride on our bikes

me llevó a dar una vuelta en su coche nuevo she took me out for a drive in her new car

2

(con un propósito): date una vuelta por la oficina call o drop into ( colloq) the office

a ver cuándo te das una vuelta por casa drop in and see us some time

F

1

(lado): escríbelo a la vuelta write it on the other side o on the back

vive aquí a la vuelta she lives just around the corner

a la vuelta de la esquina just around the corner

los exámenes ya están a la vuelta de la esquina the exams are just around the corner

2

(cabo): a la vuelta de los años nos volvimos a encontrar we met again years later

3

vuelta y vuelta (de la carne) rare, done very quickly on each side

G vueltas

(CS fam) (complicaciones): tiene tantas vueltas he's/it's so difficult

tener más vueltas que una oreja or un caracol ( Arg fam); to be very difficult

Sentido II

A

1 (regreso) return; (viaje de regreso) return journey

no tiene dinero para la vuelta he doesn't have enough money for the return journey/to get back/to get home

a la vuelta paramos en Piriápolis para almorzar on the way back we stopped in Piriápolis for lunch

a la vuelta se encontró con que lo habían despedido when he got back o on his return he found he had been fired

¡hasta la vuelta! see you when you get back!

vuelta A algo return TO sth

su vuelta a las tablas her return to the stage

un boleto ( AmL) or ( Esp) billete de ida y vuelta a round-trip ticket ( AmE), a return ticket ( BrE)

te lo presto, pero ida y vuelta ¿eh? ( fam); I'll lend it to you, but I want it back, OK?

partido² (↑ partido (2))

estar de vuelta: ya está de vuelta de las vacaciones she's back from her holidays now

¿te crees que soy tonto? mira que cuando tú vas yo ya estoy de vuelta I'm not stupid you know, I'm way ahead of you

¿enamorada yo? hija, yo ya estoy de vuelta de esas cosas me in love? I grew out of that sort of thing a long time ago

estoy de vuelta de toda sorpresa I've seen it all before, nothing surprises me any more

2

a vuelta de correo by return mail ( AmE), by return (of post) ( BrE)

B (a un estado anterior) vuelta A algo return TO sth

la vuelta a la normalidad the return to normality

C ( fam)

(indicando repetición): ¡vuelta con lo mismo! are you on about that again? ( colloq)

¡y vuelta a discutir! they're arguing again!, there they go again! ( colloq)

Sentido III

A ( Esp) (cambio) change

quédese con la vuelta keep the change

B vueltas ( Col) (cambio, dinero suelto) change

Sentido IV

A

1 (en elecciones) round

2 (de bebidas) round

esta vuelta la pago yo this round's on me, I'm buying o getting this round

B (Per, RPl)

1 ( fam) (vez) time

esta vuelta les ganamos we'll beat them this time

volví otra vuelta I went back again

2

de vuelta (de nuevo, otra vez) ( fam); again

lo hizo de vuelta she did it again

Sentido V

A

1 (en labores de punto) row

2 (de un collar) strand

B (en costura) facing; (de pantalones) cuff ( AmE), turn-up ( BrE)

C ( Náut) bend

* * *

vuelta sustantivo femenino
1
a) ( circunvolución):

◊ dar vueltas alrededor de algo to go around sth;

da vueltas alrededor de su eje it spins o turns on its axis;
dar la vuelta al mundo to go around the world;
todo/la cabeza me da vueltas everything's/my head's spinning;
dar una vuelta a la manzana to go around the block;
dar toda la vuelta to go all the way around
b) (Dep) ( en golf) round;

( en carreras) lap;
◊ vuelta al ruedo (Taur) lap of honor;

vuelta ciclista cycle race, tour
c) ( en carretera) bend;

◊ el camino da muchas vueltas the road winds about a lot;

el autobús da muchas vueltas the bus takes a very roundabout route
2 ( giro):
◊ darle vuelta a algo ‹a llave/manivela› to turn sth;

dale otra vuelta give it another turn;
el coche dio una vuelta de campana the car turned (right) over;
vuelta (de) carnero (CS) somersault;
vuelta en redondo ( vuelta completa) 360 degree turn, complete turn;

( cambio radical) U-turn
3
a)

◊ darle la vuelta a algo ‹a disco/colchón› to turn … (over);

‹ a calcetín› ( ponerlo — del derecho) to turn … the right way out;
(— del revés) to turn … inside out;
‹ a copa› ( ponerla — boca arriba) to turn … the right way up;
(— boca abajo) to turn … upside down;
◊ dar la vuelta a la página to turn the page, turn over

b) (para cambiar de dirección, posición):

◊ dar la vuelta (Auto) to turn (around);

darse la vuelta to turn (around)
4 (CS)
◊ dar vuelta algo ‹disco/colchón› to turn sth over;

‹ calcetín› ( ponerlo — del derecho) to turn sth the right way out;
(— del revés) to turn sth inside out;
‹ copa› ( ponerla — boca arriba) to turn sth the right way up;
(— boca abajo) to turn sth upside down;
◊ dar vuelta la página to turn the page, turn over;

dio vuelta la cara she looked away;
¿damos vuelta aquí? (Auto) shall we turn (around) here?;
darse vuelta [ persona] to turn (around);

[ vehículo] to overturn;
[ embarcación] to capsize
5 ( paseo):
◊ dar una vuelta ( a pie) to go for a walk;

( en coche) to go for a drive;
( en bicicleta) to go for a ride
6
a)

◊ a la vuelta (de la esquina) (just) around the corner

b)

◊ vuelta y vuelta (Coc) rare

7
a) ( regreso) return;

( viaje de regreso) return journey;
◊ a la vuelta paramos para almorzar on the way back we stopped for lunch;

a la vuelta se encontró con una sorpresa when he got back he found a surprise;
¡hasta la vuelta! see you when you get back!
b) ( a un estado anterior) vuelta a algo return to sth

8
a) (Esp) ( cambio) change;

◊ quédese con la vuelta keep the change

b)

◊ vueltas (Col) (cambio, dinero suelto) change

9
a) ( en elecciones) round

b) ( de bebidas) round

(Per, RPl fam) ( vez) time;
◊ de vuelta ( de nuevo) again

( de collar) strand;
( en labores de punto) row;
( de pantalones) cuff (AmE), turn-up (BrE)
vuelta sustantivo femenino
1 (regreso) return: ya estamos de vuelta, we are back already
2 (giro, circunvolución) turn
(volverse) dar la vuelta, (a un disco, una página) to turn over
dar la vuelta al mundo, to go around the world
dar media vuelta, to turn round
todo me da vueltas, everything is spinning
dar vueltas sobre su eje, to spin on its axis
a la vuelta de la esquina, just around the corner
vuelta de campana, somersault
vuelta en redondo, complete turn
3 Dep (ciclista) tour
(en carreras) lap
4 Com (cambio) change
♦ Locuciones: (a un asunto, problema) darle vueltas a algo, to think about sthg, be worried about sthg
dar(se) una vuelta, to go for a walk
familiar no hay/tiene vuelta de hoja, there's no doubt about it
poner de vuelta y media, to insult
a vuelta de correo, by return of post
' vuelta' also found in these entries:
Spanish:
así
- billete
- campana
- fresca
- giro
- ida
- partida
- partido
- volver
- ahí
- boleto
- como
- dar
- en
- girar
- mano
- manzana
- medio
- pasaje
- regreso
- revolcón
- ronda
- venida
- viaje
- voltear
English:
about
- about-face
- about-turn
- around
- back
- back off
- block
- change
- circuit
- corner
- cruise
- day
- dig around
- doorstep
- drive
- flash
- forbidding
- from
- gone
- grind
- gyrate
- intermission
- joyride
- keep
- kink
- lap
- navigate
- park
- post
- return
- return match
- return ticket
- roll over
- round
- run
- saddle
- somersault
- spin
- stroll
- swing
- turn
- turn about
- turn around
- turn over
- turn-up
- twirl
- twist
- wait about
- wait around
- walk around

* * *

vuelta nf

1. [giro] [hecho] turn;
[acción] turning;
dar una vuelta to turn round;

dar vueltas: la Tierra da vueltas sobre su eje the Earth spins on its axis;

la Luna da vueltas alrededor de la Tierra the Moon goes round the Earth;

dar vueltas en la cama to toss and turn in bed;

este autobús da mucha(s) vuelta(s) this bus goes all over the place;

la cabeza me da vueltas my head's spinning;

dar una vuelta a algo, dar vueltas a algo [girándolo] to turn sth round;
[recorriéndolo] to go round sth;
le dio dos vueltas a la llave she turned the key twice;

dio una vuelta a la manzana/al mundo he went round the block/world;

dar la vuelta to turn back;

darse la vuelta, CSur [m5] darse vuelta [de pie] to turn round;
[tumbado] to turn over;
media vuelta Mil about-turn;
[en automóvil] U-turn;
dar media vuelta Mil to do an about-turn;
[en automóvil] to do a U-turn;
Comp

andar a vueltas con algo [gestionándolo] to be working on sth;
[insistiendo en ello] to go on about sth;
Comp

buscarle las vueltas a alguien to look for a chance to catch sb out;

Comp
Fam
dar la vuelta a la tortilla to turn the tables;

Comp
Fam
darle cien o [m5] mil vueltas a alguien to run rings round sb, Br to knock spots off sb;

esta bici le da cien vueltas a la tuya this bike is miles better than yours;

Comp

darle vueltas a algo [pensarlo mucho] to turn sth over in one's mind;

no le des más vueltas stop worrying about it, just forget about it;

no paro de darle vueltas I can't stop thinking about it;

Comp
Fam
poner a alguien de vuelta y media [criticar] to call sb all the names under the sun;
[regañar] to give sb a good telling-off
Comp
vuelta de campana:
dar una vuelta/dos vueltas de campana [vehículo] to turn over once/twice;
RP vuelta carnero somersault; Arg vuelta al mundo [noria] Br big wheel, US Ferris wheel
2. [parte opuesta] back, other side;

a la vuelta on the back, on the other side;

a la vuelta de la esquina round the corner;

a la vuelta de la página over the page;

el filete lo quiero vuelta y vuelta I'd like my steak very rare;

dar la vuelta a, CSur [m5] dar vuelta [colchón, tortilla, disco, naipe] to turn over;

dar (la) vuelta (a) la página to turn the page (over);

dar (la) vuelta (a) un jersey/calcetín [ponerlo del derecho] to turn a sweater/sock the right way out;
[ponerlo del revés] to turn a sweater/sock inside out;
dar (la) vuelta (a) un vaso [ponerlo boca arriba] to turn a glass the right way up;
[ponerlo boca abajo] to turn a glass upside down;
Comp

no tiene vuelta de hoja there are no two ways about it;

Comp
CSur
esto no tiene vuelta there's no getting away from it

3. [regreso] return;

la vuelta al trabajo/colegio siempre es dura it's never easy going back to work/school;

vuelta al colegio [como título, en letrero] back to school;

el vuelo de vuelta the return flight;

en el camino de vuelta on the way back;

de vuelta en el hotel, tomé un baño once I was back at the hotel, I had a bath;

estar de vuelta (de) to be back (from);

a la vuelta: pasaré a visitarte a la vuelta I'll visit you on the o my way back;

te veré a la vuelta I'll see you when I get back;

¡hasta la vuelta! see you when you get back!;

Comp

estar de vuelta de algo to be blasé about sth;

estar de vuelta de todo to have seen it all before

4. [viaje de regreso] return journey;

¿para qué fecha tienes la vuelta? when are you coming back?;

no he cerrado la vuelta todavía I haven't booked the return journey yet [with open return ticket];

un billete de ida y vuelta Br a return (ticket), US a round-trip (ticket)

5. [fin]
a la vuelta de [tras] at the end of, after;

a la vuelta de unos años at the end of o after a few years;

a la vuelta de publicidad… [en televisión] after the break…

6. [devolución] return;

te lo presto, pero lo quiero de vuelta mañana I'll lend it to you, but I want it back tomorrow;
RP Fam
¿me prestás tu lapicera? – sí, pero tiene una vuelta can you lend me your pencil? – yes, but I'll be wanting it back;

a vuelta de correo Br by return of post, US by return mail

7. [paseo]
dar una vuelta [a pie] to go for a walk;
[en bicicleta, motocicleta] to go for a ride; [en automóvil] to go for a drive o spin;
dar vueltas [en automóvil] to drive round and round;

date una vuelta por aquí cuando quieras come round whenever you like;

el vigilante se dio una vuelta por la oficina the guard had a look round the office

8. [a circuito, estadio] lap;

deberán dar veinte vueltas al circuito they will have to run twenty laps

Comp
vuelta de calentamiento [en automovilismo] warm-up lap;
vuelta de honor lap of honour;
Taurom vuelta al ruedo bullfighter's lap of honour
9. [carrera ciclista] vuelta ciclista tour;

la Vuelta (Ciclista) a España the Tour of Spain

10. [curva] bend;

la carretera da muchas vueltas the road twists and turns a great deal

11. [dinero sobrante] change;

quédese con la vuelta keep the change

12. [ronda] [de elecciones, competición deportiva] round;

la primera/segunda vuelta the first/second round

13. [cambio, avatar] change;

dar la o [m5] una vuelta to turn around completely;

las vueltas que da la vida how things change!

14. [de pantalón] Br turn-up, US cuff;
[de manga] cuff
15. [en labor de punto] row

16. RP
de vuelta [otra vez] again;

me lo preguntó de vuelta he asked me again

* * *

vuelta

f

1 ( regreso) return;

a la vuelta on the way back;

estar de vuelta be back;

estar de vuelta de todo fam have seen it all before;

no tiene vuelta atrás there is no turning back

2 ( devolución)

:

me dio de vuelta tres dólares he gave me three dollars change

3 en carrera lap;

dar la vuelta a llave etc turn;

dar media vuelta turn round;

dar una vuelta de campana AUTO turn over;

dar vueltas go to and fro; ( girar) go around;

la cabeza me da vueltas my head is spinning;

dar vuelta a una idea turn an idea over in one’s mind;

dar una vuelta go for a walk;

dar cien vueltas a alguien fam be a hundred times better than s.o. fam ;

poner a alguien de vuelta y media fam give s.o. a dressing-down

4

:

a la vuelta de la esquina fig just around the corner;

a la vuelta de pocos años a few years later;

buscarle las vueltas a alguien fam try to catch s.o. out;

no tiene vuelta de hoja there’s no doubt about it

* * *

vuelta nf

1) giro: turn

se dio la vuelta: he turned around

2) revolución: circle, revolution

dio la vuelta al mundo: she went around the world

las ruedas daban vueltas: the wheels were spinning

3) : flip, turn

le dio la vuelta: she flipped it over

4) : bend, curve

a la vuelta de la esquina: around the corner

5) regreso: return

de ida y vuelta: round trip

a vuelta de correo: return mail

6) : round, lap (in sports or games)

7) paseo: walk, drive, ride

dio una vuelta: he went for a walk

8) dorso, revés: back, other side

a la vuelta: on the back

9) : cuff (of pants)

10)

darle vueltas : to think over

11)

estar de vuelta : to be back

* * *

vuelta n

1. (regreso) return

un billete de ida y vuelta a return ticket

nos vemos a la vuelta I'll see you when we get back

la vuelta al cole back to school

la vuelta la haremos en tren we'll come back by train

2. (giro) turn

da una vuelta a la llave give the key one turn

3. (en una carrera) lap

faltan dos vueltas there are two laps to go

4. (cambio) change

quédese con la vuelta keep the change

a la vuelta de la esquina around the corner

dar vueltas (caminar mucho) to walk round and round (girar) to spin [pt. & pp. spun]

llevo una hora dando vueltas I've been walking round and round for an hour

la tierra da vueltas sobre su eje the earth spins on its axis

dar vueltas alrededor de algo to go around something

la Tierra da vueltas alrededor del Sol the Earth goes around the Sun

dar vueltas a algo to go over something / to think about something

he pasado el día dándole vueltas al problema I've spent all day thinking about the problem

dar una vuelta to go for a walk

dar una vuelta en coche to go for a drive

darse la vuelta to turn round

date la vuelta turn round dar la vuelta a algo tiene varias traducciones: fíjate en estos ejemplos

quieren dar la vuelta al mundo they want to go round the world

dio la vuelta a la carne she turned the meat over

dale la vuelta al calcetín turn your sock right side out

la vuelta a España the tour of Spain

vuelta ciclista cycle race / tour

Spanish-English dictionary > vuelta
14 lugar

m.

1 place.

en algún lugar somewhere

no lo veo por ningún lugar I can't see it anywhere

vuelve a ponerlo todo en su lugar put everything back where it belongs

yo en tu lugar if I were you

fuera de lugar (figurative) out of place

lugar de encuentro meeting place

lugar de trabajo place of work

2 place, town.

las gentes del lugar the local people

lugar de nacimiento place of birth

3 position (post).

en primer/segundo lugar in the first/second place, firstly/secondly

4 room, space.

aquí ya no hay lugar para más gente there's no room for anyone else here

* * *

lugar

► nombre masculino

1 (sitio, ciudad) place

■ tiene que aparecer por algún lugar it has to be somewhere

■ he descubierto el lugar más idílico del mundo I've discovered the most idyllic place in the world

■ la iglesia no es lugar para bailar the church is no place to dance

2 (posición, situación) place, position

■ tú ponte en mi lugar y lo entenderás put yourself in my position and you'll understand

■ ¿qué lugar ocupa en la empresa? what's her position in the company?

3 (espacio) room, space

■ ya no hay lugar para más muebles there's no room for any more furniture

\

FRASEOLOGÍA

dar lugar a to give rise to

dejar a alguien en mal lugar to make somebody look foolish, show somebody up

en lugar de instead of

en primer lugar firstly

fuera de lugar (descolocado) out of place 2 (inoportuno) inappropriate

hacer lugar to make room

no ha lugar la protesta objection overruled

sin lugar a dudas undoubtedly

tener lugar to take place

lugar común commonplace

* * *

noun m.

1) place

2) position

3) space

•

- en lugar de
- tener lugar
* * *

SM

1) (=sitio) place

dejó las joyas en lugar seguro — she left the jewels in a safe place

es un lugar muy bonito — it is a lovely spot o place

devolver un libro a su lugar — to put a book back in its place

el concierto será en un lugar cerrado — the concert will take place indoors o at an indoor venue

el lugar del crimen — the scene of the crime

• algún lugar — somewhere

una emisión desde algún lugar de Europa — a broadcast from somewhere in Europe

lo escondió en algún lugar de la casa — she hid it somewhere around the house

• los Santos Lugares — the Holy Places

- poner las cosas en su lugar

lugar común — cliché, commonplace

lugar de encuentro — meeting-place

lugar geométrico — locus
composición 3)
2) (=posición)

a) [en lista, carrera, trabajo]

ocupa un buen lugar en la empresa — she has a good position o post at the company

ocupar el lugar de algn — to take sb's place

llegó en último lugar — he came last

• en primer lugar, se han clasificado en primer lugar — they have qualified in first place

en primer lugar, me gustaría agradecer la invitación — first of all o firstly, I would like to thank you for inviting me

b) (=situación)

yo, en tu lugar, no iría — I wouldn't go if I were you

usted póngase en mi lugar — put yourself in my place o shoes

en su lugar, ¡descanso! — (Mil) stand easy!

• dejar a algn en buen/mal lugar — [comportamiento] to reflect well/badly on sb; [persona] to make sb look good/bad

• estar fuera de lugar — to be out of place

sentirse fuera de lugar — to feel out of place

- encontrar un lugar bajo el sol

c)

• en lugar de — instead of

vino el portavoz en lugar del ministro — the spokesman came instead of the minister, the spokesman came in the minister's place

¿puedo asistir yo en su lugar? — can I go instead?

en lugar de escribir, me llamó por teléfono — instead of writing, he called me

en lugar de ir a la piscina, ¿por qué no vamos a la playa? — why don't we go to the beach instead of the swimming pool?

3) (=ocasión) opportunity, chance

si se me da el lugar — if I have the opportunity o chance

no hubo lugar para decir lo que pensaba — there was no opportunity to say what I thought

no hay lugar para preocupaciones — there is no cause for concern

• dar lugar a algo — to give rise to sth, lead to sth

• dejar lugar a algo — to leave room for sth

los datos no dejan lugar a dudas — the figures leave no room for doubt

la situación no dejaba lugar al optimismo — the situation left little room for o gave few grounds for optimism

• sin lugar a dudas — without doubt, undoubtedly

• no ha lugar, una reacción tan fuerte, francamente no ha lugar — there is no need for such a violent response

-¡protesto! -no ha lugar — (Jur) "objection!" - "overruled"

• tener lugar — to take place, happen, occur

- a como dé o diera lugar

4) (=espacio) room, space

no hay lugar para escribir nada más — there's no room o space to write any more

¿hay lugar? — is there any room?

hacer lugar para algo — to make room for sth

5) (=localidad) place

En un lugar de la Mancha... — Somewhere in La Mancha...

del lugar — local

un vino del lugar — a local wine

las gentes del lugar — the local people, the locals

lugar de nacimiento — [gen] birthplace; [en impreso] place of birth

lugar de trabajo — workplace

* * *

masculino

1) ( sitio) place

no es éste el lugar — this is not the place

en cualquier otro lugar — anywhere else

cambiar los muebles de lugar — to move the furniture around

en algún lugar — somewhere

consérvese en lugar fresco — keep in a cool place

el lugar del suceso — the scene of the incident

2) (localidad, región)

los habitantes del lugar — the local people

lugar y fecha de nacimiento — place and date of birth

3)

a) ( espacio libre) room

hacer lugar para alguien/algo — to make room o space for somebody/something

b) ( asiento) seat

4)

a) ( situación) place

yo en tu lugar... — if I were you...

ponte en mi lugar — put yourself in my place

b) (en organización, jerarquía) place

nadie puede ocupar el lugar de la madre — nobody can take a mother's place

según el lugar que ocupan en la lista — according to their position on the list

se clasificó en primer/quinto lugar — she finished in first/fifth place

5)

dar lugar a — (a una disputa, a comentarios) to provoke, give rise to

han dado lugar a que la gente hable — their behavior has set people talking

6) (Der)

no ha lugar la protesta — the objection is overruled

7) (en locs)

en lugar de — instead of

ella firmó en mi lugar — she signed on my behalf

en primer lugar: se tratarán en primer lugar they will be dealt with first; en primer lugar porque... first of all o firstly because...; en último lugar: y en último lugar... and finally o lastly...; a como dé/diera lugar (AmL): se trata de venderlo a como dé lugar the idea is to sell it any way we can; a como diera lugar yo iba a entrar one way or another I was going to get in; dejar a alguien en mal lugar to put somebody in an awkward position; poner a alguien en su lugar to put somebody in her/his place; sin lugar a dudas without doubt, undoubtedly; tener lugar — to take place

•

- lugar común

* * *

= area, locality, location, place, locus [loci, -pl.], site, spot, slot.

Ex. The area in which standards for bibliographic description have had the most impact is in catalogues and catalogue record data bases.

Ex. To overcome these problems users must think of all the various names that might have been applied, and must understand something of the geography and administration of the locality concerned.

Ex. Having been alerted to the existence of a document, the user needs information concerning the actual location of the document, in order that the document may be read.

Ex. Period and place can also be added to any heading, though there are restrictions on the latter: in certain subjects place takes preference over subject.

Ex. The locus of government policy making has been shifted to the Ministry of Research and Technology.

Ex. Here, families from many different communities were up-rooted and resettled on greenfield sites, many miles away from relatives and friends.

Ex. There was also a spot from which, if you struck the floor with a hard rap of your heel, you could almost count the reverberations as the sound bounced from floor to ceiling to walls to floor.

Ex. These frames are of different types and have slots also of different types, which can be filled by other frames.

----

* asignar un lugar = give + Nombre + a place in.

* auxiliares de lugar = area table.

* cambiar de lugar = relocate, resite [re-site].

* cambio de lugar = relocation.

* cambio + tener lugar = change + take place.

* colocación fuera de lugar = misplacement.

* colocado en lugar erróneo = misplaced.

* colocar en el lugar donde = put in + the place where.

* colocar en su lugar = drop into + place.

* colocar en un lugar = put into + place.

* colocar en un lugar erróneo = misplace.

* confinado a un lugar concreto = site-bound.

* conseguir ocupar un lugar específico = secure + a niche.

* Consejo Internacional de Museos y Lugares de Interés (ICOMS) = International Council of Museums and Sites (ICOMOS).

* curso que tiene lugar fuera de la universidad = extension course, off-campus course.

* dar lugar = produce.

* dar lugar a = cause, generate, give + rise to, mean, result (in), leave + room for, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.

* dar lugar a la reflexión = provide + food for thought.

* dar lugar a problemas = give + rise to problems.

* dar lugar a queja = evoke + complaint.

* dar lugar a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.

* de lugares más distantes = from further afield.

* demostrar sin lugar a dudas = prove + conclusively.

* desplazarse de un lugar a otro = move from + place to place.

* distribuido en varios lugares = multilocationed.

* el lugar que le corresponde a = the due place of.

* emplazado en un lugar lejano = outstation.

* en algún lugar = somewhere, at some point.

* en algún lugar (de por ahí) = somewhere out there.

* encontrarse fuera de lugar = be out of + Posesivo + element, be out of place.

* en cualquier lugar = everywhere, anywhere.

* en cualquier otro lougar = everywhere else.

* en cualquier otro lugar = anywhere else.

* en cuarto lugar = fourthly.

* en el lugar del accidente = at the scene of the accident.

* en el lugar de los hechos = at the scene.

* en lugar de = as opposed to, in place of, instead of, rather than, in lieu of.

* en lugar del accidente = at the scene.

* en lugar de otro = vicariously.

* en lugares cerrados = indoors.

* en ningún lugar = nowhere.

* en otro lugar = elsewhere, off-site [offsite].

* en primer lugar = firstly, in the first place, in the first instance, first and foremost, first off.

* en quinto lugar = fifthly.

* en segundo lugar = secondly, second-best [2nd-best], in the second place.

* en su lugar = instead, in + Posesivo + stead.

* en tercer lugar = thirdly, on the third hand.

* en un lugar central = centrally located.

* en un lugar céntrico = centrally located.

* en un lugar diferente de = somewhere other than.

* en un lugar distinto a = somewhere other than.

* en un lugar seguro = in a safe place, in safekeeping.

* estar en el lugar adecuado en el momento adecuado = be in the right place at the right time.

* estar en el lugar indicado en el momento indicado = be in the right place at the right time.

* estar en el lugar oportuno en el momento oportuno = be in the right place at the right time.

* estar fuera de lugar = be out of place, be out of order.

* fuera de lugar = out of place, uncalled-for.

* gallito del lugar, el = cock-of-the-walk.

* ganarse un lugar en el corazón de Alguien = win + a place in + heart.

* habitante del lugar = local, local resident.

* hacerse un lugar = carve out + a place.

* hacer una marca para indicar el lugar donde uno se ha quedado leyendo = mark + Posesivo + place.

* lugar acogedor = welcoming place.

* lugar aglomerado = crowded quarter.

* lugar ameno = locus amoenus.

* lugar atrasado = backwater.

* lugar común de alimentación = feeding ground.

* lugar común de encuentro = meeting ground.

* lugar cultural = cultural site.

* lugar de acampada = campsite [camp site], camping site, campground.

* lugar de aterrizaje = landing site, landing area.

* lugar de celebración = venue.

* lugar de celebración del congreso = conference venue.

* lugar de cita = meeting ground.

* lugar de cría = breeding ground, breeding area.

* lugar de descanso = resting place.

* lugar de diversión = playground.

* lugar de encuentro = meeting place, meeting point, gathering place, tryst.

* lugar de entretenimiento nocturno = night spot.

* lugar de honor = pride of place.

* lugar de impresión = place of printing.

* lugar de interés = attraction, sight.

* lugar del crimen = scene of the crime.

* lugar de nacimiento = birthplace, place of birth.

* lugar de origen = locality of origin.

* lugar de parada = halting place.

* lugar de pasto = feeding ground.

* lugar de prueba alfa = alpha test site, alpha site.

* lugar de prueba beta = beta test site.

* lugar de pruebas = test site.

* lugar de publicación = place of publication.

* lugar de recogida = pick-up location, pick-up point, drop-off point.

* lugar de residencia = place of residence.

* lugar destacado = prime space.

* lugar de trabajo = affiliation, institutional affiliation, working environment, workplace, work setting, place of work, worksite [work site], home institution.

* lugar de trabajo del autor = author affiliation.

* lugar de vacaciones = tourist destination.

* lugar donde las aves pasan la noche = roost.

* lugar donde pasar el rato = hang out.

* lugar en el mercado de venta = market niche.

* lugar en la ordenación = filing position.

* lugar escondido = secluded spot.

* lugares de interés = sights.

* lugar específico = niche.

* lugar físico = physical place.

* lugar frecuentado = hang out.

* lugar histórico = historic site, historical site.

* lugar interesante = hot spot.

* lugar oculto = hidden storage place, secret storage location, secret storage place, secret holding location, secret cell.

* lugar para comer = eating facility.

* lugar pintoresco = beauty spot.

* lugar privilegiado = place in the sun.

* lugar protegido = safe haven, safe harbour.

* lugar público = public place.

* lugar que le corresponde = Posesivo + rightful place.

* lugar que nos corresponde = place in the sun.

* lugar remoto = secluded spot.

* lugar resguardado del viento y soleado = suntrap.

* lugar seguro = safe haven, safe place.

* lugar visible = prime space.

* nombre de lugar = place name.

* no tener lugar = fall through.

* ocasión + dar lugar a = occasion + give rise to.

* ocupar el lugar de = take + the place of.

* ocupar el lugar de Alguien = take + Posesivo + place.

* ocupar un lugar = hold + a place, occupy + place.

* ocupar un lugar destacado para + Pronombre = stand + high on + Posesivo + list.

* ocupar un lugar en una clasificación = rank.

* ocupar un lugar importante = take + pride of place.

* ocupar un lugar prioritario en los intereses de Alguien = rank + high on + Posesivo + agenda.

* ocupar un lugar privilegiado = have + pride of place.

* ocupar un primer lugar = stand + first.

* ponerse en el lugar de = place + Reflexivo + in the position of, put + Reflexivo + in the position of.

* ponerse en el lugar de Alguien = put + Reflexivo + in + Nombre/Posesivo + shoes, wear + Posesivo + shoes, walk in + Posesivo + shoes.

* ponerse en lugar de Alguien = stand in + Posesivo + shoes.

* primer lugar de consulta = first stop.

* que huele a lugar cerrado = fusty.

* que no aparece en primer lugar = nonfirst [non-first].

* que tiene lugar una vez a la semana = once-weekly.

* residente del lugar = local resident.

* sentimiento de pertenecer a un lugar = sense of belonging.

* sentirse fuera de lugar = feel + inadequate.

* sin lugar a dudas = conclusively, undeniably, unquestionably, without any doubt, by all accounts, no mistake, no doubt, without a shadow of a doubt, beyond a shadow of a doubt, to be sure.

* sistema en el que el documento aparece representado en un único lugar del ín = one-place system.

* situado en primer lugar = top-rated.

* situado en un lugar céntrico = centrally located.

* situado en un lugar lejano = outstation.

* tener lugar = take + place, go on, come to + pass.

* TIP (El Lugar de Información) = TIP (The Information Place).

* UF (úsese en lugar de) = UF (use for).

* un buen lugar de partida = a good place to start.

* variar de lugar a lugar = differ + from place to place.

* variar de un lugar a otro = vary + from place to place.

* visita con conferencia a varios lugares de un país = lecture tour.

* zona central de un lugar = heartland.

* * *

masculino

1) ( sitio) place

no es éste el lugar — this is not the place

en cualquier otro lugar — anywhere else

cambiar los muebles de lugar — to move the furniture around

en algún lugar — somewhere

consérvese en lugar fresco — keep in a cool place

el lugar del suceso — the scene of the incident

2) (localidad, región)

los habitantes del lugar — the local people

lugar y fecha de nacimiento — place and date of birth

3)

a) ( espacio libre) room

hacer lugar para alguien/algo — to make room o space for somebody/something

b) ( asiento) seat

4)

a) ( situación) place

yo en tu lugar... — if I were you...

ponte en mi lugar — put yourself in my place

b) (en organización, jerarquía) place

nadie puede ocupar el lugar de la madre — nobody can take a mother's place

según el lugar que ocupan en la lista — according to their position on the list

se clasificó en primer/quinto lugar — she finished in first/fifth place

5)

dar lugar a — (a una disputa, a comentarios) to provoke, give rise to

han dado lugar a que la gente hable — their behavior has set people talking

6) (Der)

no ha lugar la protesta — the objection is overruled

7) (en locs)

en lugar de — instead of

ella firmó en mi lugar — she signed on my behalf

en primer lugar: se tratarán en primer lugar they will be dealt with first; en primer lugar porque... first of all o firstly because...; en último lugar: y en último lugar... and finally o lastly...; a como dé/diera lugar (AmL): se trata de venderlo a como dé lugar the idea is to sell it any way we can; a como diera lugar yo iba a entrar one way or another I was going to get in; dejar a alguien en mal lugar to put somebody in an awkward position; poner a alguien en su lugar to put somebody in her/his place; sin lugar a dudas without doubt, undoubtedly; tener lugar — to take place

•

- lugar común

* * *

= area, locality, location, place, locus [loci, -pl.], site, spot, slot.

Ex: The area in which standards for bibliographic description have had the most impact is in catalogues and catalogue record data bases.

Ex: To overcome these problems users must think of all the various names that might have been applied, and must understand something of the geography and administration of the locality concerned.

Ex: Having been alerted to the existence of a document, the user needs information concerning the actual location of the document, in order that the document may be read.

Ex: Period and place can also be added to any heading, though there are restrictions on the latter: in certain subjects place takes preference over subject.

Ex: The locus of government policy making has been shifted to the Ministry of Research and Technology.

Ex: Here, families from many different communities were up-rooted and resettled on greenfield sites, many miles away from relatives and friends.

Ex: There was also a spot from which, if you struck the floor with a hard rap of your heel, you could almost count the reverberations as the sound bounced from floor to ceiling to walls to floor.

Ex: These frames are of different types and have slots also of different types, which can be filled by other frames.

* asignar un lugar = give + Nombre + a place in.

* auxiliares de lugar = area table.

* cambiar de lugar = relocate, resite [re-site].

* cambio de lugar = relocation.

* cambio + tener lugar = change + take place.

* colocación fuera de lugar = misplacement.

* colocado en lugar erróneo = misplaced.

* colocar en el lugar donde = put in + the place where.

* colocar en su lugar = drop into + place.

* colocar en un lugar = put into + place.

* colocar en un lugar erróneo = misplace.

* confinado a un lugar concreto = site-bound.

* conseguir ocupar un lugar específico = secure + a niche.

* Consejo Internacional de Museos y Lugares de Interés (ICOMS) = International Council of Museums and Sites (ICOMOS).

* curso que tiene lugar fuera de la universidad = extension course, off-campus course.

* dar lugar = produce.

* dar lugar a = cause, generate, give + rise to, mean, result (in), leave + room for, bring about, lead to, cause, open + the door to, give + cause to, give + occasion to.

* dar lugar a la reflexión = provide + food for thought.

* dar lugar a problemas = give + rise to problems.

* dar lugar a queja = evoke + complaint.

* dar lugar a rumores = fuel + rumours, give + rise to rumours.

* de lugares más distantes = from further afield.

* demostrar sin lugar a dudas = prove + conclusively.

* desplazarse de un lugar a otro = move from + place to place.

* distribuido en varios lugares = multilocationed.

* el lugar que le corresponde a = the due place of.

* emplazado en un lugar lejano = outstation.

* en algún lugar = somewhere, at some point.

* en algún lugar (de por ahí) = somewhere out there.

* encontrarse fuera de lugar = be out of + Posesivo + element, be out of place.

* en cualquier lugar = everywhere, anywhere.

* en cualquier otro lougar = everywhere else.

* en cualquier otro lugar = anywhere else.

* en cuarto lugar = fourthly.

* en el lugar del accidente = at the scene of the accident.

* en el lugar de los hechos = at the scene.

* en lugar de = as opposed to, in place of, instead of, rather than, in lieu of.

* en lugar del accidente = at the scene.

* en lugar de otro = vicariously.

* en lugares cerrados = indoors.

* en ningún lugar = nowhere.

* en otro lugar = elsewhere, off-site [offsite].

* en primer lugar = firstly, in the first place, in the first instance, first and foremost, first off.

* en quinto lugar = fifthly.

* en segundo lugar = secondly, second-best [2nd-best], in the second place.

* en su lugar = instead, in + Posesivo + stead.

* en tercer lugar = thirdly, on the third hand.

* en un lugar central = centrally located.

* en un lugar céntrico = centrally located.

* en un lugar diferente de = somewhere other than.

* en un lugar distinto a = somewhere other than.

* en un lugar seguro = in a safe place, in safekeeping.

* estar en el lugar adecuado en el momento adecuado = be in the right place at the right time.

* estar en el lugar indicado en el momento indicado = be in the right place at the right time.

* estar en el lugar oportuno en el momento oportuno = be in the right place at the right time.

* estar fuera de lugar = be out of place, be out of order.

* fuera de lugar = out of place, uncalled-for.

* gallito del lugar, el = cock-of-the-walk.

* ganarse un lugar en el corazón de Alguien = win + a place in + heart.

* habitante del lugar = local, local resident.

* hacerse un lugar = carve out + a place.

* hacer una marca para indicar el lugar donde uno se ha quedado leyendo = mark + Posesivo + place.

* lugar acogedor = welcoming place.

* lugar aglomerado = crowded quarter.

* lugar ameno = locus amoenus.

* lugar atrasado = backwater.

* lugar común de alimentación = feeding ground.

* lugar común de encuentro = meeting ground.

* lugar cultural = cultural site.

* lugar de acampada = campsite [camp site], camping site, campground.

* lugar de aterrizaje = landing site, landing area.

* lugar de celebración = venue.

* lugar de celebración del congreso = conference venue.

* lugar de cita = meeting ground.

* lugar de cría = breeding ground, breeding area.

* lugar de descanso = resting place.

* lugar de diversión = playground.

* lugar de encuentro = meeting place, meeting point, gathering place, tryst.

* lugar de entretenimiento nocturno = night spot.

* lugar de honor = pride of place.

* lugar de impresión = place of printing.

* lugar de interés = attraction, sight.

* lugar del crimen = scene of the crime.

* lugar de nacimiento = birthplace, place of birth.

* lugar de origen = locality of origin.

* lugar de parada = halting place.

* lugar de pasto = feeding ground.

* lugar de prueba alfa = alpha test site, alpha site.

* lugar de prueba beta = beta test site.

* lugar de pruebas = test site.

* lugar de publicación = place of publication.

* lugar de recogida = pick-up location, pick-up point, drop-off point.

* lugar de residencia = place of residence.

* lugar destacado = prime space.

* lugar de trabajo = affiliation, institutional affiliation, working environment, workplace, work setting, place of work, worksite [work site], home institution.

* lugar de trabajo del autor = author affiliation.

* lugar de vacaciones = tourist destination.

* lugar donde las aves pasan la noche = roost.

* lugar donde pasar el rato = hang out.

* lugar en el mercado de venta = market niche.

* lugar en la ordenación = filing position.

* lugar escondido = secluded spot.

* lugares de interés = sights.

* lugar específico = niche.

* lugar físico = physical place.

* lugar frecuentado = hang out.

* lugar histórico = historic site, historical site.

* lugar interesante = hot spot.

* lugar oculto = hidden storage place, secret storage location, secret storage place, secret holding location, secret cell.

* lugar para comer = eating facility.

* lugar pintoresco = beauty spot.

* lugar privilegiado = place in the sun.

* lugar protegido = safe haven, safe harbour.

* lugar público = public place.

* lugar que le corresponde = Posesivo + rightful place.

* lugar que nos corresponde = place in the sun.

* lugar remoto = secluded spot.

* lugar resguardado del viento y soleado = suntrap.

* lugar seguro = safe haven, safe place.

* lugar visible = prime space.

* nombre de lugar = place name.

* no tener lugar = fall through.

* ocasión + dar lugar a = occasion + give rise to.

* ocupar el lugar de = take + the place of.

* ocupar el lugar de Alguien = take + Posesivo + place.

* ocupar un lugar = hold + a place, occupy + place.

* ocupar un lugar destacado para + Pronombre = stand + high on + Posesivo + list.

* ocupar un lugar en una clasificación = rank.

* ocupar un lugar importante = take + pride of place.

* ocupar un lugar prioritario en los intereses de Alguien = rank + high on + Posesivo + agenda.

* ocupar un lugar privilegiado = have + pride of place.

* ocupar un primer lugar = stand + first.

* ponerse en el lugar de = place + Reflexivo + in the position of, put + Reflexivo + in the position of.

* ponerse en el lugar de Alguien = put + Reflexivo + in + Nombre/Posesivo + shoes, wear + Posesivo + shoes, walk in + Posesivo + shoes.

* ponerse en lugar de Alguien = stand in + Posesivo + shoes.

* primer lugar de consulta = first stop.

* que huele a lugar cerrado = fusty.

* que no aparece en primer lugar = nonfirst [non-first].

* que tiene lugar una vez a la semana = once-weekly.

* residente del lugar = local resident.

* sentimiento de pertenecer a un lugar = sense of belonging.

* sentirse fuera de lugar = feel + inadequate.

* sin lugar a dudas = conclusively, undeniably, unquestionably, without any doubt, by all accounts, no mistake, no doubt, without a shadow of a doubt, beyond a shadow of a doubt, to be sure.

* sistema en el que el documento aparece representado en un único lugar del ín = one-place system.

* situado en primer lugar = top-rated.

* situado en un lugar céntrico = centrally located.

* situado en un lugar lejano = outstation.

* tener lugar = take + place, go on, come to + pass.

* TIP (El Lugar de Información) = TIP (The Information Place).

* UF (úsese en lugar de) = UF (use for).

* un buen lugar de partida = a good place to start.

* variar de lugar a lugar = differ + from place to place.

* variar de un lugar a otro = vary + from place to place.

* visita con conferencia a varios lugares de un país = lecture tour.

* zona central de un lugar = heartland.

* * *

lugar

masculine

A (sitio) place

no es éste el lugar ni el momento oportuno para hablar de ello this is neither the time nor the place to discuss it

esto no está en su lugar this is not in its place, this is not where it should be o in the right place o where it belongs

en cualquier otro lugar la gente se hubiera echado a la calle anywhere else o in any other country, people would have taken to the streets

hemos cambiado los muebles de lugar we've moved the furniture around

tiene que estar en algún lugar it must be somewhere

guárdalo en un lugar seguro keep it in a safe place

[ S ] consérvese en lugar fresco keep in a cool place

se trasladaron al lugar del suceso they went to the scene of the incident

¿se te ocurre un lugar por aquí cerca donde podamos ir a comer? can you think of anywhere around here where we can go and eat?

B

(localidad, región): visité varios lugares I visited several places

los habitantes del lugar the local inhabitants o people

en un lugar de África somewhere in Africa

lugar y fecha de nacimiento place and date of birth

C

1

(espacio libre): ¿podrían hacer lugar para alguien más? could you make room o space for one more?

no hay lugar para nada más there's no room for anything else

aquí te dejé un lugar para que pongas tus cosas I left you some space here for you to put your things

2 (asiento) seat

D

1 (situación) place

ponte en mi lugar put yourself in my place

yo en tu lugar no se lo diría I wouldn't tell her if I were you

¡ya quisiera verte en mi lugar! I'd like to see what you'd do in my place o position o ( colloq) shoes

2 (en una organización, jerarquía) place

el lugar que le corresponde her rightful place o position

nadie puede ocupar el lugar de una madre nobody can take a mother's place

según el lugar que ocupan en la lista according to their position on the list

en quinto lugar se clasificó el equipo australiano the Australian team finished fifth o in fifth place o in fifth position

E

dar lugar a (a una disputa) to provoke, give rise to, spark off; (a comentarios) to give rise to, provoke

han dado lugar a que la gente hable their behavior has got o set people talking

F ( Der):

no ha lugar la protesta the objection is overruled

G ( en locs):

en lugar de instead of

fue él en lugar de su hermano he went instead of his brother o in his brother's place

en lugar de hablar tanto podrías ayudar un poco instead of talking so much you might help a bit

¿puede firmar ella en mi lugar? can she sign for me o on my behalf

¿y si en lugar de ir nosotros viene él aquí? and how about him coming here rather than us going there?

en primer/segundo/último lugar: los temas que serán tratados en primer lugar the topics which will be dealt with first

no estoy de acuerdo, en primer lugar porque … I don't agree, first of all o firstly because …

y en último lugar, hablaremos de las posibles soluciones and finally o lastly, we will discuss possible solutions

a como dé/diera lugar ( AmL): se trata de venderlo a como dé lugar the idea is to sell it however possible o however they can

a como diera lugar yo iba a entrar al concierto one way or another I was going to get into the concert

dejar a algn en mal lugar to put sb in an awkward position

hacerse un lugar (en la vida) to get on in life

no dejar lugar a dudas: lo dijo con tal convicción que no dejó lugar a dudas sobre su sinceridad she said it with such conviction that there could be no doubt about her sincerity

poner a algn en su lugar to put sb in her/his place

sin lugar a dudas without doubt, undoubtedly

tener lugar to take place

un lugar para cada cosa y cada cosa en su lugar a place for everything and everything in its place

Compuestos:

● lugar común

cliché, commonplace

● lugar geométrico

locus

* * *

lugar sustantivo masculino
1 ( en general) place;
◊ este es el lugar this is the place;

en cualquier otro lugar anywhere else;
en algún lugar somewhere;
cambiar los muebles de lugar to move the furniture around;
el lugar del suceso the scene of the incident;
yo en tu lugar … if I were you …;
ponte en mi lugar put yourself in my place;
se clasificó en primer lugar she finished in first place
2 (localidad, región):
◊ los habitantes del lugar the local people;

lugar y fecha de nacimiento place and date of birth
3
a) ( espacio libre) room;

◊ hacer lugar para algn/algo to make room o space for sb/sth;

me hizo un lugar he made me some room
b) ( asiento) seat

4
◊ dar lugar a (a disputa, comentarios) to provoke, give rise to

5 ( en locs)
◊ en lugar de instead of;

ella firmó en mi lugar she signed on my behalf;
en primer lugar ( antes que nada) first of all, firstly;
en último lugar ( finalmente) finally, lastly;
sin lugar a dudas without doubt, undoubtedly;
tener lugar to take place
lugar sustantivo masculino
1 place
la gente del lugar, the local people
en algún lugar del cuerpo/libro, in some part of the body/book
2 (ocasión) time: no hubo lugar para ello, there was no occasion for it
3 (motivo) occasion: dio lugar a un malentendido, it gave rise to a misunderstanding
♦ Locuciones: sentirse fuera de lugar to feel out of place
tener lugar, to take place
en lugar de, instead of
en mi/tu/su lugar..., if I/you/he were me/you/him...
en primer lugar, in the first place, firstly
sin lugar a dudas, without a doubt
' lugar' also found in these entries:
Spanish:
abandonada
- abandonado
- abandono
- abrigo
- acogedor
- acogedora
- acuartelamiento
- acudir
- airear
- alejada
- alejado
- allá
- allí
- antesala
- apartada
- apartado
- aquí
- archivo
- arena
- atrás
- baja
- bajo
- botar
- cabida
- caer
- celebrarse
- colocarse
- continuar
- damnificada
- damnificado
- darse
- definitivamente
- dejar
- delante
- dentro
- deprimida
- deprimido
- derecha
- desalojo
- desamparada
- desamparado
- desarrollarse
- desencadenar
- desencajada
- desencajado
- desentonar
- desfilar
- designar
- deslizarse
- despacho
English:
abroad
- agree
- be
- beauty spot
- birthplace
- breeding ground
- burial
- celebrate
- change
- climb
- come off
- commonplace
- commuter
- dental surgery
- designate
- desolation
- divert
- drive-through
- elsewhere
- equatorial
- erect
- everyplace
- ex
- first
- firstly
- foremost
- haunt
- high
- homeland
- in-service
- inch
- innermost
- innocent
- instead
- introduction
- landmark
- last
- lie
- lieu
- live in
- liven
- location
- lookout
- Mecca
- midterm
- misplaced
- mournful
- move back
- occupy
- palace

* * *

lugar

♦ nm

1. [sitio] place;
[del crimen, accidente] scene; [para acampar, merendar] spot;
encontraron una pistola en el lugar de los hechos they found a gun at the crime scene o scene of the crime;

¿en qué lugar habré metido las tijeras? where can I have put the scissors?;

en algún lugar somewhere;

no lo veo por ningún lugar I can't see it anywhere;

vuelve a ponerlo todo en su lugar put everything back where it belongs;

he cambiado el televisor de lugar I've moved the television;

estoy buscando un lugar donde pasar la noche I'm looking for somewhere to spend the night;

éste no es (el) lugar para discutir eso this is not the place to discuss that

Comp
lugar de anidación nesting site;
lugar de encuentro meeting place;

lugar de interés place of interest;

lugar de reunión meeting place;

lugar sagrado sanctum;

lugar de trabajo workplace

2. [localidad] place, town;

las gentes del lugar the local people;

ni los más viejos del lugar recuerdan algo semejante not even the oldest people there can remember anything like it

Comp
lugar de nacimiento [en biografía] birthplace; [en formulario, impreso] place of birth;
lugar de residencia [en formulario, impreso] place of residence;

lugar turístico Br holiday o US vacation resort;

lugar de veraneo summer resort

3. [puesto] position;

ocupa un lugar importante en la empresa she has an important position in the company, she is high up in the company;

¿puedes ir tú en mi lugar? can you go in my place?;

en primer/segundo lugar, quiero decir… in the first/second place, I would like to say…, firstly/secondly, I would like to say…;

llegó en primer/segundo lugar she finished o came first/second;

en último lugar, quiero decir… lastly o last, I would like to say…;

llegó en último lugar she came last;

ponte en mi lugar put yourself in my place;

yo en tu lugar if I were you

4. [espacio libre] room, space;

esta mesa ocupa mucho lugar this table takes up a lot of room o space;

aquí ya no hay lugar para más gente there's no room for anyone else here;

hacerle lugar a algo/alguien to make room o some space for sth/sb

5. lugar común platitude, commonplace

6. [ocasión]
dar lugar a [rumores, comentarios, debate, disputa] to give rise to;
[polémica] to spark off, to give rise to; [catástrofe] to lead to, to cause; [explosión, escape] to cause; Am
a como dé lugar whatever the cost, whatever it takes;
Der
no ha lugar objection overruled;

no hay lugar a duda there's no (room for) doubt;

sin lugar a dudas without doubt, undoubtedly

7.
tener lugar to take place;

la recepción tendrá lugar en los jardines del palacio the reception will be held in the palace gardens

8. Comp

dejar en buen lugar: el cantante mexicano dejó en buen lugar a su país the Mexican singer did his country proud;

dejar en mal lugar: no nos dejes en mal lugar y pórtate bien be good and don't show us up;

estar fuera de lugar to be out of place;

poner a alguien en su lugar to put sb in his/her place;

poner las cosas en su lugar to set things straight

♦ en lugar de loc prep

instead of;

acudió en lugar de mí she came in my place o instead of me;

en lugar de la sopa, tomaré pasta I'll have the pasta instead of the soup;

en lugar de mirar, podrías echarnos una mano you could give us a hand rather than o instead of just standing/sitting there watching

* * *

lugar

m place;

en lugar de instead of;

en primer lugar in the first place, first(ly);

fuera de lugar out of place;

yo en tu lugar if I were you, (if I were) in your place;

ponte en mi lugar put yourself in my place;

dar lugar a give rise to;

tener lugar take place;

lugar de destino posting;

sin lugar a dudas without a doubt

* * *

lugar nm

1) : place, position

se llevó el primer lugar en su división: she took first place in her division

2) espacio: space, room

3)

dar lugar a : to give rise to, to lead to

4)

en lugar de : instead of

5)

lugar común : cliché, platitude

6)

tener lugar : to take place

* * *

lugar n place

es un lugar muy tranquilo it's a very quiet place

llegó en quinto lugar he finished in fifth place

un lugar donde sentarse a place to sit / somewhere to sit

dar lugar a to give rise to [pt. gave; pp. given]

en lugar de instead of

en primer lugar firstly / first of all

estar fuera de lugar (incómodo) out of place (inoportuno) inappropriate

tener lugar to take place

Spanish-English dictionary > lugar
15 way

1. noun
1) (road etc., lit. or fig.) Weg, der

across or over the way — gegenüber

2) (route) Weg, der

ask the or one's way — nach dem Weg fragen

ask the way to... — fragen od. sich erkundigen, wo es nach... geht

pick one's way — sich (Dat.) einen Weg suchen

lead the way — vorausgehen; (fig.): (show how to do something) es vormachen

find the or one's way in/out — den Eingang/Ausgang finden

find a way out — (fig.) einen Ausweg finden

I'll take the letter to the post office - it's on my way — ich bringe den Brief zur Post - sie liegt auf meinem Weg

‘Way In/Out’ — "Ein-/Ausgang"

go to Italy by way of Switzerland — über die Schweiz nach Italien fahren

there's no way out — (fig.) es gibt keinen Ausweg

the way back/down/up — der Weg zurück/nach unten/nach oben

go one's own way/their separate ways — (fig.) eigene/getrennte Wege gehen

be going somebody's way — (coll.) denselben Weg wie jemand haben

things are really going my way at the moment — (fig.) im Moment läuft [bei mir] alles so, wie ich es mir vorgestellt habe

money came his way — er kam zu Geld

many offers came his way — er kriegte viele Angebote

go out of one's way to collect something for somebody — einen Umweg machen, um etwas für jemanden abzuholen

go out of one's way to be helpful — sich (Dat.) besondere Mühe geben, hilfsbereit zu sein

out of the way — abgelegen

3) (method) Art und Weise, die

there is a right way and a wrong way of doing it — es gibt einen richtigen und einen falschen Weg, es zu tun

that is not the way to do it — so macht man das nicht

do it this way — mach es so

do it my way — mach es wie ich

I don't like the way she smiles — mir gefällt ihr Lächeln nicht

that's no way to speak to a lady — so spricht man nicht mit einer Dame

he has a strange way of talking — er hat eine seltsame Sprechweise od. Art zu sprechen

from or by the way [that] she looked at me, I knew that there was something wrong — an ihrem Blick konnte ich erkennen, dass etwas nicht stimmte

find a or some way of doing something — einen Weg finden, etwas zu tun

there are no two ways about it — da gibt es gar keinen Zweifel

Are you going to give me that money? - No way! — (coll.) Gibst du mir das Geld? - Nichts da! (ugs.)

there was no way he would change his stand — er würde auf gar keinen Fall seinen Standpunkt ändern

no way is he coming with us — es kommt überhaupt nicht in Frage, dass er mit uns kommt

one way or another — irgendwie

ways and means [to do something or of doing something] — Mittel und Wege, etwas zu tun

be built or made that way — (fig. coll.) so gestrickt sein (fig. ugs.)

be that way — (coll.) so sein

better that way — besser so

either way — so oder so

4) (desired course of action) Wille, der

get or have one's [own] way, have it one's [own] way — seinen Willen kriegen

all right, have it your own way[, then]! — na gut od. schön, du sollst deinen Willen haben!

5) in sing. or (Amer. coll.) pl. (distance between two points) Stück, das

a little way — ein kleines Stück[chen]; (fig.) ein klein[es] bisschen

it's a long way off or a long way from here — es ist ein ganzes Stück von hier aus; es ist weit weg von hier

the summer holidays are only a little way away — bis zu den Sommerferien ist es nicht mehr lange

there's [still] some way to go yet — es ist noch ein ganzes Stück; (fig.) es dauert noch ein Weilchen

I went a little/a long/some way to meet him — ich bin ihm ein kleines/ganzes/ziemliches Stück entgegengegangen/-gefahren usw., um mich mit ihm zu treffen; (fig.) ich bin ihm etwas/sehr/ziemlich entgegengekommen

have gone/come a long way — (fig.) es weit gebracht haben

go a long way toward something/doing something — viel zu etwas beitragen/viel dazu beitragen, etwas zu tun

a little kindness goes a long way — ein bisschen Freundlichkeit ist viel wert od. hilft viel

all the way — den ganzen Weg

go all the way [with somebody] — (fig.) [jemandem] in jeder Hinsicht zustimmen; (coll.): (have full sexual intercourse) es [mit jemandem] richtig machen (salopp)

6) (room for progress) Weg, der

block the way — den Weg versperren

leave the way open for something — (fig.) etwas möglich machen

clear the way [for something] — (lit. or fig.) [einer Sache (Dat.)] den Weg freimachen

be in somebody's or the way — [jemandem] im Weg sein

get in somebody's way — (lit. or fig.) jemandem im Wege stehen

put difficulties/obstacles in somebody's way — (fig.) jemandem Schwierigkeiten bereiten/Hindernisse in den Weg legen

make way for something — für etwas Platz schaffen od. (fig.) machen

make way! — Platz da!

[get] out of the/my way! — [geh] aus dem Weg!

Move one's car out of the way — seinen Wagen aus dem Weg fahren

get something out of the way — (settle something) etwas erledigen

7) (journey)

on his way to the office/London — auf dem Weg ins Büro/nach London

on the way out to Singapore — auf dem Hinweg/der Hinfahrt/dem Hinflug nach Singapur

on the way back from Nigeria — auf dem Rückweg/der Rückfahrt/dem Rückflug von Nigeria

she is just on the or her way in/out — sie kommt/geht gerade

be on the way out — (fig. coll.) (be losing popularity) passee sein (ugs.); (be reaching end of life) [Hund, Auto, Person:] es nicht mehr lange machen (ugs.)

we stopped on the way to have lunch — wir hielten unterwegs zum Mittagessen an

on her way home — auf dem Nachhauseweg

they're on their way — sie sind unterwegs

on the way there — auf dem Hinweg

[be] on your way! — nun geh schon!

By the way — übrigens

all this is by the way — das alles nur nebenbei

8) (specific direction) Richtung, die

she went this/that/the other way — sie ist in diese/die/die andere Richtung gegangen

look this way, please — sieh/seht bitte hierher!

He wouldn't look my way — er hat nicht zu mir herübergesehen

I will call next time I'm [down] your way — wenn ich das nächste Mal in deiner Gegend bin, komme ich [bei dir] vorbei

look the other way — (lit. or fig.) weggucken

the other way about or round — andersherum

this/which way round — so/wie herum

stand something the right/wrong way up — etwas richtig/falsch herum stellen

turn something the right way round — etwas richtig herum drehen

‘this way up’ — "hier oben"

9) (advance) Weg, der

fight/push etc. one's way through — sich durchkämpfen/-drängen

be under way — [Person:] aufgebrochen sein; [Fahrzeug:] abgefahren sein; (fig.): (be in progress) [Besprechung, Verhandlung, Tagung:] im Gange sein

get something under way — (fig.) etwas in Gang bringen

get under way — wegkommen

make one's way to Oxford/the station — nach Oxford/zum Bahnhof gehen/fahren

Do you need a lift? - No, I'll make my own way — Soll ich dich mitnehmen? - Nein, ich komme alleine

make one's [own] way in the world — seinen Weg gehen (fig.)

make or pay its way — ohne Verlust arbeiten

pay one's way — für sich selbst aufkommen

10) (respect) Hinsicht, die

in [exactly] the same way — [ganz] genauso

in some ways — in gewisser Hinsicht

in one way — auf eine Art

not in any way — in keiner Weise

in every way — in jeder Hinsicht

in a way — auf eine Art

in more ways than one — auf mehr als eine Art

in no way — auf keinen Fall; durchaus nicht

11) (state) Verfassung, die

in a bad way — schlecht

they are in a very bad way — es geht ihnen sehr schlecht

either way — so oder so

in a small way — in bescheidenem Rahmen

by way of — (as a kind of) als; (for the purpose of) um … zu

by way of illustration / greeting / apology / introduction — zur Illustration / Begrüßung / Entschuldigung/Einführung

12) (custom) Art, die

get into/out of the way of doing something — sich (Dat.) etwas an-/abgewöhnen

he has a way of leaving his bills unpaid — es ist so seine Art, seine Rechnungen nicht zu bezahlen

in its way — auf seine/ihre Art

way of life — Lebensstil, der

change one's ways — sich ändern

way of thinking — Denkungsart, die

to my way of thinking — meiner Meinung nach

13) (normal course of events)

be the way — so od. üblich sein

that is always the way — das ist immer so

14) (ability to charm somebody or attain one's object)

he has a way with him — er hat so eine Art

she has a way with children/animals — sie kann mit Kindern/Tieren gut umgehen

15) (specific manner) Eigenart, die

fall into bad ways — schlechte [An]gewohnheiten annehmen

16) (ordinary course) Rahmen, der

17) in pl. (parts) Teile

split something three ways — etwas in drei Teile teilen
2. adverb
weit

way off/ahead/above — weit weg von/weit voraus/weit über

way back — (coll.) vor langer Zeit

way back in the early fifties/before the war — vor langer Zeit, Anfang der fünfziger Jahre/vor dem Krieg

way up in the clouds — hoch oben in den Wolken

he was way out with his guess, his guess was way out — er lag mit seiner Schätzung gewaltig daneben

way down south/in the valley — tief [unten] im Süden/Tal

* * *
[wei] 1. noun
1) (an opening or passageway: This is the way in/out; There's no way through.) der Weg

2) (a route, direction etc: Which way shall we go?; Which is the way to Princes Street?; His house is on the way from here to the school; Will you be able to find your/the way to my house?; Your house is on my way home; The errand took me out of my way; a motorway.) der Weg

3) (used in the names of roads: His address is 21 Melville Way.) der Weg

4) (a distance: It's a long way to the school; The nearest shops are only a short way away.) der Weg

5) (a method or manner: What is the easiest way to write a book?; I know a good way of doing it; He's got a funny way of talking; This is the quickest way to chop onions.) die Art und Weise

6) (an aspect or side of something: In some ways this job is quite difficult; In a way I feel sorry for him.) die Hinsicht

7) (a characteristic of behaviour; a habit: He has some rather unpleasant ways.) die Eigenart

8) (used with many verbs to give the idea of progressing or moving: He pushed his way through the crowd; They soon ate their way through the food.) der Weg
2. adverb
((especially American) by a long distance or time; far: The winner finished the race way ahead of the other competitors; It's way past your bedtime.) weit

- academic.ru/81440/wayfarer">wayfarer
- wayside
- be/get on one's way
- by the way
- fall by the wayside
- get/have one's own way
- get into / out of the way of doing something
- get into / out of the way of something
- go out of one's way
- have a way with
- have it one's own way
- in a bad way
- in
- out of the/someone's way
- lose one's way
- make one's way
- make way for
- make way
- under way
- way of life
- ways and means
* * *

way

[weɪ]

I. NOUN

1. (road) Weg m

the W\way of the Cross der Kreuzweg

cycle \way Fahrradweg m, Veloweg m SCHWEIZ

one-\way street Einbahnstraße f

to be across [or BRIT also over] the \way gegenüber sein

2. (route) Weg m

excuse me, which \way is the train station? Entschuldigung, wie geht es hier zum Bahnhof?

could you tell me the \way to the post office, please? könnten Sie mir bitte sagen, wie ich zur Post komme?

there's no \way through the centre of town in a vehicle das Stadtzentrum ist für Autos gesperrt

will you get some bread on your \way home? kannst du auf dem Heimweg [etwas] Brot mitbringen?

oh, I must be on my \way oh, ich muss mich auf den Weg machen!

on the \way in/out... beim Hineingehen/Hinausgehen...

on my \way to Glasgow, I saw... auf dem Weg nach Glasgow sah ich...

on the \way back from India,... auf dem Rückweg/Rückflug von Indien...

sorry, I'm on my \way out tut mir leid, ich bin gerade am Gehen

we stopped on the \way to ask for directions wir hielten unterwegs, um nach dem Weg zu fragen

“\way In/Out” „Eingang/Ausgang“

we have to go by \way of Copenhagen wir müssen über Kopenhagen fahren

to ask the \way [to the airport/station] nach dem Weg [zum Flughafen/Bahnhof] fragen

to be on the \way letter, baby unterwegs sein

to be on the [or one's] \way [to sth] auf dem Weg [o unterwegs] [zu etw dat] sein

no problem, it's on my \way kein Problem, das liegt auf meinem Weg

to be out of the \way abgelegen sein

to be out of sb's \way für jdn ein Umweg sein

to be under \way person losgegangen sein; ( fig) im Gange sein

we stopped to have lunch but within half an hour we were under \way again wir machten eine Mittagspause, waren aber nach einer halben Stunde bereits wieder unterwegs

to find one's \way home nach Hause finden

to find one's \way around ( fig) sich akk zurechtfinden

to find one's \way into/out of sth in etw akk hineinfinden/aus etw dat herausfinden; ( fig)

how did my ring find its \way into your pockets? wie kommt denn mein Ring in deine Taschen?

to find one's \way through sth ( also fig) sich akk in etw dat zurechtfinden a. fig

to get under \way in Gang kommen

to give \way einem anderen Fahrzeug die Vorfahrt geben

remember to give \way vergiss nicht, auf die Vorfahrt zu achten!

on roundabouts, you have to give \way to cars already on the roundabout im Kreisverkehr haben die Autos Vorfahrt, die sich bereits im Kreisverkehr befinden

“give \way” BRIT „Vorfahrt [beachten]“

to go on one's \way sich akk auf den Weg machen

to go out of one's \way to do sth einen Umweg machen, um etw zu tun; ( fig) sich akk bei etw dat besondere Mühe geben

please don't go out of your \way! bitte machen Sie sich doch keine Umstände!

to go one's own \way ( fig) seinen eigenen Weg gehen

to go one's own sweet \way ( fig) rücksichtslos seinen eigenen Weg verfolgen

to go separate \ways getrennte Wege gehen

to go the wrong \way sich akk verlaufen; (in car) sich akk verfahren

to know one's \way around sth ( also fig) sich akk in etw dat auskennen

to lead the \way vorausgehen; ( fig)

the research group is leading the \way in developing new types of computer memory die Forschungsgruppe ist führend in der Entwicklung neuartiger Computerspeicher

to lose one's \way sich akk verirren

to make one's own \way to sth alleine irgendwohin kommen

to make one's \way to somewhere irgendwohin gehen, sich akk irgendwohin begeben geh

we should make our \way home wir sollten uns auf den Heimweg machen

to make one's \way in the world seinen Weg gehen

to pay one's \way ( fig) für sich akk selbst aufkommen

to show sb the \way jdm den Weg zeigen

can you show me the \way out, please? können Sie mir bitte zeigen, wo es hier zum Ausgang geht?

to talk one's \way out of sth ( fig) sich akk aus etw dat herausreden fam

to work one's \way up ( fig) sich akk hocharbeiten

3. ( fig: be just doing)

to be [well] on the \way to doing sth auf dem besten Weg[e] sein, etw zu tun

I'm well on the \way to completing the report! der Bericht ist so gut wie fertig! fam

she's well on her \way of becoming an alcoholic sie ist auf dem besten Weg[e], Alkoholikerin zu werden

4. ( fig fam: coming in/disappear)

▪ to be on the \way in [or up] /out im Kommen/am Verschwinden sein

5. (distance) Weg m, Strecke f; AM

keep going straight and after a \ways, you'll see the house fahr immer geradeaus und nach ein paar Metern siehst du dann das Haus

all the \way den ganzen Weg

she stayed with him in the ambulance all the \way to the hospital sie blieb während der ganzen Fahrt bis zum Krankenhaus bei ihm im Krankenwagen; ( fig)

I agree with you all the \way ich stimme dir voll und ganz zu; ( fig)

I'll take my complaint all the \way to the managing director if I have to wenn ich muss, gehe ich mit meiner Beschwerde noch bis zum Generaldirektor; ( fig)

I'll support you all the \way du hast meine volle Unterstützung

a long \way weit

a long \way back vor langer Zeit

to be a long/short \way off (in space) weit entfernt/sehr nahe sein; (in time) fern/nahe sein

Christmas is just a short \way off bis Weihnachten ist es nicht mehr lange hin

to still have a long \way to go ( also fig) noch einen weiten Weg vor sich dat haben

to go a long \way ( fig) lange reichen

to have a [long] \way to go einen [weiten] Weg vor sich dat haben

to have come a long \way ( fig) es weit gebracht haben

he's still a long \way off perfection er ist noch weit davon entfernt, perfekt zu sein

a little kindness goes a long \way wenn man ein bisschen freundlich ist, hilft das doch gleich viel

[not] by long \way ( fig) bei Weitem [nicht]

6. (facing direction) Richtung f

which \way up should this box be? wie herum soll die Kiste stehen?

“this \way up” „hier oben“

this \way round so herum

the wrong \way round [or around] figures falsch [o verkehrt] herum; ( fig)

no, it's the other \way round! nein, es ist gerade andersherum!

to be the wrong \way up auf dem Kopf stehen

7. (direction) Richtung f

which \way are you going? in welche Richtung gehst du?

this \way, please! hier entlang bitte!

look this \way, please bitte hierher schauen; ( fam)

they live out Manchester \way sie wohnen draußen bei Manchester

I really didn't know which \way to look ich wusste wirklich nicht mehr, wo ich hinschauen sollte

after applying for a job, many offers came her \way nachdem sie sich beworben hatte, bekam sie viele Angebote

I'd take any job that comes my \way ich würde jeden Job nehmen, der sich mir bietet

all of a sudden, money came her \way plötzlich kam sie zu Geld

when something like this comes your \way... wenn dir so etwas passiert,...

when a girl like this comes your \way... wenn dir so ein Mädchen über den Weg läuft,... fam

to go this/that \way hier/da entlanggehen

to go the other \way in die andere Richtung gehen

down my \way bei mir in der Nähe

down your \way in deiner Gegend

8. (manner) Art f, Weise f

I liked the \way he asked for a date mir gefiel [die Art und Weise], wie er um ein Rendezvous bat

I don't like the \way he looks at me ich mag es nicht, wie er mich anschaut

it's terrifying the \way prices have gone up in the last few months es ist beängstigend, wie die Preise in den letzten Monaten gestiegen sind

that's just the \way it is so ist das nun einmal

the \way things are going... so wie sich die Dinge entwickeln...

trust me, it's better that \way glaub mir, es ist besser so!

that's her \way of saying she's sorry das ist ihre Art zu sagen, dass es ihr leid tut fam

I did it my \way ich habe es gemacht, [so] wie ich es für richtig hielt

do it my \way mach es wie ich

this is definitely not the \way to do it so macht man das auf gar keinen Fall!

he looked at me in a sinister \way er sah mich finster an

she's got a funny \way of asking for help sie hat eine komische Art, einen um Hilfe zu bitten

he's got a very strange \way of behaving er benimmt sich schon ziemlich seltsam fam

you could tell by the \way he looked man konnte es schon an seinem Blick erkennen

that's no \way to speak to your boss! so redet man nicht mit seinem Vorgesetzten!

the \way he looked at me... so wie er mich angeschaut hat...

the \way we were wie wir einmal waren

it's always the \way! [or isn't it always the \way!] es ist doch echt immer dasselbe! fam

I wouldn't have it any other \way ich würde es nicht anders haben wollen

what a \way to talk! so etwas sagt man nicht!

what a \way to behave! so benimmt man sich nicht!

just leave it the \way it is, will you lass einfach alles so, wie es ist, ja?

to see the error of one's \ways seine Fehler einsehen

to be in the family \way in anderen Umständen sein euph

\way of life Lebensweise f

\way of thinking Denkweise f

to sb's \way of thinking jds Meinung nach

this \way so

come on, do it this \way! komm, mach es so! fam

that \way, I'll save a lot of money auf diese [Art und] Weise spare ich viel Geld

looking at it in that \way, I was lucky after all so gesehen hatte ich sogar noch Glück

in a big \way im großen Stil

in a small \way im kleinen Rahmen

he started off in a small \way er fing klein an

one \way or another so oder so

one \way or another, we've got to... so oder so, irgendwie müssen wir...

either \way so oder so

no \way auf keinen Fall

there's no \way to get me on this ship keine zehn Pferde kriegen mich auf dieses Schiff! fam

there's no \way I'll give in ich gebe auf gar keinen Fall nach!

no \way! ausgeschlossen!, kommt nicht in die Tüte! fam

to show sb the \way to do sth jdm zeigen, wie etw geht

9. (respect) Weise f, Hinsicht f

in a \way in gewisser Weise

in every [possible]\way in jeder Hinsicht

in many/some \ways in vielerlei/gewisser Hinsicht

in more \ways than one in mehr als nur einer Hinsicht

in no \way in keinster Weise

in which \ways does a zebra resemble a horse? worin ähnelt ein Zebra einem Pferd?

not in any \way in keiner Weise

10. no pl (free space) Weg m, Platz m

to be in sb's \way jdm im Weg sein a. fig

to block the way den Weg versperren

to get [or stand] in the \way of sth etw dat im Wege stehen; ( fig)

may nothing stand in the \way of your future happiness together! möge nichts eurem zukünftigen gemeinsamen Glück im Wege stehen!

she's determined to succeed and she won't let anything stand in her \way sie ist entschlossen, ihr Ziel zu erreichen, und wird sich durch nichts aufhalten lassen

to get out of sb's/sth's \way jdm/etw aus dem Weg gehen

can you put your stuff out of the \way, please? kannst du bitte deine Sachen woanders hintun?

to get sb/sth out of the \way jdn/etw loswerden

could you get this out of the \way, please? könntest du das bitte wegtun?

please get the children out of the \way while I... sorge bitte dafür, dass die Kinder nicht stören, während ich...

to give \way ( fig) nachgeben

to give \way to [or make \way for] sth etw dat [o für etw akk] Platz machen; ( fig) etw dat weichen

make \way! Platz da!

to keep [or stay] out of the \way wegbleiben

to keep [or stay] out of sb's \way jdm nicht in die Quere kommen

to make \way [for sb] [für jdn] Platz machen a. fig

to want sb out of the \way jdn aus dem Weg haben wollen

11. (method) Art f [und Weise]

by \way of an introduction to the subject,... als Einführung zum Thema...

my mother has a \way of knowing exactly what I need meine Mutter weiß irgendwie immer genau, was ich brauche

she just has a \way with her sie hat einfach so eine gewisse Art

there are \ways of making you talk, you know Sie werden schon noch Reden!

don't worry, we'll find a \way! keine Sorge, wir werden einen Weg finden!

\ways and means Mittel und Wege

with today's technology everybody has the \ways and means to produce professional-looking documents mit der heutigen Technologie hat jeder die Möglichkeit, professionell aussehende Dokumente zu erstellen

to have a \way with children gut mit Kindern umgehen können

12. (habit) Art f

over the years we've got used to his funny little \ways im Lauf der Jahre haben wir uns an seine kleinen Marotten gewöhnt

that's the \way of the world das ist nun mal der Lauf der Dinge

to fall into bad \ways in schlechte Angewohnheiten verfallen

to get into/out of the \way of doing sth sich dat etw an-/abgewöhnen

13. no pl (condition) Zustand m

to be in a bad \way in schlechter Verfassung sein

he's been in a bad \way ever since the operation seit der Operation geht's ihm schlecht

she's in a terrible \way sie ist in einer schrecklichen Verfassung

14. (desire)

to get [or have] one's [own] \way seinen Willen bekommen

if I had my \way, we'd eat fish every day wenn es nach mir ginge, würden wir jeden Tag Fisch essen

15. ( fam: something like)

he's by \way of being an artist er ist so 'ne Art Künstler fam

16. NAUT

to gather/lose \way Fahrt aufnehmen/verlieren

17. NAUT

▪ \ways pl Helling f

18.

▶ by the \way übrigens

and, by the \way, this wasn't the first time I... und das war, nebenbei bemerkt, nicht das erste Mal, dass ich...

▶ that's the \way the cookie crumbles ( saying) so ist das Leben [eben]

▶ to fall by the \way auf der Strecke bleiben

▶ to go the \way of all flesh den Weg allen Fleisches gehen geh

▶ to go all the \way [with sb] ( fam: have sex) es [mit jdm] richtig machen sl

▶ to have it/sth both \ways beides haben

you can't have it both \ways du kannst nicht beides haben

▶ the \way to a man's heart is through his stomach ( prov) [die] Liebe [des Mannes] geht durch den Magen prov

▶ to see/find out which \way the wind blows/is blowing ( fig) sehen/herausfinden, woher der Wind weht

▶ there are no two \ways about it daran gibt es keinen Zweifel

▶ where there's a will, there's a \way ( prov) wo ein Wille ist, ist auch ein Weg prov

II. ADVERB

1. ( fam: used for emphasis) weit

it would be \way better for you to... es wäre weit[aus] besser für dich,...

she spends \way too much money on clothes sie gibt viel zu viel Geld für Kleidung aus

you're \way out if you think... wenn du denkst, dass..., liegst du voll daneben!

to be \way down with one's guess mit seiner Schätzung völlig danebenliegen

\way back vor langer Zeit

\way back in the early twenties damals in den frühen Zwanzigern

to be \way past sb's bedtime ( fam) für jdn allerhöchste Zeit zum Schlafengehen sein

\way up in the sky weit oben am Himmel

2. (sl: very)

\way cool/hot total [o voll] cool/heiß fam

* * *
[weɪ]
1. NOUN

1) = road Weg m

across or over the way — gegenüber, vis-à-vis; (motion) rüber

Way of the Cross — Kreuzweg m

to fall by the way (fig) — auf der Strecke bleiben

2) = route Weg m

to ask the way — nach dem Weg fragen

you'll learn new skills along the way — Sie werden nebenbei auch neue Fertigkeiten erlernen

to go the wrong way — sich verlaufen; (in car) sich verfahren

to go down the wrong way (food, drink) — in die falsche Kehle kommen

there's no way out (fig) — es gibt keinen Ausweg

to find a way in — hineinfinden

the way up/down — der Weg nach oben/unten; (climbing) der Auf-/Abstieg

the way there/back — der Hin-/Rückweg

prices are on the way up/down — die Preise steigen/fallen

the way forward — der Weg vorwärts or in die Zukunft

by way of an answer/excuse — als Antwort/Entschuldigung

by way of illustration — zur Illustration

he's by way of being a painter (inf) — er ist eine Art Maler (inf)

the way to the station — der Weg zum Bahnhof

can you tell me the way to the town hall, please? — können Sie mir bitte sagen, wie ich zum Rathaus komme?

is it on the way? (place) (parcel etc) — liegt das auf dem Weg? ist es unterwegs?

the shop is on the/your way — der Laden liegt auf dem/deinem Weg

to stop on the way — unterwegs anhalten

on the way (here) — auf dem Weg (hierher)

on the way to London — auf dem Weg nach London

you pass it on your way home — du kommst auf deinem Nachhauseweg or Heimweg daran vorbei

they're on their way now — sie sind jetzt auf dem Weg or unterwegs

to go on one's way — sich auf den Weg machen

there's another baby on the way — da ist wieder ein Kind unterwegs

he's on the way to becoming an alcoholic — er ist dabei or auf dem besten Weg, Alkoholiker zu werden

she's well on the way to being a first-rate singer —

I haven't finished it yet but it's on the way — ich bin noch nicht damit fertig, aber es ist im Werden (inf)

if it is out of your way — wenn es ein Umweg für Sie ist

it took us out of our way — es war ein Umweg für uns

to go out of one's way to do sth (fig) — sich besonders anstrengen, um etw zu tun

please, don't go out of your way for us (fig) — machen Sie sich (dat) bitte unsertwegen keine Umstände

to get under way — in Gang kommen, losgehen (inf); (Naut) Fahrt aufnehmen or machen

to be (well) under way — im Gang/in vollem Gang sein; (Naut) in (voller) Fahrt sein; (with indication of place) unterwegs sein

the way in — der Eingang

on the way in — beim Hereingehen; (in car) beim Hineinfahren

to be on the way in (fig inf) — im Kommen sein

the way out — der Ausgang

please show me the way out — bitte zeigen Sie mir, wo es hinausgeht (inf) or wie ich hinauskomme

can you find your own way out? — finden Sie selbst hinaus?

on the way out — beim Hinausgehen; (in car) beim Hinausfahren

to be on the way out (fig inf) — am Verschwinden or Aussterben sein → easy

I know my way around the town —

she knows her way around the system (fig inf) — sie kennt sich im System aus

can you find your way home? — finden Sie nach Hause?

to lose/gather way (Naut) — Fahrt verlieren/aufnehmen

to make one's way to somewhere — sich an einen Ort or irgendwohin bewegen or begeben

can you make your own way to the restaurant? — kannst du allein zu dem Restaurant kommen?

to make one's way home — nach Hause gehen

to make/fight/push one's way through the crowd — sich einen Weg durch die Menge bahnen, sich durch die Menge (durch)drängen/-kämpfen/-schieben

to make one's way in the world — seinen Weg machen, sich durchsetzen

to go one's own way (fig) — eigene Wege gehen

they went their separate ways (lit, fig) — ihre Wege trennten sich

to pay one's way — für sich selbst bezahlen; (company, project, machine)

can the nation pay its way? — kann das Volk or Land für sich selber aufkommen?

to prepare the way (fig) — den Weg bereiten (for sb/sth jdm/einer Sache)

3) = path Weg m

to bar or block the way — den Weg ab- or versperren

to leave the way open (fig) — die Möglichkeit offenlassen, einen Weg frei lassen (for sth für etw)

to be in sb's way — jdm im Weg stehen or sein; (fig also) jdn stören

to get in the way — in den Weg kommen; (fig) stören

her job gets in the way of her leisure interests — ihr Beruf stört sie nur bei ihren Freizeitvergnügungen

to put difficulties in sb's way — jdm Hindernisse in den Weg stellen

to stand in sb's way (lit, fig) — jdm im Weg stehen or sein

don't let me stand in your way — ich will dir nicht im Weg stehen

he lets nothing stand in his way —

now nothing stands in our way — jetzt steht uns (dat) nichts mehr im Weg, jetzt haben wir freie Bahn

to stand in the way of progress — den Fortschritt aufhalten or hemmen

to put sb in the way of sth (inf) — jdm zu etw verhelfen

get out of the/my way! — (geh) aus dem Weg!, weg da!

to want sb out of the way — jdn aus dem Weg haben wollen

to get sth out of the way (work) — etw hinter sich (acc) bringen; difficulties, problems etc etw loswerden (inf), etw aus dem Weg räumen, etw beseitigen

to get sth out of the way of sb —

they got the children out of the way of the firemen — sie sorgten dafür, dass die Kinder den Feuerwehrleuten nicht im Weg waren

get those people out of the way of the trucks — sieh zu, dass die Leute den Lastwagen Platz machen or aus der Bahn gehen

keep or stay out of the way! — weg da!, zurück!

keep or stay out of my way! — komm mir nicht mehr über den Weg!

to keep sb/sth out of the way of sb — jdn/etw nicht in jds Nähe or Reichweite (acc) kommen lassen __diams; to make way for sb/sth (lit, fig) für jdn/etw Platz machen; (fig also)

make way! — mach Platz!, Platz machen!, Platz da!

4) = direction Richtung f

which way are you going? — in welche Richtung or wohin gehen Sie?

down our way (inf) — bei uns (in der Nähe), in unserer Gegend or Ecke (inf)

it's out Windsor way — es ist or liegt in Richtung Windsor

look both ways — schau nach beiden Seiten

to look the other way (fig) — wegschauen, wegsehen

if the chance comes your way — wenn Sie (dazu) die Gelegenheit haben

if a good job comes my way — wenn ein guter Job für mich auftaucht

each way, both ways (Racing) — auf Sieg und Platz

we'll split it three/ten ways — wir werden es dritteln/in zehn Teile (auf)teilen or durch zehn teilen

she didn't know which way to look (fig) — sie wusste nicht, wo sie hinschauen or hinsehen sollte

this way, please — hier(her) or hier entlang, bitte

look this way —

"this way for the lions" — "zu den Löwen"

he went that way — er ging dorthin or in diese Richtung __diams; this way and that hierhin und dorthin __diams; every which way

cars parked every which way — ungeordnet or durcheinander geparkte Autos

5)

= side it's the wrong way up — es steht verkehrt herum or auf dem Kopf (inf)

"this way up" — "hier oben"

it's the other way (a)round — es ist (genau) umgekehrt

put it the right way up/the other way (a)round — stellen Sie es richtig (herum) hin/andersherum or andersrum (inf) hin

6) = distance Weg m, Strecke f

five miles? that's quite a way! (inf) — fünf Meilen? das ist eine ganz schöne Strecke! (inf)

a little/good way away or off — nicht/sehr weit weg or entfernt, ein kleines/ganzes or gutes Stück weit weg or entfernt

it's only a little way to the next stop — es ist nur ein kleines Stück bis zur nächsten Haltestelle

it rained all the way there — es hat auf der ganzen Strecke geregnet

I'm behind you all the way (fig) — ich stehe voll (und ganz) hinter Ihnen

I haven't read it all the way through yet — ich habe es noch nicht ganz gelesen

that's a long way away — bis dahin ist es weit or (time) noch lange

a long way out of town — weit von der Stadt weg; (live also) weit draußen or außerhalb

that's a long way back —

a long way back, in 1942, when... — vor langer Zeit, im Jahre 1942, als...

he's come a long way since then (fig) — er hat sich seitdem sehr gebessert

he'll go a long way (fig) — er wird es weit bringen

to have a long way to go (lit, fit) — weit vom Ziel entfernt sein; (with work) bei Weitem nicht fertig sein

it should go a long way toward(s) solving the problem — das sollte or müsste bei dem Problem schon ein gutes Stück weiterhelfen

a little goes a long way — ein kleines bisschen reicht sehr lange

a little kindness goes a long way — ein bisschen Freundlichkeit hilft viel

that's a long way from the truth — das ist weit von der Wahrheit entfernt

better by a long way — bei Weitem or um vieles besser

not by a long way — bei Weitem nicht

7) = manner Art f, Weise f

I'd rather do it my way — ich möchte es lieber auf meine (eigene) Art or Weise machen

that's his way of saying thank you — das ist seine Art, sich zu bedanken

the French way of doing it — (die Art,) wie man es in Frankreich macht

a funny way of talking — eine komische Art zu reden

to learn the hard way — aus dem eigenen Schaden lernen

way of thinking — Denk(ungs)art f, Denkweise f

to my way of thinking —

to go on in the same old way — wie vorher weitermachen, auf die alte Tour weitermachen (inf)

in a general way this is true — ganz allgemein ist das richtig

what a way to talk! — so etwas sagt man nicht!

in a big way — im großen Stil

in a small way — in kleinem Ausmaß, im Kleinen __diams; one way or another/the other so oder so

it does not matter (to me) one way or the other — es macht (mir) so oder so nichts aus, es ist mir gleich __diams; either way

either way, we're bound to lose — (so oder so,) wir verlieren auf jeden Fall or auf alle Fälle

no way! — nichts drin! (inf), was? (inf), ausgeschlossen!

there's no way I'm going to agree/you'll persuade him — auf keinen Fall werde ich zustimmen/werden Sie ihn überreden können

there's no way that's a Porsche — ausgeschlossen, dass das ein Porsche ist

that's no way to speak to your mother — so spricht man nicht mit seiner Mutter

you can't have it both ways — du kannst nicht beides haben, beides (zugleich) geht nicht (inf)

he wants it both ways — er will das eine haben und das andere nicht lassen

this one is better, there are no two ways about it (inf) — dieses hier ist besser, da gibt es gar keinen Zweifel or das steht fest

do it this way it was this way... — machen Sie es so or auf diese (Art und) Weise es war so or folgendermaßen...

this way he need never know — auf diese Weise muss er es nie erfahren

I've always had a job, I've been lucky that way — ich hatte immer einen Job, in dieser Hinsicht habe ich Glück gehabt

the way she walks/talks — (so) wie sie geht/spricht

I don't like the way (that) he's looking at you —

do you understand the way things are developing? do you remember the way it was/we were? — verstehst du, wie sich die Dinge entwickeln? erinnerst du dich noch (daran), wie es war/wie wir damals waren?

that's not the way we do things here — so or auf die Art machen wir das hier nicht

you could tell by the way he was dressed —

it's just the way you said it — es ist die Art, wie du es gesagt hast

do it any way you like — machen Sie es, wie Sie wollen

that's the way it goes! — so ist das eben, so ist das nun mal!

the way things are — so, wie es ist or wie die Dinge liegen

the way things are going — so, wie die Dinge sich entwickeln

that's the way the money goes — so geht das Geld weg

it's not what you do, it's the way (that) you do it — es kommt nicht darauf an, was man macht, sondern wie man es macht = exactly as so, wie

leave everything the way it is — lass alles so, wie es ist

it was all the way you said it would be — es war alles so, wie du (es) gesagt hattest

do it the way I do (it) — machen Sie es so or auf dieselbe Art und Weise wie ich (es mache)

to show sb the way to do sth — jdm zeigen, wie or auf welche Art und Weise etw gemacht wird

show me the way to do it — zeig mir, wie (ich es machen soll)

that's not the right way to do it — so geht das nicht, so kann man das nicht machen

what's the best way to do it? — wie macht man das am besten?

there is only one way to speak to him — man kann mit ihm nur auf (die) eine Art und Weise reden __diams; ways and means Mittel und Wege pl

Ways and Means Committee (US) — Steuerausschuss m

8) = means Weg m

we'll find a way — wir werden (schon) einen Weg finden

love will find a way — die Liebe überwindet jedes Hindernis or alle Schwierigkeiten

9) = method, technique Art f

he has a way of knowing what I'm thinking — er hat eine Art zu wissen, was ich denke

we have ways of making you talk — wir haben gewisse Mittel, um Sie zum Reden zu bringen

there are many ways of solving the problem —

ha, that's one way of solving it! — ja, so kann man das auch machen!

the best way is to put it in the freezer for ten minutes — am besten legt man es für zehn Minuten ins Gefrierfach

he has a way with children — er versteht es, mit Kindern umzugehen, er hat eine geschickte Art (im Umgang) mit Kindern

he has a way with him — er hat so eine (gewisse) Art

10) = habit Art f

it is not/only his way to... — es ist nicht/eben seine Art, zu...

to get out of/into the way of doing sth — sich (dat) ab-/angewöhnen, etw zu tun

the ways of the Spaniards —

the ways of Providence/God — die Wege der Vorsehung/Gottes

the way of the world — der Lauf der Welt or der Dinge

that is our way with traitors — so machen wir das mit Verrätern

he has his little ways — er hat so seine Eigenheiten or Marotten (inf)

as is the way with... — wie das mit... so ist

way of life — Lebensstil m; (of nation) Lebensart f

11) = respect Hinsicht f

in a way — in gewisser Hinsicht or Weise

in no way — in keiner Weise

in many/some ways — in vieler/gewisser Hinsicht

in every possible way —

to be better in every possible way — in jeder Hinsicht besser sein

in more ways than one — in mehr als nur einer Hinsicht

what have you got in the way of drink/food? — was haben Sie an Getränken or zu trinken/an Lebensmitteln or zu essen?

12)

= desire to get or have one's (own) way —

our team had it all their own way in the second half — in der zweiten Halbzeit ging für unsere Mannschaft alles nach Wunsch

have it your own way! — wie du willst!

13) = state Zustand m

he's in a bad way — er ist in schlechter Verfassung

things are in a bad way — die Dinge stehen schlecht

2. PLURAL NOUN
(NAUT = slipway) Helling f, Ablaufbahn f
3. ADVERB
(inf)
way over/up — weit drüben/oben

it's way too big — das ist viel zu groß

way hip (US) — total hip (inf)

way back when — vor langer Zeit, als

since way back — seit Urzeiten

that was way back — das ist schon lange her, das war schon vor langer Zeit

he was way out with his guess — er hatte weit daneben- or vorbeigeraten, er hatte weit gefehlt or er lag weit daneben (inf) mit seiner Annahme

his guess was way out — seine Annahme war weit gefehlt

you're way out if you think... — da liegst du aber schief (inf) or da hast du dich aber gewaltig geirrt, wenn du glaubst,...

* * *

way¹ [weı] s

1. Weg m:

way back Rückweg;

on the way back from auf dem Rückweg von;

way home Heimweg;

way through Durchreise f, -fahrt f;

the way of the cross REL der Kreuzweg;

ways and means

a) Mittel und Wege,

b) besonders POL (finanzielle) Mittel, Geldbeschaffung(smaßnahmen) f;

ask the ( oder one’s) way nach dem Weg fragen;

lose one’s way sich verlaufen oder verirren;

send sb on their way (Fußball) jemanden schicken;

take one’s way sich aufmachen (to nach); → committee 1, find B 3, know A 3

2. Straße f, Weg m:

over ( oder across) the way gegenüber

3. fig Gang m, Lauf m:

that is the way of the world das ist der Lauf der Welt; → flesh A 5

4. Richtung f, Seite f:

which way is he looking? wohin schaut er?;

look the other way wegschauen;

this way

a) hierher,

b) hier entlang ( → 9);

the other way round umgekehrt

5. Weg m, Entfernung f, Strecke f:

a good way off ziemlich weit entfernt;

a long way off ( oder from here) weit (von hier) entfernt;

Easter is still a long way off bis Ostern ist es noch lang;

a long way up weit oder hoch hinauf;

a little (long, good) way ein kleines (weites, gutes) Stück Wegs;

a long way off perfection alles andere als vollkommen;

go a long way back fig (weit) ausholen

6. (freie) Bahn, Raum m, Platz m:

be ( oder stand) in sb’s way jemandem im Weg sein oder stehen (a. fig);

give way

a) (zurück)weichen,

b) nachgeben (to dat) (Person od Sache),

c) sich hingeben ( to despair der Verzweiflung);

give way to a car AUTO einem Auto die Vorfahrt lassen;

out of the way! aus dem Weg!

7. Weg m, Durchgang m, Öffnung f:

way of a cock TECH Hahnbohrung f

8. Vorwärtskommen n:

make way besonders SCHIFF vorwärtskommen

9. Art f und Weise f, Weg m, Methode f, Verfahren n:

any way auf jede oder irgendeine Art;

any way you please ganz wie Sie wollen;

in a big (small) way im Großen (Kleinen);

one way or another irgendwie, auf irgendeine (Art und) Weise;

in more ways than one in mehr als einer Beziehung;

some way or other auf die eine oder andere Weise, irgendwie;

way of living (speaking, thinking) Lebensweise (Sprechweise, Denkweise, -art);

to my way of thinking nach meiner Meinung;

the right (wrong) way (to do it) richtig (falsch);

the same way genauso;

the way he does it so wie er es macht;

the way I am feeling so wie ich mich im Moment fühle;

I like the way she laughs ich mag ihr Lachen;

the way I see it nach meiner Einschätzung;

this ( oder that) way so ( → 4);

that’s the way to do it so macht man das;

if that’s the way you feel about it wenn Sie so darüber denken;

in a polite (friendly) way höflich (freundlich);

in its way auf seine Art;

in what ( oder which) way? inwiefern?, wieso?; → each A

10. Gewohnheit f, Brauch m, Sitte f:

the good old ways die guten alten Bräuche

11. Eigenheit f, -art f:

funny ways komische Manieren;

it is not his way es ist nicht seine Art oder Gewohnheit;

she has a winning way sie hat eine gewinnende Art;

that’s always the way with him so macht er es oder geht es ihm immer

12. (Aus)Weg m:

find a way

13. Hinsicht f, Beziehung f:

in a way in gewisser Hinsicht, irgendwie;

in every way in jeder Hinsicht oder Beziehung;

in one way in einer Beziehung;

in some ways in mancher Hinsicht;

in the way of food was Essen anbelangt, an Lebensmitteln

14. ( besonders Gesundheits)Zustand m, Lage f, Verfassung f:

in a bad way in einer schlimmen Lage oder Verfassung;

live in a great (small) way auf großem Fuß (in kleinen Verhältnissen oder sehr bescheiden) leben

15. Berufszweig m, Fach n:

it is not in his way, it does not fall in his way das schlägt nicht in sein Fach;

he is in the oil way er ist im Ölhandel (beschäftigt)

16. umg Umgebung f, Gegend f:

somewhere London way irgendwo in der Gegend von London

17. the Way BIBEL der Weg (die christliche Religion)

18. pl TECH Führungen pl (bei Maschinen)

19. SCHIFF Fahrt(geschwindigkeit) f: → gather A 5

20. pl Schiffsbau:

a) Helling f

b) Stapelblöcke plBesondere Redewendungen: by the way

a) im Vorbeigehen, unterwegs,

b) am Weg(esrand), an der Straße,

c) fig übrigens, nebenbei (bemerkt),

d) zufällig but that’s by the way aber dies nur nebenbei;

by way of

a) (auf dem Weg) über (akk), durch,

b) fig in der Absicht zu, um zu,

c) als Entschuldigung etc, anstelle von (od gen) by way of example beispielsweise;

by way of exchange auf dem Tauschwege;

by way of grace JUR auf dem Gnadenweg;

be by way of being angry im Begriff sein, wütend zu werden;

be by way of doing sth

a) dabei sein, etwas zu tun,

b) pflegen oder es gewohnt sein oder die Aufgabe haben, etwas zu tun not by a long way noch lange nicht;

in the way of

a) auf dem Weg oder dabei zu,

b) hinsichtlich (gen) in the way of business auf dem üblichen Geschäftsweg;

no way! umg auf (gar) keinen Fall!, kommt überhaupt nicht infrage!;

no way can we accept that das können wir auf gar keinen Fall akzeptieren;

on the ( oder one’s) way unterwegs, auf dem Weg;

die on one’s way to hospital auf dem Weg ins Krankenhaus sterben;

on the way to victory auf der Siegesstraße;

be on the way sich andeuten;

well on one’s way in vollem Gange, schon weit vorangekommen (a. fig);

out of the way

a) abgelegen, abseits, abgeschieden,

b) ungewöhnlich, ausgefallen,

c) übertrieben, abwegig nothing out of the way nichts Besonderes oder Ungewöhnliches;

under way

a) SCHIFF in Fahrt,

b) fig im Gange, in Gang the meeting was already under way die Konferenz war schon im Gange;

get sth under way etwas in Gang bringen;

be in a fair way auf dem besten Wege sein;

come in sb’s way jemandem über den Weg laufen;

find its way into Eingang finden in (akk);

force one’s way sich einen Weg bahnen;

go sb’s way

a) den gleichen Weg gehen wie jemand,

b) jemanden begleiten go one’s way(s) seinen Weg gehen, fig seinen Lauf nehmen;

go out of one’s way große Mühen oder Unannehmlichkeiten auf sich nehmen ( to do zu tun);

go the whole way fig ganze Arbeit leisten;

have a way with sb mit jemandem gut zurechtkommen, gut umgehen können mit jemandem;

he’s got a way with words er ist sehr wortgewandt;

have one’s (own) way seinen Kopf oder Willen durchsetzen;

if I had my (own) way wenn es nach mir ginge;

learn the hard way Lehrgeld zahlen (müssen);

make way

a) Platz machen,

b) vorwärtskommen they made way for the ambulance to pass sie machten dem Krankenwagen Platz;

make one’s way sich durchsetzen, seinen Weg machen;

put sb in the way (of doing sth) jemandem die Möglichkeit geben(, etwas zu tun);

put out of the way aus dem Weg räumen (auch töten);

put o.s. out of the way große Mühen oder Unannehmlichkeiten auf sich nehmen ( to do zu tun);

see one’s way to do sth eine Möglichkeit sehen, etwas zu tun;

work one’s way up sich hocharbeiten; → both A, mend A 2, pave, pay¹ B 1

way² [weı] adv weit oben, unten etc:

way back weit entfernt oder hinten oder zurück;

way back in 1902 (schon) damals im Jahre 1902;

we’re friends from way back wir sind uralte Freunde;

way down South weit unten im Süden;

this is way off his personal best SPORT das ist weit entfernt von seiner persönlichen Bestleistung;

you are way off with your remark du liegst mit deiner Bemerkung völlig daneben

* * *
1. noun
1) (road etc., lit. or fig.) Weg, der

across or over the way — gegenüber

2) (route) Weg, der

ask the or one's way — nach dem Weg fragen

ask the way to... — fragen od. sich erkundigen, wo es nach... geht

pick one's way — sich (Dat.) einen Weg suchen

lead the way — vorausgehen; (fig.): (show how to do something) es vormachen

find the or one's way in/out — den Eingang/Ausgang finden

find a way out — (fig.) einen Ausweg finden

I'll take the letter to the post office - it's on my way — ich bringe den Brief zur Post - sie liegt auf meinem Weg

‘Way In/Out’ — "Ein-/Ausgang"

go to Italy by way of Switzerland — über die Schweiz nach Italien fahren

there's no way out — (fig.) es gibt keinen Ausweg

the way back/down/up — der Weg zurück/nach unten/nach oben

go one's own way/their separate ways — (fig.) eigene/getrennte Wege gehen

be going somebody's way — (coll.) denselben Weg wie jemand haben

things are really going my way at the moment — (fig.) im Moment läuft [bei mir] alles so, wie ich es mir vorgestellt habe

money came his way — er kam zu Geld

many offers came his way — er kriegte viele Angebote

go out of one's way to collect something for somebody — einen Umweg machen, um etwas für jemanden abzuholen

go out of one's way to be helpful — sich (Dat.) besondere Mühe geben, hilfsbereit zu sein

out of the way — abgelegen

3) (method) Art und Weise, die

there is a right way and a wrong way of doing it — es gibt einen richtigen und einen falschen Weg, es zu tun

that is not the way to do it — so macht man das nicht

do it this way — mach es so

do it my way — mach es wie ich

I don't like the way she smiles — mir gefällt ihr Lächeln nicht

that's no way to speak to a lady — so spricht man nicht mit einer Dame

he has a strange way of talking — er hat eine seltsame Sprechweise od. Art zu sprechen

from or by the way [that] she looked at me, I knew that there was something wrong — an ihrem Blick konnte ich erkennen, dass etwas nicht stimmte

find a or some way of doing something — einen Weg finden, etwas zu tun

there are no two ways about it — da gibt es gar keinen Zweifel

Are you going to give me that money? - No way! — (coll.) Gibst du mir das Geld? - Nichts da! (ugs.)

there was no way he would change his stand — er würde auf gar keinen Fall seinen Standpunkt ändern

no way is he coming with us — es kommt überhaupt nicht in Frage, dass er mit uns kommt

one way or another — irgendwie

ways and means [to do something or of doing something] — Mittel und Wege, etwas zu tun

be built or made that way — (fig. coll.) so gestrickt sein (fig. ugs.)

be that way — (coll.) so sein

better that way — besser so

either way — so oder so

4) (desired course of action) Wille, der

get or have one's [own] way, have it one's [own] way — seinen Willen kriegen

all right, have it your own way[, then]! — na gut od. schön, du sollst deinen Willen haben!

5) in sing. or (Amer. coll.) pl. (distance between two points) Stück, das

a little way — ein kleines Stück[chen]; (fig.) ein klein[es] bisschen

it's a long way off or a long way from here — es ist ein ganzes Stück von hier aus; es ist weit weg von hier

the summer holidays are only a little way away — bis zu den Sommerferien ist es nicht mehr lange

there's [still] some way to go yet — es ist noch ein ganzes Stück; (fig.) es dauert noch ein Weilchen

I went a little/a long/some way to meet him — ich bin ihm ein kleines/ganzes/ziemliches Stück entgegengegangen/-gefahren usw., um mich mit ihm zu treffen; (fig.) ich bin ihm etwas/sehr/ziemlich entgegengekommen

have gone/come a long way — (fig.) es weit gebracht haben

go a long way toward something/doing something — viel zu etwas beitragen/viel dazu beitragen, etwas zu tun

a little kindness goes a long way — ein bisschen Freundlichkeit ist viel wert od. hilft viel

all the way — den ganzen Weg

go all the way [with somebody] — (fig.) [jemandem] in jeder Hinsicht zustimmen; (coll.): (have full sexual intercourse) es [mit jemandem] richtig machen (salopp)

6) (room for progress) Weg, der

block the way — den Weg versperren

leave the way open for something — (fig.) etwas möglich machen

clear the way [for something] — (lit. or fig.) [einer Sache (Dat.)] den Weg freimachen

be in somebody's or the way — [jemandem] im Weg sein

get in somebody's way — (lit. or fig.) jemandem im Wege stehen

put difficulties/obstacles in somebody's way — (fig.) jemandem Schwierigkeiten bereiten/Hindernisse in den Weg legen

make way for something — für etwas Platz schaffen od. (fig.) machen

make way! — Platz da!

[get] out of the/my way! — [geh] aus dem Weg!

Move one's car out of the way — seinen Wagen aus dem Weg fahren

get something out of the way — (settle something) etwas erledigen

7) (journey)

on his way to the office/London — auf dem Weg ins Büro/nach London

on the way out to Singapore — auf dem Hinweg/der Hinfahrt/dem Hinflug nach Singapur

on the way back from Nigeria — auf dem Rückweg/der Rückfahrt/dem Rückflug von Nigeria

she is just on the or her way in/out — sie kommt/geht gerade

be on the way out — (fig. coll.) (be losing popularity) passee sein (ugs.); (be reaching end of life) [Hund, Auto, Person:] es nicht mehr lange machen (ugs.)

we stopped on the way to have lunch — wir hielten unterwegs zum Mittagessen an

on her way home — auf dem Nachhauseweg

they're on their way — sie sind unterwegs

on the way there — auf dem Hinweg

[be] on your way! — nun geh schon!

By the way — übrigens

all this is by the way — das alles nur nebenbei

8) (specific direction) Richtung, die

she went this/that/the other way — sie ist in diese/die/die andere Richtung gegangen

look this way, please — sieh/seht bitte hierher!

He wouldn't look my way — er hat nicht zu mir herübergesehen

I will call next time I'm [down] your way — wenn ich das nächste Mal in deiner Gegend bin, komme ich [bei dir] vorbei

look the other way — (lit. or fig.) weggucken

the other way about or round — andersherum

this/which way round — so/wie herum

stand something the right/wrong way up — etwas richtig/falsch herum stellen

turn something the right way round — etwas richtig herum drehen

‘this way up’ — "hier oben"

9) (advance) Weg, der

fight/push etc. one's way through — sich durchkämpfen/-drängen

be under way — [Person:] aufgebrochen sein; [Fahrzeug:] abgefahren sein; (fig.): (be in progress) [Besprechung, Verhandlung, Tagung:] im Gange sein

get something under way — (fig.) etwas in Gang bringen

get under way — wegkommen

make one's way to Oxford/the station — nach Oxford/zum Bahnhof gehen/fahren

Do you need a lift? - No, I'll make my own way — Soll ich dich mitnehmen? - Nein, ich komme alleine

make one's [own] way in the world — seinen Weg gehen (fig.)

make or pay its way — ohne Verlust arbeiten

pay one's way — für sich selbst aufkommen

10) (respect) Hinsicht, die

in [exactly] the same way — [ganz] genauso

in some ways — in gewisser Hinsicht

in one way — auf eine Art

not in any way — in keiner Weise

in every way — in jeder Hinsicht

in a way — auf eine Art

in more ways than one — auf mehr als eine Art

in no way — auf keinen Fall; durchaus nicht

11) (state) Verfassung, die

in a bad way — schlecht

they are in a very bad way — es geht ihnen sehr schlecht

either way — so oder so

in a small way — in bescheidenem Rahmen

by way of — (as a kind of) als; (for the purpose of) um … zu

by way of illustration / greeting / apology / introduction — zur Illustration / Begrüßung / Entschuldigung/Einführung

12) (custom) Art, die

get into/out of the way of doing something — sich (Dat.) etwas an-/abgewöhnen

he has a way of leaving his bills unpaid — es ist so seine Art, seine Rechnungen nicht zu bezahlen

in its way — auf seine/ihre Art

way of life — Lebensstil, der

change one's ways — sich ändern

way of thinking — Denkungsart, die

to my way of thinking — meiner Meinung nach

13) (normal course of events)

be the way — so od. üblich sein

that is always the way — das ist immer so

14) (ability to charm somebody or attain one's object)

he has a way with him — er hat so eine Art

she has a way with children/animals — sie kann mit Kindern/Tieren gut umgehen

15) (specific manner) Eigenart, die

fall into bad ways — schlechte [An]gewohnheiten annehmen

16) (ordinary course) Rahmen, der

17) in pl. (parts) Teile

split something three ways — etwas in drei Teile teilen
2. adverb
weit

way off/ahead/above — weit weg von/weit voraus/weit über

way back — (coll.) vor langer Zeit

way back in the early fifties/before the war — vor langer Zeit, Anfang der fünfziger Jahre/vor dem Krieg

way up in the clouds — hoch oben in den Wolken

he was way out with his guess, his guess was way out — er lag mit seiner Schätzung gewaltig daneben

way down south/in the valley — tief [unten] im Süden/Tal

* * *

(of doing something) n.

Manier -en f. n.

Art und Weise f.

Bahn -en f.

Gang ¨-e m.

Straße -n f.

Strecke -n f.

Weg -e m.

Weise -n f.

English-german dictionary > way
16 go

Ⅰ.

go¹ [gəʊ]

noun

(game) jeu m de go

Ⅱ.

go² [gəʊ]

aller ⇒ 1A (a)-(c), 1A (e), 1A (f), 1E (a)-(c), 1G (a), 2 (a) s'en aller ⇒ 1A (d) être ⇒ 1B (a) devenir ⇒ 1B (b) tomber en panne ⇒ 1B (c) s'user ⇒ 1B (d) se détériorer ⇒ 1B (e) commencer ⇒ 1C (a) aller (+ infinitif) ⇒ 1C (b), 1C (c) marcher ⇒ 1C (d) disparaître ⇒ 1D (a), 1D (c) se passer ⇒ 1E (d) s'écouler ⇒ 1E (e) s'appliquer ⇒ 1F (b) se vendre ⇒ 1F (e) contribuer ⇒ 1G (c) aller ensemble ⇒ 1H (a) tenir le coup ⇒ 1H (c) faire ⇒ 2 (b), 2 (c) coup ⇒ 3 (a) essai ⇒ 3 (a) tour ⇒ 3 (b) dynamisme ⇒ 3 (c)

(pl goes [gəʊz], 3rd pres sing goes [gəʊz], pt went [went], pp gone [gɒn])

1 intransitive verb

A.

(a) (move, travel → person) aller; (→ vehicle) aller, rouler;

∎ we're going to Paris/Japan/Spain nous allons à Paris/au Japon/en Espagne;

∎ he went to the office/a friend's house il est allé au bureau/chez un ami;

∎ I want to go home je veux rentrer;

∎ the salesman went from house to house le vendeur est allé de maison en maison;

∎ we went by car/on foot nous y sommes allés en voiture/à pied;

∎ there goes the train! voilà le train (qui passe)!;

∎ the bus goes by way of or through Dover le bus passe par Douvres;

∎ does this train go to Glasgow? ce train va-t-il à Glasgow?;

∎ the truck was going at 150 kilometres an hour le camion roulait à ou faisait du 150 kilomètres (à l')heure;

∎ go behind those bushes va derrière ces arbustes;

∎ where do we go from here? où va-t-on maintenant?; figurative qu'est-ce qu'on fait maintenant?;

∎ to go to the doctor aller voir ou aller chez le médecin;

∎ he went straight to the director il est allé directement voir ou trouver le directeur;

∎ to go to prison aller en prison;

∎ to go to the toilet aller aux toilettes;

∎ to go to sb for advice aller demander conseil à qn;

∎ let the children go first laissez les enfants passer devant, laissez passer les enfants d'abord;

∎ I'll go next c'est à moi après;

∎ who goes next? (in game) c'est à qui (le tour)?;

∎ Military who goes there? qui va là?, qui vive?;

∎ here we go again! ça y est, ça recommence!;

∎ there he goes! le voilà!;

∎ there he goes again! (there he is again) le revoilà!; (he's doing it again) ça y est, il est reparti!

(b) (engage in a specified activity) aller;

∎ to go shopping aller faire des courses;

∎ to go fishing/hunting aller à la pêche/à la chasse;

∎ to go riding aller faire du cheval;

∎ let's go for a walk/bike ride/swim allons nous promener/faire un tour à vélo/nous baigner;

∎ they went on a trip ils sont partis en voyage;

∎ British go and buy the paper, American go buy the paper va acheter le journal;

∎ I'll go to see her or American go see her tomorrow j'irai la voir demain;

∎ don't go and tell him!, don't go telling him! ne va pas le lui dire!, ne le lui dis pas!;

∎ don't go bothering your sister ne va pas embêter ta sœur;

∎ you had to go and tell him! il a fallu que tu le lui dises!;

∎ he's gone and locked us out! il est parti et nous a laissé à la porte!;

∎ you've gone and done it now! vraiment, tu as tout gâché!

(c) (proceed to specified limit) aller;

∎ he'll go as high as £300 il ira jusqu'à 300 livres;

∎ the temperature went as high as 36° C la température est montée jusqu'à 36° C;

∎ he went so far as to say it was her fault il est allé jusqu'à dire que c'était de sa faute à elle;

∎ now you've gone too far! là tu as dépassé les bornes!;

∎ I'll go further and say he should resign j'irai plus loin et je dirai qu'il ou j'irai jusqu'à dire qu'il devrait démissionner;

∎ the temperature sometimes goes below zero la température descend ou tombe parfois au-dessous de zéro;

∎ her attitude went beyond mere impertinence son comportement était plus qu'impertinent

(d) (depart, leave) s'en aller, partir;

∎ I must be going il faut que je m'en aille ou que je parte;

∎ they went early ils sont partis tôt;

∎ you may go vous pouvez partir;

∎ what time does the train go? à quelle heure part le train?;

∎ familiar get going! vas-y!, file!;

∎ archaic be gone! allez-vous-en!;

∎ either he goes or I go l'un de nous deux doit partir

(e) (indicating regular attendance) aller, assister;

∎ to go to church/school aller à l'église/l'école;

∎ to go to a meeting aller ou assister à une réunion;

∎ to go to work (to one's place of work) aller au travail

(f) (indicating direction or route) aller, mener;

∎ that road goes to the market square cette route va ou mène à la place du marché

B.

(a) (be or remain in specified state) être;

∎ to go barefoot/naked se promener pieds nus/tout nu;

∎ to go armed porter une arme;

∎ her family goes in rags sa famille est en haillons;

∎ the job went unfilled le poste est resté vacant;

∎ to go unnoticed passer inaperçu;

∎ such crimes must not go unpunished de tels crimes ne doivent pas rester impunis

(b) (become) devenir;

∎ my father is going grey mon père grisonne;

∎ she went white with rage elle a blêmi de colère;

∎ my hands went clammy mes mains sont devenues moites;

∎ the tea's gone cold le thé a refroidi;

∎ have you gone mad? tu es devenu fou?;

∎ to go bankrupt faire faillite;

∎ the country has gone Republican le pays est maintenant républicain

(c) (stop working → engine) tomber en panne; (→ fuse) sauter; (→ bulb, lamp) sauter, griller;

∎ the battery's going la pile commence à être usée

(d) (wear out) s'user; (split) craquer; (break) (se) casser;

∎ his trousers are going at the knees son pantalon s'use aux genoux;

∎ the jacket went at the seams la veste a craqué aux coutures

(e) (deteriorate, fail → health) se détériorer; (→ hearing, sight) baisser;

∎ all his strength went and he fell to the floor il a perdu toutes ses forces et il est tombé par terre;

∎ his voice is going il devient aphone;

∎ his voice is gone il est aphone, il a une extinction de voix;

∎ her mind has started to go elle n'a plus toute sa tête ou toutes ses facultés

C.

(a) (begin an activity) commencer;

∎ what are we waiting for? let's go! qu'est-ce qu'on attend? allons-y!;

∎ familiar here goes!, here we go! allez!, on y va!;

∎ go! partez!;

∎ you'd better get going on or with that report! tu ferais bien de te mettre à ou de t'attaquer à ce rapport!;

∎ it won't be so hard once you get going ça ne sera pas si difficile une fois que tu seras lancé;

∎ familiar go to it! (get to work) au boulot!; (in encouragement) allez-y!

(b) (expressing intention)

∎ to be going to do sth (be about to) aller faire qch, être sur le point de faire qch; (intend to) avoir l'intention de faire qch;

∎ you were just going to tell me about it vous étiez sur le point de ou vous alliez m'en parler;

∎ I was going to visit her yesterday but her mother arrived j'avais l'intention de ou j'allais lui rendre visite hier mais sa mère est arrivée

(c) (expressing future)

∎ are you going to be at home tonight? est-ce que vous serez chez vous ce soir?;

∎ we're going to do exactly as we please nous ferons ce que nous voulons;

∎ she's going to be a doctor elle va être médecin;

∎ there's going to be a storm il va y avoir un orage;

∎ he's going to have to work really hard il va falloir qu'il travaille très dur

(d) (function → clock, machine) marcher, fonctionner; (start functioning) démarrer;

∎ is the fan going? est-ce que le ventilateur est en marche ou marche?;

∎ the car won't go la voiture ne veut pas démarrer;

∎ he had the television and the radio going il avait mis la télévision et la radio en marche;

∎ the washing machine is still going la machine à laver tourne encore, la lessive n'est pas terminée;

∎ to get sth going (car, machine) mettre qch en marche; (business, project) lancer qch;

∎ her daughter kept the business going sa fille a continué à faire marcher l'affaire;

∎ to keep a conversation/fire going entretenir une conversation/un feu

(e) (sound → alarm clock, bell) sonner; (→ alarm, siren) retentir

(f) (make movement)

∎ she went like this with her eyebrows elle a fait comme ça avec ses sourcils

(g) (appear)

∎ to go on radio/television passer à la radio/à la télévision

D.

(a) (disappear) disparaître;

∎ the snow has gone la neige a fondu ou disparu;

∎ all the sugar's gone il n'y a plus de sucre;

∎ my coat has gone mon manteau n'est plus là ou a disparu;

∎ all our money has gone (spent) nous avons dépensé tout notre argent; (lost) nous avons perdu tout notre argent; (stolen) on a volé tout notre argent;

∎ I don't know where the money goes these days l'argent disparaît à une vitesse incroyable ces temps-ci;

∎ gone are the days when he took her dancing elle est bien loin, l'époque où il l'emmenait danser

(b) (be eliminated)

∎ the last paragraph must go il faut supprimer le dernier paragraphe;

∎ I've decided that car has to go j'ai décidé de me débarrasser de cette voiture;

∎ that new secretary has got to go il va falloir se débarrasser de la nouvelle secrétaire

(c) euphemism (die) disparaître, s'éteindre;

∎ he is (dead and) gone il nous a quittés;

∎ his wife went first sa femme est partie avant lui;

∎ after I go... quand je ne serai plus là...

E.

(a) (extend, reach) aller, s'étendre;

∎ our property goes as far as the forest notre propriété va ou s'étend jusqu'au bois;

∎ the path goes right down to the beach le chemin descend jusqu'à la mer;

∎ figurative her thinking didn't go that far elle n'a pas poussé le raisonnement aussi loin;

∎ my salary doesn't go very far je ne vais pas loin avec mon salaire;

∎ money doesn't go very far these days l'argent part vite à notre époque;

∎ their difference of opinion goes deeper than I thought leur différend est plus profond que je ne pensais

(b) (belong) aller, se mettre, se ranger;

∎ the dictionaries go on that shelf les dictionnaires se rangent ou vont sur cette étagère;

∎ where do the towels go? où est-ce qu'on met les serviettes?;

∎ that painting goes here ce tableau se met ou va là

(c) (be contained in, fit) aller;

∎ this last sweater won't go in the suitcase ce dernier pull n'ira pas ou n'entrera pas dans la valise;

∎ the piano barely goes through the door le piano entre ou passe de justesse par la porte;

∎ this belt just goes round my waist cette ceinture est juste assez longue pour faire le tour de ma taille;

∎ the lid goes on easily enough le couvercle se met assez facilement

(d) (develop, turn out) se passer;

∎ how did your interview go? comment s'est passé ton entretien?;

∎ I'll see how things go je vais voir comment ça se passe;

∎ we can't tell how things will go on ne sait pas comment ça se passera;

∎ everything went well tout s'est bien passé;

∎ if all goes well si tout va bien;

∎ the meeting went badly/well la réunion s'est mal/bien passée;

∎ the negotiations are going well les négociations sont en bonne voie;

∎ the vote went against them/in their favour le vote leur a été défavorable/favorable;

∎ there's no doubt as to which way the decision will go on sait ce qui sera décidé;

∎ everything was going fine until she showed up tout allait ou se passait très bien jusqu'à ce qu'elle arrive;

∎ everything went wrong ça a mal tourné;

∎ familiar how's it going?, how are things going? (comment) ça va?;

∎ the way things are going, we might both be out of a job soon au train où vont ou vu comment vont les choses, nous allons bientôt nous retrouver tous les deux au chômage

(e) (time → elapse) s'écouler, passer; (→ last) durer;

∎ the journey went quickly je n'ai pas vu le temps passer pendant le voyage;

∎ there were only five minutes to go before… il ne restait que cinq minutes avant…;

∎ time goes so slowly when you're not here le temps me paraît tellement long quand tu n'es pas là;

∎ how's the time going? combien de temps reste-t-il?

F.

(a) (be accepted)

∎ what your mother says goes! fais ce que dit ta mère!;

∎ whatever the boss says goes c'est le patron qui fait la loi;

∎ anything goes on fait ce qu'on veut

(b) (be valid, hold true) s'appliquer;

∎ that rule goes for everyone cette règle s'applique à tout le monde;

∎ that goes for us too (that applies to us) ça s'applique à nous aussi; (we agree with that) nous sommes aussi de cet avis

(c) (be expressed, run → report, story)

∎ the story or rumour goes that she left him le bruit court qu'elle l'a quitté;

∎ so the story goes du moins c'est ce que l'on dit ou d'après les on-dit;

∎ how does the story go? comment c'est cette histoire?;

∎ I forget how the poem goes now j'ai oublié le poème maintenant;

∎ how does the tune go? c'est quoi ou c'est comment, l'air?;

∎ her theory goes something like this sa théorie est plus ou moins la suivante

(d) (be identified as)

∎ to go by or under the name of répondre au nom de;

∎ he now goes by or under another name il se fait appeler autrement maintenant

(e) (be sold) se vendre;

∎ flats are going cheap at the moment les appartements ne se vendent pas très cher en ce moment;

∎ the necklace went for £350 le collier s'est vendu 350 livres;

∎ going, going, gone! (at auction) une fois, deux fois, adjugé!

G.

(a) (be given → award, prize) aller, être donné; (→ inheritance, property) passer;

∎ the contract is to go to a private firm le contrat ira à une entreprise privée;

∎ credit should go to the teachers le mérite en revient aux enseignants;

∎ every penny will go to charity tout l'argent va ou est destiné à une œuvre de bienfaisance

(b) (be spent)

∎ a small portion of the budget went on education une petite part du budget a été consacrée ou est allée à l'éducation;

∎ all his money goes on drink tout son argent part dans la boisson

(c) (contribute) contribuer, servir;

∎ all that just goes to prove my point tout ça confirme bien ce que j'ai dit;

∎ it has all the qualities that go to make a good film ça a toutes les qualités d'un bon film

(d) (have recourse) avoir recours, recourir;

∎ to go to arbitration recourir à l'arbitrage

H.

(a) (be compatible → colours, flavours) aller ensemble;

∎ orange and mauve don't really go l'orange et le mauve ne vont pas vraiment ensemble

(b) (be available)

∎ let me know if you hear of any jobs going faites-moi savoir si vous entendez parler d'un emploi;

∎ are there any flats going for rent in this building? y a-t-il des appartements à louer dans cet immeuble?;

∎ familiar any whisky going? tu as un whisky à m'offrir?^□

(c) (endure) tenir le coup;

∎ we can't go much longer without water nous ne pourrons pas tenir beaucoup plus longtemps sans eau

(d) euphemism (go to the toilet)

∎ we'll only stop if you're really desperate to go on ne s'arrête que si tu ne tiens vraiment plus;

∎ I went before I came j'ai fait avant de venir

(e) Mathematics

∎ 5 into 60 goes 12 60 divisé par 5 égale 12;

∎ 6 into 5 won't go 5 n'est pas divisible par 6

(f) (idioms)

∎ she isn't bad, as teachers go elle n'est pas mal comme enseignante;

∎ as houses go, it's pretty cheap ce n'est pas cher pour une maison;

∎ as things go today par les temps qui courent;

∎ there goes my chance of winning a prize je peux abandonner tout espoir de gagner un prix;

∎ there you go again, always blaming other people ça y est, toujours à rejeter la responsabilité sur les autres;

∎ there you go! (here you are) tiens!; (I told you so) voilà!;

∎ there you go, two hamburgers and a coke et voici, deux hamburgers et un Coca;

∎ there you go, what did I tell you? voilà ou tiens, qu'est-ce que je t'avais dit!

2 transitive verb

(a) (follow, proceed along) aller, suivre;

∎ if we go this way, we'll get there much more quickly si nous passons par là, nous arriverons bien plus vite

(b) (travel) faire, voyager;

∎ we've only gone 5 kilometres nous n'avons fait que 5 kilomètres;

∎ she went the whole length of the street before coming back elle a descendu toute la rue avant de revenir

(c) (say) faire; (make specified noise) faire;

∎ ducks go "quack" les canards font "coin-coin";

∎ the clock goes "tick tock" l'horloge fait "tic tac";

∎ the gun went bang et pan! le coup est parti;

∎ familiar then he goes "hand it over" puis il fait "donne-le-moi"

(d) (in gambling)

∎ to go 10 risquer 10;

∎ Cards to go no/two trumps annoncer sans/deux atout(s);

∎ figurative to go one better (than sb) surenchérir (sur qn)

(e) familiar (do with)

∎ I could really go a beer je me paierais bien une bière

(f) (idioms) familiar old-fashioned

∎ to go it (go fast) filer; (behave wildly) se défoncer;

∎ familiar how goes it? ça marche?

3 noun

(a) British (attempt, try) coup m, essai m;

∎ to have a go at sth/doing sth essayer qch/de faire qch;

∎ he had another go il a fait une nouvelle tentative, il a ressayé;

∎ let's have a go! essayons!; familiar (let me try) laisse-moi essayer!^□ ;

∎ have another go! encore un coup!;

∎ I've never tried it but I'll give it a go je n'ai encore jamais fait l'expérience mais je vais essayer;

∎ she passed her exams first go elle a eu ses examens du premier coup;

∎ he knocked down all the skittles at one go il a renversé toutes les quilles d'un coup;

∎ £1 a go (at fair etc) une livre la partie ou le tour;

∎ to have a go on the dodgems faire un tour d'autos tamponneuses;

∎ he wouldn't let me have or give me a go (on his bicycle etc) il ne voulait pas me laisser l'essayer

(b) British (in games → turn) tour m;

∎ it's your go c'est ton tour ou c'est à toi (de jouer);

∎ whose go is it? à qui de jouer?, à qui le tour?

(c) familiar (energy, vitality) dynamisme^□ m, entrain^□ m;

∎ to be full of go avoir plein d'énergie, être très dynamique;

∎ she's got plenty of go elle est pleine d'entrain;

∎ the new man has no go in him le nouveau manque d'entrain

(d) familiar (success) succès^□ m, réussite^□ f;

∎ he's made a go of the business il a réussi à faire marcher l'affaire;

∎ to make a go of a marriage réussir un mariage;

∎ I tried to persuade her but it was no go j'ai essayé de la convaincre mais il n'y avait rien à faire

(e) (fashion) mode f;

∎ short hair is all the go les cheveux courts sont le dernier cri ou font fureur

(f) familiar (idioms)

∎ to have a go at sb (physically) rentrer dans qn; (verbally) passer un savon à qn;

∎ they had a real go at one another! qu'est-ce qu'ils se sont mis!;

∎ she had a go at her boyfriend elle a passé un de ces savons à son copain;

∎ British police have warned the public not to have a go, the fugitive may be armed la police a prévenu la population de ne pas s'en prendre au fugitif car il pourrait être armé;

∎ it's all go ça n'arrête pas!;

∎ all systems go! c'est parti!;

∎ the shuttle is go for landing la navette est bonne ou est parée ou a le feu vert pour l'atterrissage

4 going on adverb

∎ he must be going on fifty il doit approcher de la ou aller sur la cinquantaine;

∎ it was going on (for) midnight by the time we finished quand on a terminé, il était près de minuit

5 on the go adjective familiar

(a) (busy)

∎ I've been on the go all day je n'ai pas arrêté de toute la journée^□ ;

∎ to be always on the go être toujours à trotter ou à courir, avoir la bougeotte;

∎ to keep sb on the go faire trimer qn

(b) (in hand)

∎ I have several projects on the go at present j'ai plusieurs projets en route en ce moment^□

6 to go

1 adverb

à faire;

∎ there are only three weeks/five miles to go il ne reste plus que trois semaines/cinq miles;

∎ five done, three to go cinq de faits, trois à faire

2 adjective

esp American (to take out) two hamburgers to go deux hamburgers à emporter!

➲ go about

1 intransitive verb

(a) (move) circuler; (of rumour) courir;

∎ policemen usually go about in pairs en général, les policiers circulent par deux;

∎ you can't go about saying things like that! il ne faut pas raconter des choses pareilles!

(b) Nautical (change tack) virer de bord

2 inseparable transitive verb

(a) (get on with) s'occuper de;

∎ to go about one's business vaquer à ses occupations

(b) (set about) se mettre à;

∎ she showed me how to go about it elle m'a montré comment faire ou comment m'y prendre;

∎ how do you go about applying for the job? comment doit-on s'y prendre ou faire pour postuler l'emploi?

(c) (country) parcourir

➲ go about with inseparable transitive verb

(frequent)

∎ her son goes about with an older crowd son fils fréquente des gens plus âgés que lui;

∎ he's going about with Rachel these days il sort avec Rachel en ce moment

➲ go across

1 inseparable transitive verb

traverser

2 intransitive verb

traverser;

∎ your brother has just gone across to the shop ton frère est allé faire un saut au magasin en face

➲ go after inseparable transitive verb

(a) (follow) suivre

(b) (pursue, seek → criminal) poursuivre; (→ prey) chasser; (→ job, prize) essayer d'obtenir;

∎ he goes after all the women il court après toutes les femmes;

∎ I'm going after that job je vais essayer d'obtenir cet emploi

➲ go against inseparable transitive verb

(a) (disregard) aller contre, aller à l'encontre de;

∎ she went against my advice elle n'a pas suivi mon conseil;

∎ I went against my mother's wishes je suis allé contre ou j'ai contrarié les désirs de ma mère

(b) (conflict with) contredire;

∎ that goes against what he told me c'est en contradiction avec ou ça contredit ce qu'il m'a dit;

∎ the decision went against public opinion la décision est allée à l'encontre de ou a heurté l'opinion publique;

∎ it goes against my principles c'est contre mes principes

(c) (be unfavourable to → of luck, situation) être contraire à; (→ of opinion) être défavorable à; (→ of behaviour, evidence) nuire à, être préjudiciable à;

∎ the verdict went against the defendant le verdict a été défavorable à l'accusé ou a été prononcé contre l'accusé;

∎ if luck should go against him si la chance lui était contraire;

∎ her divorce may go against her winning the election son divorce pourrait nuire à ses chances de gagner les élections

➲ go ahead intransitive verb

(a) (precede) passer devant;

∎ he went ahead of us il est parti avant nous;

∎ I let him go ahead of me in the queue je l'ai fait passer devant moi dans la queue

(b) (proceed) aller de l'avant;

∎ go ahead! tell me! vas-y! dis-le-moi!;

∎ the mayor allowed the demonstrations to go ahead le maire a permis aux manifestations d'avoir lieu;

∎ the move had gone ahead as planned le déménagement s'était déroulé comme prévu;

∎ to go ahead with sth démarrer qch;

∎ they're going ahead with the project after all ils ont finalement décidé de mener le projet à bien;

∎ he went ahead and did it (without hesitating) il l'a fait sans l'ombre d'une hésitation; (despite warnings) rien ne l'a arrêté

(c) (advance, progress) progresser, faire des progrès

➲ go along intransitive verb

(a) (move from one place to another) aller, avancer;

∎ go along and ask your mother va demander à ta mère;

∎ she went along with them to the fair elle les a accompagnés ou elle est allée avec eux à la foire;

∎ we can talk it over as we go along nous pouvons en discuter en chemin ou en cours de route;

∎ I just make it up as I go along j'invente au fur et à mesure

(b) (progress) se dérouler, se passer;

∎ things were going along nicely tout allait ou se passait bien

(c) (go to meeting, party etc) aller

➲ go along with inseparable transitive verb

(decision, order) accepter, s'incliner devant; (rule) observer, respecter;

∎ that's what they decided and I went along with it c'est la décision qu'ils ont prise et je l'ai acceptée;

∎ I go along with the committee on that point je suis d'accord avec ou je soutiens le comité sur ce point;

∎ I can't go along with you on that je ne suis pas d'accord avec vous là-dessus;

∎ he went along with his father's wishes il s'est conformé aux ou a respecté les désirs de son père

➲ go around intransitive verb

(a) (habitually) passer son temps à;

∎ he goes around mumbling to himself il passe son temps à radoter;

∎ she just goes around annoying everyone elle passe son temps à énerver tout le monde;

∎ he goes around in black leather il se promène toujours en ou il est toujours habillé en cuir noir

(b) (document, illness) circuler; (gossip, rumour) courir, circuler

(c) (be long enough for)

∎ will that belt go around your waist? est-ce que cette ceinture sera assez grande pour toi?

➲ go around with = go about with

➲ go at inseparable transitive verb

familiar (attack → food) attaquer, se jeter sur; (→ job, task) s'attaquer à; (→ person) attaquer;

∎ they were still going at it the next day ils y étaient encore le lendemain;

∎ she went at the cleaning with a will elle s'est attaquée au nettoyage avec ardeur

➲ go away intransitive verb

partir, s'en aller;

∎ go away! va-t'en!;

∎ I'm going away for a few days je pars pour quelques jours;

∎ she's gone away to think about it elle est partie réfléchir

➲ go back intransitive verb

(a) (return) revenir, retourner;

∎ she went back to bed elle est retournée au lit, elle s'est recouchée;

∎ to go back to sleep se rendormir;

∎ they went back home ils sont rentrés chez eux ou à la maison;

∎ I went back downstairs/upstairs je suis redescendu/remonté;

∎ to go back to work (continue task) se remettre au travail; (return to place of work) retourner travailler; (return to employment) reprendre le travail;

∎ to go back on one's steps rebrousser chemin, revenir sur ses pas;

∎ let's go back to chapter two revenons ou retournons au deuxième chapitre;

∎ we went back to the beginning nous avons recommencé;

∎ let's go back to why you said that revenons à la question de savoir pourquoi vous avez dit ça;

∎ the clocks go back one hour today on retarde les pendules d'une heure aujourd'hui

(b) (retreat) reculer;

∎ go back! recule!

(c) (revert) revenir;

∎ we went back to the old system nous sommes revenus à l'ancien système;

∎ he went back to his old habits il a repris ses anciennes habitudes;

∎ the conversation kept going back to the same subject la conversation revenait sans cesse sur le même sujet;

∎ men are going back to wearing their hair long les hommes reviennent aux cheveux longs ou se laissent à nouveau pousser les cheveux

(d) (in time) remonter;

∎ our records go back to 1850 nos archives remontent à 1850;

∎ this building goes back to the Revolution ce bâtiment date de ou remonte à la Révolution;

∎ familiar we go back a long way, Brad and me ça remonte à loin, Brad et moi

(e) (extend, reach) s'étendre;

∎ the garden goes back 150 metres le jardin s'étend sur 150 mètres

➲ go back on inseparable transitive verb

(fail to keep → agreement) rompre, violer; (→ promise) manquer à, revenir sur;

∎ they went back on their decision ils sont revenus sur leur décision;

∎ he won't go back on his word il ne manquera pas à sa parole

➲ go before

1 intransitive verb

(precede) passer devant; (happen before) précéder;

∎ that question has nothing to do with what went before cette question n'a rien à voir avec ce qui précède ou avec ce qui a été dit avant;

∎ the election was like nothing that had gone before l'élection ne ressemblait en rien aux précédentes;

∎ euphemism those who have gone before (the dead) ceux qui nous ont précédés

2 inseparable transitive verb

(a) (precede) précéder;

∎ we are indebted to those who have gone before us nous devons beaucoup à ceux qui nous ont précédés

(b) (appear before)

∎ your suggestion will go before the committee votre suggestion sera soumise au comité;

∎ to go before a judge/jury passer devant un juge/un jury;

∎ the matter went before the court l'affaire est allée devant les tribunaux

➲ go below intransitive verb

Nautical descendre dans l'entrepont

➲ go by

1 intransitive verb

(pass → car, person) passer; (→ time) passer, s'écouler;

∎ as the years go by avec les années, à mesure que les années passent;

∎ in days or in times or in years gone by autrefois, jadis;

∎ to let an opportunity go by laisser passer une occasion

2 inseparable transitive verb

(a) (act in accordance with, be guided by) suivre, se baser sur;

∎ don't go by the map ne vous fiez pas à la carte;

∎ I'll go by what the boss says je me baserai sur ce que dit le patron;

∎ he goes by the rules il suit le règlement

(b) (judge by) juger d'après;

∎ going by her accent, I'd say she's from New York si j'en juge d'après son accent, je dirais qu'elle vient de New York;

∎ you can't go by appearances on ne peut pas juger d'après ou sur les apparences

(c) (be known by)

∎ to go by a different/false name être connu sous un nom différent/un faux nom;

∎ the product goes by the name of "Bango" in France ce produit est vendu sous le nom de "Bango" en France

➲ go down

1 intransitive verb

(a) (descend, move to lower level) descendre;

∎ he went down on all fours or on his hands and knees il s'est mis à quatre pattes;

∎ going down! (in lift) on descend!, pour descendre!

(b) (proceed, travel) aller;

∎ we're going down to Tours/the country/the shop nous allons à Tours/à la campagne/au magasin

(c) (set → moon, sun) se coucher, tomber

(d) (sink → ship) couler, sombrer; (→ person) couler, disparaître (sous l'eau)

(e) (decrease, decline → level, price, quality) baisser; (→ amount, numbers) diminuer; (→ rate, temperature) baisser, s'abaisser; (→ fever) baisser, tomber; (→ tide) descendre;

∎ the dollar is going down in value le dollar perd de sa valeur, le dollar est en baisse;

∎ eggs are going down (in price) le prix des œufs baisse;

∎ my weight has gone down j'ai perdu du poids;

∎ he's gone down in my estimation il a baissé dans mon estime;

∎ the neighbourhood's really gone down since then le quartier ne s'est vraiment pas arrangé depuis;

∎ to have gone down in the world avoir connu des jours meilleurs

(f) (become less swollen → swelling) désenfler, dégonfler; (→ balloon, tyre) se dégonfler

(g) (food, medicine) descendre;

∎ this wine goes down very smoothly ce vin se laisse boire (comme du petit-lait)

(h) (produce specified reaction) être reçu;

∎ a cup of coffee would go down nicely une tasse de café serait la bienvenue;

∎ his speech went down badly/well son discours a été mal/bien reçu;

∎ how will the proposal go down with the students? comment les étudiants vont-ils prendre la proposition?;

∎ that kind of talk doesn't go down well with me je n'apprécie pas du tout ce genre de propos

(i) (lose) être battu;

∎ Mexico went down to Germany le Mexique s'est incliné devant l'Allemagne;

∎ Madrid went down to Milan by three points Milan a battu Madrid de trois points;

∎ I'm not going to go down without a fight je me battrai jusqu'à la fin

(j) (be relegated) descendre;

∎ our team has gone down to the second division notre équipe est descendue en deuxième division

(k) (be noted, recorded) être noté; (in writing) être pris ou couché par écrit;

∎ this day will go down in history ce jour restera une date historique;

∎ she will go down in history as a woman of great courage elle entrera dans l'histoire grâce à son grand courage

(l) (reach as far as) descendre, s'étendre;

∎ this path goes down to the beach ce sentier va ou descend à la plage

(m) (continue as far as) aller, continuer;

∎ go down to the end of the street allez ou continuez jusqu'en bas de la rue

(n) British University entrer dans la période des vacances

(o) Cards (in bridge) chuter

(p) Computing tomber en panne; (of computer network) planter;

∎ the computer's gone down l'ordinateur est en panne

(q) Music (lower pitch) descendre

(r) British familiar (be sent to prison)

∎ how long do you think he'll go down for? il écopera de combien, à ton avis?;

∎ he went down for three years il a écopé de trois ans

(s) American familiar (happen) se passer^□

2 inseparable transitive verb

(hill, stairs, ladder, street) descendre;

∎ my food went down the wrong way j'ai avalé de travers;

∎ Music the pianist went down an octave le pianiste a joué une octave plus bas ou a descendu d'une octave;

∎ British School to go down a class descendre d'une classe;

∎ figurative I don't want to go down that road je ne veux pas m'engager là-dedans

➲ go down on inseparable transitive verb

vulgar (fellate) sucer, tailler ou faire une pipe à; (perform cunnilingus on) sucer, brouter le cresson à

➲ go down with inseparable transitive verb

tomber malade de;

∎ he went down with pneumonia/the flu il a attrapé une pneumonie/la grippe

➲ go for inseparable transitive verb

(a) (fetch) aller chercher;

∎ he went for a doctor il est allé ou parti chercher un médecin

(b) (try to obtain) essayer d'obtenir, viser;

∎ she's going for his job elle va essayer d'obtenir son poste;

∎ familiar go for it! vas-y!;

∎ I'd go for it if I were you! à ta place, je n'hésiterais pas!;

∎ she was really going for it elle donnait vraiment son maximum

(c) (attack → physically) tomber sur, s'élancer sur; (→ verbally) s'en prendre à;

∎ dogs usually go for the throat en général, les chiens attaquent à la gorge;

∎ they went for each other (physically) ils se sont jetés l'un sur l'autre; (verbally) ils s'en sont pris l'un à l'autre;

∎ the newspapers really went for the senator les journaux s'en sont pris au sénateur sans retenue;

∎ go for him! (to dog) attaque!

(d) familiar (like) aimer^□, adorer^□ ;

∎ I don't really go for that idea l'idée ne me dit pas grand-chose;

∎ he really goes for her in a big way il est vraiment fou d'elle

(e) (choose, prefer) choisir, préférer

(f) (apply to, concern) concerner, s'appliquer à;

∎ what I said goes for both of you ce que j'ai dit vaut pour ou s'applique à vous deux;

∎ pollution is a real problem in Paris - that goes for Rome too la pollution pose un énorme problème à Paris - c'est la même chose à Rome;

∎ and the same goes for me et moi aussi

(g) (have as result) servir à;

∎ his twenty years of service went for nothing ses vingt ans de service n'ont servi à rien

(h) (be to the advantage of)

∎ she has a lot going for her elle a beaucoup d'atouts;

∎ that idea hasn't got much going for it frankly cette idée n'est franchement pas très convaincante

➲ go forth intransitive verb archaic or literary

(a) (leave) sortir;

∎ the army went forth into battle l'armée s'est mise en route pour la bataille;

∎ Bible go forth and multiply croissez et multipliez-vous

(b) (be pronounced) être prononcé; (be published) paraître;

∎ the command went forth that… il fut décrété que…

➲ go forward intransitive verb

(s')avancer;

∎ the clocks go forward tomorrow on avance les pendules demain;

∎ if this scheme goes forward… si ce projet est accepté…

➲ go in intransitive verb

(a) (enter) entrer, rentrer;

∎ it's cold - let's go in il fait froid - entrons;

∎ it's too big, it won't go in c'est trop grand, ça ne rentrera pas

(b) (disappear → moon, sun) se cacher

(c) Sport (in cricket) prendre son tour au guichet

(d) Military (attack) attaquer

➲ go in for inseparable transitive verb

(a) (engage in → activity, hobby, sport) pratiquer, faire; (→ occupation) se consacrer à; (→ politics) s'occuper de, faire;

∎ she went in for company law elle s'est lancée dans le droit commercial;

∎ he thought about going in for teaching il a pensé devenir enseignant

(b) familiar (be interested in) s'intéresser à^□ ; (like) aimer^□ ;

∎ I don't go in much for opera je n'aime pas trop l'opéra, l'opéra ne me dit rien;

∎ he goes in for special effects in a big way il est très branché effets spéciaux;

∎ we don't go in for that kind of film nous n'aimons pas ce genre de film;

∎ this publisher doesn't really go in for fiction cet éditeur ne fait pas tellement dans le roman

(c) familiar (use)

∎ they don't go in for injections so much nowadays ils ne sont pas tellement pour les piqûres de nos jours;

∎ why do scientists go in for all that jargon? pourquoi est-ce que les scientifiques utilisent tout ce jargon?

(d) (take part in → competition, race) prendre part à; (→ examination) se présenter à

(e) (apply for → job, position) poser sa candidature à, postuler

➲ go into inseparable transitive verb

(a) (enter → building, house) entrer dans; (→ activity, profession) entrer à ou dans; (→ politics, business) se lancer dans;

∎ she's gone into hospital elle est (r)entrée à l'hôpital;

∎ to go into the army (as profession) devenir militaire de carrière; (as conscript) partir au service;

∎ he went into medicine il a choisi la médecine

(b) (be invested → of effort, money, time)

∎ a lot of care had gone into making her feel at home on s'était donné beaucoup de peine pour la mettre à l'aise;

∎ two months of research went into our report nous avons mis ou investi deux mois de recherche dans notre rapport

(c) (embark on → action) commencer à; (→ explanation, speech) se lancer ou s'embarquer dans, (se mettre à) donner; (→ problem) aborder;

∎ I'll go into the problem of your taxes later j'aborderai le problème de vos impôts plus tard;

∎ the car went into a skid la voiture a commencé à déraper;

∎ to go into hysterics avoir une crise de nerfs;

∎ to go into fits of laughter être pris d'un fou rire

(d) (examine, investigate) examiner, étudier;

∎ you need to go into the question more deeply vous devez examiner le problème de plus près;

∎ the matter is being gone into l'affaire est à l'étude

(e) (explain in depth) entrer dans;

∎ the essay goes into the moral aspects of the question l'essai aborde les aspects moraux de la question;

∎ I won't go into details je ne vais pas entrer dans les détails;

∎ let's not go into that ne parlons pas de ça

(f) (begin to wear) se mettre à porter;

∎ to go into mourning prendre le deuil

(g) (hit, run into) entrer dans;

∎ a car went into him une voiture lui est rentrée dedans

(h) Computing (file, program) aller dans;

∎ to go into a file aller dans un fichier

➲ go off

1 intransitive verb

(a) (leave) partir, s'en aller;

∎ she went off to work elle est partie travailler;

∎ her husband has gone off and left her son mari l'a quittée;

∎ Theatre the actors went off les acteurs ont quitté la scène

(b) (stop operating → light, radio) s'éteindre; (→ heating) s'éteindre, s'arrêter; (→ pain) partir, s'arrêter;

∎ the electricity went off l'électricité a été coupée

(c) (become activated → bomb, firework) exploser; (→ gun) partir; (→ alarm, alarm clock) sonner;

∎ the grenade went off in her hand la grenade a explosé dans sa main;

∎ the gun didn't go off le coup n'est pas parti;

∎ figurative to go off into fits of laughter être pris d'un fou rire

(d) (have specified outcome) se passer;

∎ the interview went off badly/well l'entretien s'est mal/bien passé;

∎ her speech went off well son discours a été bien reçu

(e) (fall asleep) s'endormir

(f) British (deteriorate → food) s'avarier, se gâter; (→ milk) tourner; (→ butter) rancir; (→ athlete, sportsperson) perdre sa forme;

∎ the play goes off in the second half la pièce se gâte pendant la seconde partie

2 inseparable transitive verb

British familiar (stop liking) perdre le goût de^□ ;

∎ he's gone off classical music/smoking il n'aime plus la musique classique/fumer, la musique classique/fumer ne l'intéresse plus;

∎ I've gone off the idea cette idée ne me dit plus rien;

∎ she's gone off her boyfriend son copain ne l'intéresse plus;

∎ funny how you can go off people c'est drôle comme on se lasse des gens parfois

➲ go off with inseparable transitive verb

(a) (leave with) partir avec;

∎ he went off with the woman next door il est parti avec la voisine

(b) (make off with) partir avec;

∎ someone has gone off with his keys quelqu'un est parti avec ses clés;

∎ he went off with the jewels il s'est enfui avec les bijoux

➲ go on

1 intransitive verb

(a) (move, proceed) aller; (without stopping) poursuivre son chemin; (after stopping) repartir, se remettre en route;

∎ you go on, I'll catch up allez-y, je vous rattraperai (en chemin);

∎ they went on without us ils sont partis sans nous;

∎ after dinner they went on to Susan's house après le dîner, ils sont allés chez Susan;

∎ we went on home nous sommes rentrés

(b) (continue action) continuer;

∎ she went on (with her) reading elle a continué à ou de lire;

∎ the chairman went on speaking le président a continué son discours;

∎ "and that's not all", he went on "et ce n'est pas tout", a-t-il poursuivi;

∎ you can't go on being a student for ever! tu ne peux pas être étudiant toute ta vie!;

∎ go on looking! cherchez encore!;

∎ go on, ask her vas-y, demande-lui;

∎ familiar go on, be a devil vas-y, laisse-toi tenter!;

∎ go on, I'm listening continuez, je vous écoute;

∎ I can't go on like this! je ne peux plus continuer comme ça!;

∎ if he goes on like this, he'll get fired s'il continue comme ça, il va se faire renvoyer;

∎ their affair has been going on for years leur liaison dure depuis des années;

∎ the party went on into the small hours la soirée s'est prolongée jusqu'à très tôt le matin;

∎ life goes on la vie continue ou va son train;

∎ British familiar go on (with you)! allons, arrête de me faire marcher!;

∎ they have enough (work) to be going on with ils ont du pain sur la planche ou de quoi faire pour le moment;

∎ here's £25 to be going on with voilà 25 livres pour te dépanner

(c) (proceed to another action)

∎ he went on to explain why il a ensuite expliqué pourquoi;

∎ to go on to another question passer à une autre question;

∎ she went on to become a doctor elle est ensuite devenue médecin

(d) (be placed, fit) aller;

∎ the lid goes on this way le couvercle se met comme ça;

∎ I can't get the lid to go on je n'arrive pas à mettre le couvercle;

∎ the cap goes on the other end le bouchon se met ou va sur l'autre bout

(e) (happen, take place) se passer;

∎ what's going on here? qu'est-ce qui se passe ici?;

∎ there was a fight going on il y avait une bagarre;

∎ a lot of cheating goes on during the exams on triche beaucoup pendant les examens;

∎ several conversations were going on at once il y avait plusieurs conversations à la fois;

∎ while the war was going on pendant la guerre

(f) (elapse) passer, s'écouler;

∎ as the week went on au fur et à mesure que la semaine passait;

∎ as time goes on avec le temps, à mesure que le temps passe

(g) familiar (chatter, talk) parler^□, jacasser^□ ;

∎ she does go on! elle n'arrête pas de parler!, c'est un vrai moulin à paroles!;

∎ he goes on and on about politics il parle politique sans cesse;

∎ don't go on about it! ça va, on a compris!;

∎ I don't want to go on about it, but... je ne voudrais pas avoir l'air d'insister, mais...;

∎ what are you going on about now? qu'est-ce que vous racontez?

(h) familiar (act, behave) se conduire^□, se comporter^□ ;

∎ what a way to go on! en voilà des manières!

(i) (start operating → light, radio, television) s'allumer; (→ heating, motor, power) s'allumer, se mettre en marche

(j) Sport (player) prendre sa place, entrer en jeu

(k) Theatre (actor) entrer en scène

(l) (approach)

∎ he's going on for forty il va sur ses quarante ans

2 inseparable transitive verb

(a) (enter → boat, train) monter dans

(b) (embark on)

∎ to go on a journey/a holiday partir en voyage/en vacances;

∎ to go on a diet se mettre au régime

(c) (be guided by) se laisser guider par, se fonder ou se baser sur;

∎ the detective didn't have much to go on le détective n'avait pas grand-chose sur quoi s'appuyer ou qui puisse le guider;

∎ she goes a lot on instinct elle se fie beaucoup à ou se fonde beaucoup sur son instinct

(d) (approach)

∎ he's going on forty-five il va sur ses quarante-cinq ans;

∎ humorous she's fifteen going on forty-five (wise) elle a quinze ans mais elle est déjà très mûre; (old beyond her years) elle a quinze ans mais elle est vieille avant l'âge

(e) British familiar (usu neg) (appreciate, like) aimer^□ ;

∎ I don't go much on abstract art l'art abstrait ne me dit pas grand-chose

➲ go on at inseparable transitive verb

familiar (criticize) critiquer^□ ; (nag) s'en prendre à^□ ;

∎ the boss went on and on at her at the meeting le patron n'a pas cessé de s'en prendre à elle pendant la réunion;

∎ he's always going on at his wife about money il est toujours sur le dos de sa femme avec les questions d'argent;

∎ I went on at my mother to go and see the doctor j'ai embêté ma mère pour qu'elle aille voir le médecin;

∎ don't go on at me! laisse-moi tranquille!

➲ go out intransitive verb

(a) (leave) sortir;

∎ my parents made us go out of the room mes parents nous ont fait sortir de la pièce ou quitter la pièce;

∎ to go out for a meal aller au restaurant;

∎ to go out to dinner sortir dîner;

∎ to go out for a walk aller se promener, aller faire une promenade;

∎ she's gone out to get a paper elle est sortie (pour) acheter un journal;

∎ they went out to the country ils sont allés ou ils ont fait une sortie à la campagne;

∎ she goes out to work elle travaille en dehors de la maison ou hors de chez elle;

∎ he went out of her life il est sorti de sa vie;

∎ she was dressed to go out (ready to leave) elle était prête à sortir; (dressed up) elle était très habillée

(b) (travel) partir; (emigrate) émigrer;

∎ they went out to Africa (travelled) ils sont partis en Afrique; (emigrated) ils sont partis vivre ou ils ont émigré en Afrique

(c) (date) sortir;

∎ to go out with sb sortir avec qn;

∎ we've been going out together for a month ça fait un mois que nous sortons ensemble

(d) (fire, light) s'éteindre

(e) (disappear) disparaître;

∎ the joy went out of her eyes la joie a disparu de son regard;

∎ the spring went out of his step il a perdu sa démarche légère;

∎ all the heart went out of her elle a perdu courage

(f) (cease to be fashionable) passer de mode, se démoder;

∎ to go out of style/fashion ne plus être le bon style/à la mode;

∎ familiar that hairstyle went out with the ark cette coiffure remonte au déluge

(g) (tide) descendre, se retirer;

∎ the tide has gone out la marée est descendue, la mer s'est retirée;

∎ the tide goes out 6 kilometres la mer se retire sur 6 kilomètres

(h) figurative (set out)

∎ I went out to see for myself j'ai décidé de voir par moi-même;

∎ we have to go out and do something about this il faut que nous prenions des mesures ou que nous fassions quelque chose

(i) (be sent → letter) être envoyé; (be published → brochure, pamphlet) être distribué; (be broadcast → radio or television programme) être diffusé

(j) (feelings, sympathies) aller;

∎ our thoughts go out to all those who suffer nos pensées vont vers tous ceux qui souffrent;

∎ my heart goes out to her je suis de tout cœur avec elle dans son chagrin

(k) Sport (be eliminated) être éliminé;

∎ Agassi went out to Henman Agassi s'est fait sortir par Henman

(l) Cards terminer

(m) familiar (idiom)

∎ she went all out to help us elle a fait tout son possible pour nous aider^□

➲ go over

1 intransitive verb

(a) (move overhead) passer;

∎ I just saw a plane go over je viens de voir passer un avion

(b) (move in particular direction) aller; (cross) traverser;

∎ I went over to see her je suis allé la voir;

∎ they went over to talk to her ils sont allés lui parler;

∎ to go over to Europe aller en Europe

(c) (turn upside down) se retourner; (capsize → boat) chavirer, capoter

(d) (change, switch) changer;

∎ I've gone over to another brand of washing powder je viens de changer de marque de lessive;

∎ when will we go over to the metric system? quand est-ce qu'on va passer au système métrique?

(e) (change allegiance) passer, se joindre;

∎ he's gone over to the Socialists il est passé dans le camp des socialistes;

∎ she went over to the enemy elle est passée à l'ennemi

(f) (be received) passer;

∎ the speech went over badly/well le discours a mal/bien passé

2 inseparable transitive verb

(a) (move, travel over) passer par-dessus;

∎ the horse went over the fence le cheval a sauté (par-dessus) la barrière;

∎ we went over a bump on a pris une bosse

(b) (examine → argument, problem) examiner, considérer; (→ accounts, report) examiner, vérifier;

∎ would you go over my report? voulez-vous regarder mon rapport?

(c) (repeat) répéter; (review → notes, speech) réviser, revoir; (→ facts) récapituler, revoir; School réviser;

∎ she went over the interview in her mind elle a repassé l'entretien dans son esprit;

∎ I kept going over everything leading up to the accident je continuais de repenser à tous les détails qui avaient conduit à l'accident;

∎ let's go over it again reprenons, récapitulons;

∎ he goes over and over the same stories il rabâche les mêmes histoires

(d) (rehearse) refaire; (bars of music) rejouer; (sing) rechanter

(e) Television & Radio

∎ let's go over now to our Birmingham studios passons l'antenne à notre studio de Birmingham;

∎ we're going over live now to Paris nous allons maintenant à Paris où nous sommes en direct

➲ go past inseparable transitive verb

(move in front of) passer devant; (move beyond) dépasser

➲ go round

1 intransitive verb

(a) (be enough)

∎ is there enough cake to go round? est-ce qu'il y a assez de gâteau pour tout le monde?;

∎ to make the food go round ménager la nourriture

(b) (visit) aller;

∎ we went round to his house nous sommes allés chez lui;

∎ I'm going round there later on j'y vais plus tard

(c) (circulate → rumour) circuler, courir; (→ bottle, cold, flu) circuler

(d) (be continuously present → idea, tune)

∎ that song keeps going round in my head j'ai cette chanson dans la tête

(e) (spin → wheel) tourner;

∎ figurative my head's going round j'ai la tête qui tourne

(f) (make a detour) faire un détour;

∎ to go round the long way faire un long détour

2 inseparable transitive verb

(tour → museum) faire le tour de;

∎ I hate going round the shops j'ai horreur de faire les boutiques

➲ go through

1 inseparable transitive verb

(a) (crowd, tunnel) traverser;

∎ figurative a shiver went through her un frisson l'a parcourue ou traversée

(b) (endure, experience) subir, souffrir;

∎ he's going through hell c'est l'enfer pour lui;

∎ we all have to go through it sometime on doit tous y passer un jour ou l'autre;

∎ I can't face going through all that again je ne supporterais pas de passer par là une deuxième fois;

∎ after everything she's gone through après tout ce qu'elle a subi ou enduré;

∎ we've gone through a lot together nous avons vécu beaucoup de choses ensemble

(c) (consume, use up → supplies) épuiser; (→ money) dépenser; (→ food) consommer; (wear out) user;

∎ she goes through a pair of tights a week elle use une paire de collants par semaine;

∎ I've gone through the toes of my socks j'ai usé ou troué mes chaussettes au bout;

∎ humorous how many assistants has he gone through now? combien d'assistants a-t-il déjà eus?;

∎ his novel has gone through six editions il y a déjà eu six éditions de son roman

(d) (examine → accounts, document) examiner, vérifier; (→ list, proposal) éplucher; (→ mail) dépouiller; (→ drawer, pockets) fouiller (dans); (→ files) chercher dans; (sort) trier;

∎ we went through the contract together nous avons regardé ou examiné le contrat ensemble;

∎ did customs go through your suitcase? est-ce qu'ils ont fouillé votre valise à la douane?;

∎ he went through her pockets il a fouillé ses poches

(e) (of bill, law) être voté;

∎ the bill went through Parliament last week le projet de loi a été voté la semaine dernière au Parlement

(f) (carry out, perform → movement, work) faire; (→ formalities) remplir, accomplir;

∎ Music let's go through the introduction again reprenons l'introduction;

∎ we had to go through the whole business of applying for a visa nous avons dû nous farcir toutes les démarches pour obtenir un visa

(g) (participate in → course of study) étudier; (→ ceremony) participer à

(h) (practise → lesson, poem) réciter; (→ role, scene) répéter;

∎ let's go through it again from the beginning reprenons dès le début

2 intransitive verb

(a) (travel through, penetrate) passer, traverser

(b) (offer, proposal) être accepté; (business deal) être conclu, se faire; (bill, law) passer, être voté; (divorce) être prononcé;

∎ the adoption finally went through l'adoption s'est faite finalement

➲ go through with inseparable transitive verb

∎ to go through with sth aller jusqu'au bout de qch, exécuter qch;

∎ he'll never go through with it il n'ira jamais jusqu'au bout;

∎ they went through with their threat ils ont exécuté leur menace

➲ go together intransitive verb

(a) (colours, flavours) aller bien ensemble; (characteristics, ideas) aller de pair;

∎ the two things often go together les deux choses vont souvent de pair

(b) American (people) sortir ensemble

➲ go towards inseparable transitive verb

(a) (move towards) aller vers

(b) (effort, money) être consacré à;

∎ all her energy went towards fighting illiteracy elle a dépensé toute son énergie à combattre l'analphabétisme

➲ go under

1 intransitive verb

(a) (go down → ship) couler, sombrer; (→ person) couler, disparaître (sous l'eau)

(b) figurative (fail → business) couler, faire faillite; (→ project) couler, échouer; (→ person) échouer, sombrer

(c) (under anaesthetic) s'endormir

2 inseparable transitive verb

(a) (move, travel underneath) passer par-dessous

(b) (be known)

∎ to go under a false/different name utiliser ou prendre un faux nom/un nom différent;

∎ a glue that goes under the name of Stikit une colle qui s'appelle Stikit

➲ go up

1 intransitive verb

(a) (ascend, climb → person) monter, aller en haut; (→ lift) monter;

∎ to go up to town aller en ville;

∎ I'm going up to bed je monte me coucher;

∎ have you ever gone up in an aeroplane? êtes-vous déjà monté en avion?;

∎ going up! (in lift) on monte!;

∎ to go up in the world faire son chemin

(b) (increase → amount, numbers) augmenter, croître; (→ price) monter, augmenter; (→ temperature) monter, s'élever;

∎ rents are going up les loyers sont en hausse;

∎ meat is going up (in price) (le prix de) la viande augmente;

∎ to go up in sb's estimation monter dans l'estime de qn

(c) (sudden noise) s'élever;

∎ a shout went up un cri s'éleva

(d) (appear → notices, posters) apparaître; (be built) être construit;

∎ new buildings are going up all over town de nouveaux immeubles surgissent dans toute la ville

(e) (explode, be destroyed) sauter, exploser

(f) Music (raise pitch) monter

(g) Theatre (curtain) se lever;

∎ before the curtain goes up avant le lever du rideau

(h) British University entrer à l'université;

∎ she went up to Oxford in 1950 elle est entrée à Oxford en 1950

(i) American familiar (be sent to prison)

∎ he went up for murder il a fait de la taule pour meurtre

(j) Sport (be promoted)

∎ they look set to go up to the First Division ils ont l'air prêts à entrer en première division

2 inseparable transitive verb

monter;

∎ to go up a hill/ladder monter une colline/sur une échelle;

∎ Music the pianist went up an octave le pianiste a monté d'une octave;

∎ British School to go up a class monter d'une classe

➲ go up to inseparable transitive verb

(a) (approach)

∎ to go up to sb/sth se diriger vers qn/qch;

∎ the path goes up to the front door le chemin mène à la porte d'entrée

(b) (go as far as)

∎ the book only goes up to the end of the war le livre ne va que jusqu'à la fin de la guerre;

∎ I will go up to £100 je veux bien aller jusqu'à 100 livres

➲ go with inseparable transitive verb

(a) (accompany, escort) accompagner, aller avec;

∎ figurative to go with the crowd suivre la foule ou le mouvement;

∎ you have to go with the times il faut vivre avec son temps

(b) (be compatible → colours, flavours) aller avec;

∎ that hat doesn't go with your suit ce chapeau ne va pas avec ton ensemble;

∎ a white Burgundy goes well with snails le bourgogne blanc se marie bien ou va bien avec les escargots

(c) (be part of) aller avec;

∎ the flat goes with the job l'appartement va avec le poste;

∎ the sense of satisfaction that goes with having done a good job le sentiment de satisfaction qu'apporte le travail bien fait;

∎ mathematical ability usually goes with skill at chess des capacités en mathématiques vont souvent de pair avec un don pour les échecs

(d) familiar (spend time with) sortir avec^□ ;

∎ euphemism he's been going with other women (having sex) il a été avec d'autres femmes

➲ go without

1 inseparable transitive verb

se passer de, se priver de;

∎ he went without sleep or without sleeping for two days il n'a pas dormi pendant deux jours

2 intransitive verb

s'en passer;

∎ we'll just have to go without il faudra s'en passer, c'est tout

ⓘ Do not pass go, (do not collect £200/$200) Au Monopoly les joueurs tirent parfois une carte qui les envoie sur la case "prison". Sur cette carte sont inscrits les mots do not pass go, do not collect £200 (ou bien do not collect $200 s'il s'agit de la version américaine). Cette phrase, dont la version française est "ne passez pas par la case départ, ne recevez pas 20 000 francs", est utilisée de façon allusive et sur le mode humoristique dans différents contextes: on dira par exemple you do that again and you're going straight to jail, Bill. Do not pass go, do not collect $200 ("refais ça, Bill, et je t'assure que tu iras droit en prison). On peut également utiliser cette expression lorsque quelqu'un essaie de mener un projet à bien mais rencontre des obstacles: the country is trying hard to get back on its feet but because of the civil war it has not even been allowed to pass go, let alone collect £200 ("le pays fait de son mieux pour se rétablir mais la guerre civile n'arrange rien, bien au contraire").

ⓘ Go ahead, make my day C'est la formule prononcée par l'inspecteur Harry Callahan (incarné par Clint Eastwood) dans le film Sudden Impact (1983) lorsqu'il se trouve confronté à un gangster. Il s'agit d'une façon d'encourager le bandit à se servir de son arme afin de pouvoir l'abattre en état de légitime défense: "allez, vas-y, fais-moi plaisir". On utilise cette formule par allusion au film et en réaction à une personne qui vient de proférer des menaces. Ainsi, le président Reagan s'en servit en s'adressant à des travailleurs qui menaçaient de se mettre en grève.

Un panorama unique de l'anglais et du français > go
17 matter

1. noun
1) (affair) Angelegenheit, die

matters — die Dinge

money matters — Geldangelegenheiten od. -fragen

raise an important matter — einen wichtigen Punkt ansprechen

that's another or a different matter altogether or quite another matter — das ist etwas ganz anderes

and to make matters worse... — und was die Sache noch schlimmer macht/machte,...

2) (cause, occasion)

a/no matter for or of... — ein/kein Grund od. Anlass zu...

it's a matter of complete indifference to me — es ist mir völlig gleichgültig

3) (topic) Thema, das; Gegenstand, der

matter on the agenda — Punkt der Tagesordnung

4)

a matter of... — (something that amounts to) eine Frage (+ Gen.)...; eine Sache von...

it's a matter of taste/habit — das ist Geschmack- / Gewohnheitssache

[only] a matter of time — [nur noch] eine Frage der Zeit

it's just a matter of working harder — man muss sich ganz einfach [bei der Arbeit] mehr anstrengen

in a matter of minutes — in wenigen Minuten

Do you know him? - Yes, as a matter of fact, I do — Kennst du ihn? - Ja, ich kenne ihn tatsächlich

5)

what's the matter? — was ist [los]?

is something the matter? — stimmt irgendetwas nicht?; ist [irgend]was (ugs.) ?

6)

for that matter — eigentlich

7)

no matter! — [das] macht nichts!

no matter how/who/what/why — etc. ganz gleich od. egal (ugs.), wie/wer/was/warum usw.

8) (material, as opposed to mind, spirit, etc.) Materie, die

[in]organic/solid/vegetable matter — [an]organische/feste/pflanzliche Stoffe
2. intransitive verb
etwas ausmachen

what does it matter? — was macht das schon?; was macht's? (ugs.)

what matters is that... — worum es geht, ist...

not matter a damn — vollkommen egal sein

doesn't matter — [das] macht nichts (ugs.)

it doesn't matter how/when — etc. es ist einerlei, wie/wann usw.

does it matter to you if...? — macht es dir etwas aus, wenn...?

the things which matter in life — [das,] worauf es im Leben ankommt

* * *
['mætə] 1. noun
1) (solids, liquids and/or gases in any form, from which everything physical is made: The entire universe is made up of different kinds of matter.) die Materie

2) (a subject or topic (of discussion etc): a private matter; money matters.) die Angelegenheit

3) (pus: The wound was infected and full of matter.) der Eiter
2. verb
(to be important: That car matters a great deal to him; It doesn't matter.) bedeuten

- academic.ru/45646/matter-of-fact">matter-of-fact
- be the matter
- a matter of course
- a matter of opinion
- no matter
- no matter who
- what
- where
* * *

mat·ter

[ˈmætəʳ, AM -t̬ɚ]

I. n

1. no pl (material) Materie f; SCI [Grund-]Stoff m, Substanz f

organic \matter organische Stoffe pl

printed \matter Gedrucktes nt, Drucksache[n] f[pl]

reading \matter Lesestoff m

vegetable \matter pflanzliche Stoffe pl

waste \matter MED Schlacken pl

\matter in suspension Schwebstoffe pl

\matter constant TECH Materialkonstante f

2. (affair) Angelegenheit f, Sache f

that's a different \matter das ist eine andere Sache

it's a \matter of complete indifference to me das ist mir völlig egal

this is a \matter for the police das sollte man der Polizei übergeben

the \matter in [or AM at] hand die Angelegenheit [o Sache], um die es geht

to get to the heart of the \matter zum Kern der Sache vordringen

the truth [or fact] of the \matter is... in Wirklichkeit...

a \matter of urgency etwas Dringendes

to be no easy \matter doing sth nicht einfach sein, etw zu tun

family \matters Familienangelegenheiten pl

financial \matters pl Geldangelegenheiten pl, Geldsachen pl

money \matters pl Geldangelegenheiten pl

a personal \matter eine persönliche Angelegenheit [o Sache]

in the \matter of... was... angeht

the British are given pre-eminence in the \matter of tea was Tee angeht, da haben die Briten die Nase vorn

3. no pl (question) Frage f

it's simply a \matter of following the recipe/learning the rules man muss einfach nur das Rezept befolgen/die Regeln erlernen

as a \matter of course selbstverständlich

a \matter of fact eine Tatsache

as a \matter of fact (by the way) übrigens, im Übrigen; (expressing agreement or disagreement) in der Tat

have you got his address? — as a \matter of fact, I have hast du seine Adresse? — ja, die hab ich tatsächlich

I suppose you're leaving soon? — no, as a \matter of fact, I'll be staying for another two weeks ich nehme an, Sie reisen bald ab? — keineswegs, in der Tat habe ich vor, noch zwei Wochen zu bleiben

a \matter of form eine Formsache

as a \matter of interest aus Interesse, interessehalber

just as a \matter of interest, how much did you pay for it? ich frage nur aus Interesse, aber wie viel hast du dafür bezahlt?

it's a \matter of life and [or or] death es geht um Leben und Tod

that's a \matter of opinion das ist Ansichtssache

a \matter of principle eine Frage des Prinzips

a \matter of record eine Tatsache

it's a \matter of record that... es ist allgemein bekannt, dass...

a \matter of taste eine Geschmacksfrage

a \matter of time eine Frage der Zeit

4. no pl (topic) Thema nt

the subject \matter of the book das Thema des Buches

it's no laughing \matter das ist nicht zum Lachen

that's another \matter das ist etwas anderes

that's another \matter altogether [or quite another \matter] das ist [wieder] etwas völlig [o ganz] anderes

to let the \matter drop etwas auf sich beruhen lassen; (in a conversation) das Thema fallenlassen

5. (problem)

is anything the \matter? stimmt etwas nicht?

there's nothing the \matter es ist alles in Ordnung

what's the \matter with you? was ist los mit dir?

what's the \matter with asking for a pay rise? was ist so schlimm daran, um eine Gehaltserhöhung zu bitten?

no \matter das macht nichts, [das ist] kein Problem

no \matter, I'll go myself kein Problem, ich gehe selbst

no \matter what was auch [immer] passiert

we've got to get to the airport on time, no \matter what wir müssen pünktlich zum Flughafen kommen, egal wie

no \matter what/when/who... ganz gleich [o egal], was/wann/wer...

no \matter what you say, I won't leave him was du auch sagst, ich werde ihn nicht verlassen

to pretend that nothing is the \matter so tun, als ob nichts wäre

6.

▪ \matters pl (state of affairs) die Situation [o Lage]

that's how \matters stand at the moment so sieht es im Moment aus

\matters came to a head with her resignation mit ihrem Rücktritt spitzte sich die Lage dann noch zu

to help \matters/make \matters worse die Lage verbessern/verschlimmern

to make \matters worse, it then started to rain heavily zu allem Überfluss fing es auch noch an, in Strömen zu regnen

to take \matters into one's own hands die Dinge selbst in die Hand nehmen

7. no pl (amount)

in a \matter of seconds he was by her side es dauerte nur Sekunden bis er bei ihr war

it was all over in a \matter of minutes nach wenigen Minuten war alles vorbei

it's only a \matter of a few dollars es geht nur um ein paar Dollars

and then there's the little \matter of the 80 euros you owe me und dann ist da noch die Kleinigkeit von 80 Euro, die du mir schuldest

8. LAW

\matter of fact Tatfrage f

\matter of law Rechtsfrage f

9. TYPO Satzspiegel m fachspr

10.

▶ not to mince \matter kein Blatt vor den Mund nehmen

▶ for that \matter eigentlich

I don't like him, nor does Ann, for that \matter ich mag ihn nicht, und Ann mag ihn im Grunde auch nicht

▶ what \matter? ( dated) was macht das schon?

II. vi

1. (be of importance) von Bedeutung sein

to him, animals \matter more than human beings ihm sind Tiere wichtiger als Menschen

what \matters now is that... worauf es jetzt ankommt, ist, dass...

that's the only thing that \matters das ist das Einzige, was zählt

it really \matters to me das bedeutet mir wirklich etwas, das ist wirklich wichtig für mich

▪ it \matters that... es macht etwas aus, dass...

▪ it doesn't \matter das ist nicht wichtig

I've spilt something on the carpet — it doesn't \matter ich habe etwas auf dem Teppich verschüttet — das macht nichts

would you rather go on Wednesday or Thursday — it doesn't \matter möchten Sie lieber am Mittwoch oder am Donnerstag fahren — das ist mir egal

it doesn't \matter what the guests wear es spielt keine Rolle, wie die Gäste angezogen sind

it didn't \matter anything to them es war ihnen völlig egal

▪ it doesn't \matter if/that... es macht nichts [o fam ist egal], wenn/dass...

it doesn't \matter how long your hair is as long as it's tidy es spielt keine Rolle, wie lang deine Haare sind, solange sie gepflegt sind

people who \matter Leute von Einfluss

2. ( rare) wound eitern

* * *
['mtə(r)]
1. n

1) (= substance, not mind) die Materie

organic/inorganic matter — organische/anorganische Stoffe pl

2) (particular kind) Stoff m

advertising matter — Reklame f, Werbung f

printed matter — Büchersendung f

colouring matter — Farbstoff(e) m(pl)

vegetable matter — pflanzliche Stoffe pl

3) (MED: pus) Eiter m

4) (TYP) (= copy) Manuskript nt; (= type set up) Satz m

5) (= content) Inhalt m

the main matter of his speech was... — (der) Hauptgegenstand seiner Rede war...

6) (= question, affair) Sache f, Angelegenheit f; (= topic) Thema nt, Stoff m

can I talk to you on a matter of great urgency? — kann ich Sie in einer äußerst dringenden Angelegenheit sprechen?

this is a matter I know little about — darüber weiß ich wenig

in the matter of... — was... (+acc) anbelangt, hinsichtlich... (+gen)

in the matter of clothes etc — in puncto Kleidung etc

there's the matter of my expenses —

it's no great matter — das macht nichts, das ist nicht so wichtig

that's quite another matter — das ist etwas (ganz) anderes

that's another matter altogether, that's a very different matter — das ist etwas völlig anderes

it will be no easy matter (to)... — es wird nicht einfach sein, zu...

it's a serious matter — das ist eine ernste Angelegenheit, die Sache ist ernst

the matter is closed — die Sache or der Fall ist erledigt

7) pl Angelegenheiten pl

business matters — geschäftliche Angelegenheiten or Dinge pl, Geschäftliche(s) nt

as matters stand — wie die Dinge liegen

to make matters worse — zu allem Unglück (noch)

8)

for that matter — eigentlich

I haven't seen him for weeks, nor for that matter has anybody else —

he wants to complain about it and for that matter, so do I — er will sich darüber beschweren und ich eigentlich auch

9)

a matter of — eine Frage (+gen), eine Sache von

it's a matter of form/time — das ist eine Formsache/Zeitfrage or Frage der Zeit

it's a matter of taste/opinion — das ist Geschmacks-/Ansichtssache

it's a matter of adjusting this part exactly — es geht darum, dieses Teil genau einzustellen

it will be a matter of a few weeks — es wird ein paar Wochen dauern

it's a matter of 10 miles from... —

it's a matter of a couple of hours — das ist eine Sache von ein paar Stunden

if it's just a matter of another 10 minutes, then I'll wait — wenn es sich nur noch um 10 Minuten handelt, dann warte ich solange

in a matter of minutes — innerhalb von Minuten

it's a matter of great concern to us — die Sache ist für uns von großer Bedeutung

it's not just a matter of increasing the money supply — es ist nicht damit getan, die Geldzufuhr zu erhöhen

it's just a matter of trying harder — man muss sich ganz einfach etwas mehr anstrengen

as a matter of course — selbstverständlich

it's a matter of course with us — für uns ist das eine Selbstverständlichkeit

you should always take your passport with you as a matter of course — es sollte für Sie eine Selbstverständlichkeit sein, stets Ihren Pass bei sich zu haben

earthquakes happen as a matter of course in that part of the world — Erdbeben sind in der Gegend an der Tagesordnung

10)

no matter! — macht nichts

I've decided to leave tomorrow, no matter what — ich gehe morgen, egal was passiert

no matter how/what/when/where etc... — egal, wie/was/wann/wo etc...

no matter how you do it — wie du es auch machst, egal, wie du es machst

no matter how hot it was — auch or selbst bei der größten Hitze

no matter how hard he tried — so sehr er sich auch anstrengte

11)

sth is the matter with sb/sth — etw ist mit jdm/etw los; (ill) etw fehlt jdm

what's the matter? — was ist (denn) los?, was ist (denn)?

what's the matter with you this morning? – nothing's the matter — was hast du denn heute Morgen? – gar nichts

what's the matter with having a little fun? — was ist denn schon dabei, wenn man ein bisschen Spaß hat?

something's the matter with the lights — mit dem Licht ist irgendetwas nicht in Ordnung

as if nothing was the matter — als ob nichts (los) wäre

2. vi

it doesn't matter — (es or das) macht nichts, ist schon gut

what does it matter? — was macht das schon?

I forgot it, does it matter? – yes, it does matter —

does it matter to you if I go? — macht es dir etwas aus, wenn ich gehe?

doesn't it matter to you at all if I leave you? — macht es dir denn gar nichts aus, wenn ich dich verlasse?

why should it matter to me? — warum sollte mir das etwas ausmachen?

why should it matter to me if people are starving? — was geht es mich an, wenn Menschen verhungern?

it doesn't matter to me what you do — es ist mir (ganz) egal, was du machst

some things matter more than others — es ist aber nicht alles gleich wichtig

the things which matter in life — was im Leben wichtig ist or zählt

poverty matters — Armut geht jeden etwas an

* * *

matter [ˈmætə(r)]

A s

1. Materie f ( auch PHIL, PHYS), Material n, Substanz f, Stoff m:

organic matter organische Substanz;

gaseous matter gasförmiger Körper; → foreign 3

2. a) PHYSIOL Substanz f: → gray matter

b) MED Eiter m

3. Sache f ( auch JUR), Angelegenheit f:

this is a serious matter;

this is an entirely different matter das ist etwas ganz anderes;

the matter in ( oder at) hand die vorliegende Angelegenheit;

a matter of convention eine Frage des Anstandes;

a matter of course eine Selbstverständlichkeit;

as a matter of course selbstverständlich, natürlich;

a matter of discretion eine Ermessensfrage;

a matter of fact

a) eine Tatsache,

b) JUR bes US eine (strittige) Tatfrage;

as a matter of fact tatsächlich, eigentlich, ehrlich gesagt;

a matter of form eine Formsache;

as a matter of form der Form halber;

matter in issue JUR Streitgegenstand m, Streitsache f;

it is a matter of life and death es geht um Leben und Tod;

as a matter of principle grundsätzlich, prinzipiell;

it is a matter of finishing in time es geht darum, rechtzeitig fertig zu werden;

a matter of taste (eine) Geschmackssache;

a matter of time eine Frage der Zeit, eine Zeitfrage;

for that matter eigentlich;

in the matter of

a) hinsichtlich (gen),

b) JUR in Sachen (A. gegen B.); → conscience Bes Redew, fact 1, laughing B 2, opinion 1

4. pl (ohne Artikel) die Sache, die Dinge pl:

make matters worse

a) die Sache schlimmer machen,

b) (Redew) was die Sache noch schlimmer macht;

carry matters too far es zu weit treiben;

as matters stand wie die Dinge liegen, nach Lage der Dinge;

matters were in a mess es war eine verfahrene Geschichte

5. the matter die Schwierigkeit:

what’s the matter? was ist los?, wo fehlts?;

what’s the matter with it (with him)? was ist (los) damit (mit ihm)?;

what’s the matter with having the occasional glass of wine? was ist (schon) dabei, wenn man ab und zu ein Glas Wein trinkt?;

what’s the matter now? was ist denn jetzt schon wieder los?;

there’s nothing the matter nichts ist los;

no matter! es hat nichts zu sagen!, nichts von Bedeutung!;

it’s no matter whether … es spielt keine Rolle, ob …;

no matter what he says was er auch sagt; ganz egal, was er sagt;

no matter who … gleichgültig oder ganz egal, wer …;

it made no matter to him that … es machte ihm nichts aus, dass …

6. (mit verblasster Bedeutung) Sache f:

it’s a matter of £5 es kostet 5 Pfund;

in a matter of weeks in ein paar Wochen;

a matter of three weeks ungefähr drei Wochen;

it is only a matter of minutes till … es kann nur ein paar Minuten dauern, bis …;

it was a matter of 5 minutes es dauerte nur 5 Minuten;

in a matter of minutes in Minutenschnelle;

in a matter of seconds in Sekundenschnelle;

it’s a matter of common knowledge es ist allgemein bekannt

7. Anlass m, Veranlassung f ( beide:

for zu):

a matter for reflection etwas zum Nachdenken

8. (Ggs äußere Form)

a) Stoff m, Thema n, (behandelter) Gegenstand, Inhalt m (eines Buches etc)

b) (innerer) Gehalt, Substanz f:

strong in matter but weak in style inhaltlich stark, aber stilistisch schwach;

matter and manner Gehalt und Gestalt

9. Literaturgeschichte: Sagenstoff m, -kreis m:

matter of France matière de France (um Karl den Großen);

matter of Britain Bretonischer Sagenkreis (um König Arthur)

10. Material n, Stoff m, Unterlagen pl ( alle:

for für, zu):

matter for a biography

11. Logik: Inhalt m (eines Satzes)

12. Postsache f: → print A 3

13. TYPO

a) Manuskript n

b) (Schrift)Satz m: → dead A 23, live² A 13

B v/i

1. von Bedeutung sein (to für), darauf ankommen ( to sb jemandem):

it doesn’t matter es macht nichts (aus), es tut nichts;

it didn’t matter to them es machte ihnen nichts aus;

it hardly matters to me es macht mir nicht viel aus;

it little matters es spielt kaum eine Rolle, es ist ziemlich einerlei

2. MED eitern

* * *
1. noun
1) (affair) Angelegenheit, die

matters — die Dinge

money matters — Geldangelegenheiten od. -fragen

raise an important matter — einen wichtigen Punkt ansprechen

that's another or a different matter altogether or quite another matter — das ist etwas ganz anderes

and to make matters worse... — und was die Sache noch schlimmer macht/machte,...

2) (cause, occasion)

a/no matter for or of... — ein/kein Grund od. Anlass zu...

it's a matter of complete indifference to me — es ist mir völlig gleichgültig

3) (topic) Thema, das; Gegenstand, der

matter on the agenda — Punkt der Tagesordnung

4)

a matter of... — (something that amounts to) eine Frage (+ Gen.)...; eine Sache von...

it's a matter of taste/habit — das ist Geschmack- / Gewohnheitssache

[only] a matter of time — [nur noch] eine Frage der Zeit

it's just a matter of working harder — man muss sich ganz einfach [bei der Arbeit] mehr anstrengen

in a matter of minutes — in wenigen Minuten

Do you know him? - Yes, as a matter of fact, I do — Kennst du ihn? - Ja, ich kenne ihn tatsächlich

5)

what's the matter? — was ist [los]?

is something the matter? — stimmt irgendetwas nicht?; ist [irgend]was (ugs.) ?

6)

for that matter — eigentlich

7)

no matter! — [das] macht nichts!

no matter how/who/what/why — etc. ganz gleich od. egal (ugs.), wie/wer/was/warum usw.

8) (material, as opposed to mind, spirit, etc.) Materie, die

[in]organic/solid/vegetable matter — [an]organische/feste/pflanzliche Stoffe
2. intransitive verb
etwas ausmachen

what does it matter? — was macht das schon?; was macht's? (ugs.)

what matters is that... — worum es geht, ist...

not matter a damn — vollkommen egal sein

doesn't matter — [das] macht nichts (ugs.)

it doesn't matter how/when — etc. es ist einerlei, wie/wann usw.

does it matter to you if...? — macht es dir etwas aus, wenn...?

the things which matter in life — [das,] worauf es im Leben ankommt

* * *

n.

Angelegenheit f.

Gegenstand m.

Grund ¨-e m.

Materie -n f.

Sache -n f.

English-german dictionary > matter
18 out

1.
[aʊt]adverb

1) (away from place)

out here/there — hier/da draußen

‘Out’ — ‘Ausfahrt’/‘Ausgang’ od. ‘Aus’

be out in the garden — draußen im Garten sein

what's it like out? — wie ist es draußen?

go out shopping — etc. einkaufen usw. gehen

be out — (not at home, not in one's office, etc.) nicht da sein

go out in the evenings — abends aus- od. weggehen

she was/stayed out all night — sie war/blieb eine/die ganze Nacht weg

have a day out in London/at the beach — einen Tag in London/am Strand verbringen

would you come out with me? — würdest du mit mir ausgehen?

ten miles out from the harbour — 10 Meilen vom Hafen entfernt

be out at sea — auf See sein

the journey out — die Hinfahrt

he is out in Africa — er ist in Afrika

how long have you been living out here in Australia? — wie lange lebst du schon hier in Australien?

2)

be out — (asleep) weg sein (ugs.); (drunk) hinüber sein (ugs.); (unconscious) bewusstlos sein; (Boxing) aus sein

3) (no longer burning) aus[gegangen]

4) (in error)

be 3% out in one's calculations — sich um 3% verrechnet haben

you're a long way out — du hast dich gewaltig geirrt

this is £5 out — das stimmt um 5 Pfund nicht

5) (not in fashion) passee (ugs.); out (ugs.)

6) (so as to be seen or heard) heraus; raus (ugs.)

there is a warrant out for his arrest — es liegt ein Haftbefehl gegen ihn vor

say it out loud — es laut sagen

out with it! — heraus od. (ugs.) raus damit od. mit der Sprache!

their secret is out — ihr Geheimnis ist bekannt geworden

[the] truth will out — die Wahrheit wird herauskommen

the sun/moon is out — die Sonne/der Mond scheint

is the evening paper out yet? — ist die Abendausgabe schon erschienen?

the roses are just out — die Rosen fangen gerade an zu blühen

that is the best car out — das ist das beste Auto auf dem Markt

7)

be out for something/to do something — auf etwas (Akk.) aus sein/darauf aus sein, etwas zu tun

be out for all one can get — alles haben wollen, was man bekommen kann

be out for trouble — Streit suchen

they're just out to make money — sie sind nur aufs Geld aus

8) (to or at an end)

he had it finished before the day/month was out — er war noch am selben Tag/vor Ende des Monats damit fertig

please hear me out — lass mich bitte ausreden

Eggs? I'm afraid we're out — Eier? Die sind leider ausgegangen od. (ugs.) alle

9)

an out and out scoundrel — ein Schurke durch und durch

an out and out disgrace — eine ungeheure Schande. See also academic.ru/89686/out_of">out of
2. noun
(way of escape) Ausweg, der (fig.); (excuse) Alibi, das

* * *

(to allow to come in, go out: Let me in!; I let the dog out.) herein-, herauslassen

* * *

out

[aʊt]

I. ADJECTIVE

1. inv, pred

▪ to be \out (absent) abwesend [o nicht da] [o fam weg] sein; (on strike) sich akk im Ausstand befinden BRD, ÖSTERR; (demonstrating) auf die Straße gehen; (for consultation) jury sich akk zurückgezogen haben; borrowed from the library entliehen sein

2. inv, pred (outside)

▪ to be \out [somewhere] [irgendwo] draußen sein; sun, moon, stars am Himmel stehen; prisoner [wieder] draußen sein fam

everyone was \out on deck alle waren [draußen] an Deck

3. inv, pred (on the move)

▪ to be \out unterwegs sein; army ausgerückt sein

to be \out on one's rounds seine Runde machen

to be \out and about unterwegs sein; (after an illness) wieder auf den Beinen sein

4. inv, pred (in blossom)

▪ to be \out blühen; tree also in Blüte stehen

5. inv, pred (available)

▪ to be \out erhältlich [o zu haben] sein; (on the market) auf dem Markt sein

her novel has been \out for a over a year ihr Roman ist bereits vor über einem Jahr herausgekommen [o bereits seit über einem Jahr auf dem Markt]

his new book will be \out in May sein neues Buch wird im Mai veröffentlicht [o kommt im Mai heraus

6. inv, pred ( fam: existing)

to be the best/worst... \out der/die/das beste/schlechteste... sein, den/die/das es zurzeit gibt

he's the best footballer \out er ist der beste Fußballer, den es zurzeit gibt

7. inv, pred (known)

▪ to be \out heraus [o fam raus] sein; secret gelüftet sein; news bekannt sein

[the] truth will \out die Wahrheit wird ans Licht kommen

8. inv, pred

▪ to be \out (asleep) schlafen; (unconscious) bewusstlos [o fam weg] sein

to be \out cold bewusstlos sein

to be \out for the count BOXING k.o. [o ausgezählt] sein; ( fig) total hinüber [o erledigt] [o SCHWEIZ durch] sein fam

to be \out like a light ( fam) weg sein fam

9. inv, pred (finished)

▪ to be \out aus [o zu Ende] [o vorbei] sein

school will be \out in June die Schule endet im Juni

before the month/year is \out vor Ende [o Ablauf] des Monats/Jahres

10. inv, pred SPORT

▪ to be \out (not playing) nicht [mehr] im Spiel sein, draußen sein fam; (in cricket, baseball) aus sein; (outside a boundary) ball, player im Aus sein

Johnson is \out on a foul Johnson wurde wegen eines Fouls vom Platz gestellt

Owen is \out with an injury Owen ist mit einer Verletzung ausgeschieden

11. inv, pred ( fam)

▪ to be \out (not in a competition, team) draußen sein fam; (out of power) nicht mehr an der Macht sein; (expelled, dismissed) [raus]fliegen fam

I've had enough! you're \out! mir reicht's! sie fliegen [raus]!

to be \out on the streets unemployed arbeitslos sein, auf der Straße stehen [o sitzen] fig fam; homeless obdachlos sein, auf der Straße leben

12. inv, pred ( fam)

▪ to be \out (unacceptable) unmöglich sein fam; (unfashionable) aus der Mode sein, passé [o out] sein fam

13. inv, pred (not possible)

▪ to be \out unmöglich sein

that plan is absolutely \out dieser Plan kommt überhaupt nicht infrage

14. inv, pred (off)

▪ to be \out light, TV aus sein; fire a. erloschen sein

15. inv, pred (inaccurate)

▪ to be \out falsch [o fam daneben] sein, danebenliegen fam; watch falsch gehen

our estimates were \out by a few dollars wir lagen mit unseren Schätzungen um ein paar Dollar daneben fam

to be \out in one's calculations sich akk verrechnet haben, mit seinen Berechnungen danebenliegen fam

16. inv, pred ( fam: in search of)

▪ to be \out for sth auf etw akk aus sein fam, es auf etw akk abgesehen haben

he's just \out for a good time er will sich nur amüsieren

to be \out for trouble Streit suchen

▪ to be \out to do sth es darauf abgesehen haben, etw zu tun

they're \out to get me die sind hinter mir her fam

17. inv, pred homosexual

▪ to be \out sich akk geoutet haben fam

18. inv, pred tide

the tide is \out es ist Ebbe

when the tide is \out bei Ebbe

19. inv, pred debutante

▪ to be \out in die Gesellschaft eingeführt sein

II. ADVERB

1. inv (not in sth) außen; (not in a room, flat) draußen; (outdoors) draußen, im Freien

a day \out in the country ein Tag m auf dem Land

“\out” „Ausgang“; (for vehicles) „Ausfahrt“

“keep \out!” „betreten verboten!“

to keep sb/sth \out jdn/etw nicht hereinlassen

close the window to keep the rain/wind \out mach das Fenster zu, damit es nicht hereinregnet/zieht

to keep the cold \out die Kälte abhalten

\out here/there hier/da draußen

2. inv (outwards) heraus, raus fam; (seen from inside) hinaus [o raus] fam; (facing the outside) nach außen, raus fam; of room, building a. nach draußen

get \out! raus hier! fam

can you find your way \out? finden Sie selbst hinaus?

\out with it heraus damit! fam, [he]raus mit der Sprache! fam

to bring/take sth \out [to the garden] etw [in den Garten] heraus-/hinausbringen

to take sth \out [of an envelope] etw [aus einem Umschlag] herausholen

to see sb \out jdn hinausbegleiten

to turn sth inside \out etw umstülpen; clothes etw auf links drehen

3. inv (away from home, for a social activity)

to ask sb \out [for a drink/meal] jdn [auf einen Drink/zum Essen] einladen

he's asked her \out er hat sie gefragt, ob sie mit ihm ausgehen will

to eat \out im Restaurant [o auswärts] essen

to go \out ausgehen, weggehen

4. inv (removed) heraus, raus fam; (extinguished) aus

I can't get the stain \out ich kriege den Fleck nicht wieder raus fam

to put a fire \out ein Feuer löschen

to cross sth \out etw ausstreichen [o durchstreichen

5. inv (fully, absolutely)

burnt \out ( also fig) ausgebrannt a. fig; fuse durchgebrannt; candle heruntergebrannt

tired \out völlig [o ganz] erschöpft

\out and away AM bei Weitem, mit Abstand

she is \out and away the best sie ist mit Abstand die Beste

6. inv (aloud)

she called \out to him to stop sie rief ihm zu, er solle anhalten

to cry \out in pain vor Schmerzen aufschreien

to laugh \out [loud] [laut] auflachen

7. inv (to an end, finished)

over and \out AVIAT Ende fachspr

to die \out aussterben; ( fig) applause verebben

to fight sth \out etw [untereinander] austragen [o ausfechten

8. inv (out of prison)

to come [or get] \out freikommen

to let sb \out jdn freilassen

9. inv (unconscious)

to go \out like a light ( fam) sofort weg sein fam

to knock sb \out jdn bewusstlos [o k.o.] schlagen

to pass \out in Ohnmacht fallen

10. inv (dislocated)

to put sb's arm/shoulder \out jdm den Arm verrenken/die Schulter ausrenken

to put one's back/shoulder \out sich dat den Rücken verrenken/die Schulter ausrenken

the accident put her back \out sie verrenkte sich bei dem Unfall den Rücken

11. inv (open)

to open sth \out (unfold) etw auseinanderfalten; (spread out) etw ausbreiten; (extend) furniture etw ausziehen

12. inv (outdated)

to go \out aus der Mode kommen

to have gone \out with the ark ( fam) völlig altmodisch [o BRD hum fam von anno Tobak] sein

13. inv (time off)

to take ten minutes \out eine Auszeit von zehn Minuten nehmen

14. inv tide

the tide is going \out die Ebbe setzt ein

15. inv (at a distant place) draußen

he lived \out in Zambia for ten years er lebte zehn Jahre lang in Sambia

\out at sea auf See

\out west im Westen; AM (west coast) an der Westküste

\out here hier draußen

16. inv (towards a distant place) in die Ferne geh, weit weg

they went \out as missionaries in the 1920's sie zogen in den 20er Jahren als Missionare in die Ferne geh

to go/travel \out to New Zealand nach [o ins ferne] Neuseeland gehen/reisen

to move \out to the west coast [or AM \out west] an die Westküste ziehen

III. TRANSITIVE VERB

▪ to \out sb

1. (eject) jdn rausschmeißen fam; SPORT jdn vom Platz stellen

2. BOXING jdn k.o. schlagen

3. homosexual jdn outen fam

IV. PREPOSITION

( fam) aus + dat

to run \out the door zur Tür hinausrennen

to throw sth \out the car etw aus dem Auto werfen

* * *
[aʊt]
1. adv

1) (= not in container, car etc) außen; (= not in building, room) draußen; (indicating motion) (seen from inside) hinaus, raus (inf); (seen from outside) heraus, raus (inf)

to be out — weg sein; (when visitors come) nicht da sein

they're out in the garden — sie sind draußen im Garten

they're out playing — sie spielen draußen

they are out fishing/shopping — sie sind zum Fischen/Einkaufen (gegangen), sie sind fischen/einkaufen

he's out in his car — er ist mit dem Auto unterwegs

she was out all night — sie war die ganze Nacht weg

it's cold out here/there — es ist kalt hier/da or dort draußen

out you go! — hinaus or raus (inf) mit dir!

out! — raus (hier)! (inf)

out with him! — hinaus or raus (inf) mit ihm!

out it goes! — hinaus damit, raus damit (inf)

everybody out! — alle Mann or alles raus! (inf)

he likes to be out and about — er ist gern unterwegs

at weekends I like to be out and about — an den Wochenenden will ich (immer) raus

we had a day out at the beach/in London — wir haben einen Tag am Meer/in London verbracht

we had a day out at the shops — wir haben einen Einkaufsbummel gemacht

the journey out — die Hinreise; (seen from destination) die Herfahrt

the goods were damaged on the journey out — die Waren sind auf dem Transport beschädigt worden

the book is out (from library) — das Buch ist ausgeliehen or unterwegs (inf)

the Socialists are out — die Sozialisten sind nicht mehr an der Regierung

school is out — die Schule ist aus

the tide is out —

the chicks should be out tomorrow — die Küken sollten bis morgen heraus sein

2)

(indicating distance) when he was out in Persia — als er in Persien war

to go out to China —

out in the Far East — im Fernen Osten

out here in Australia — hier in Australien

Wilton Street? isn't that out your way? — Wilton Street? ist das nicht da (hinten) bei euch in der Gegend?

the boat was ten miles out —

five days out from Liverpool (Naut) — fünf Tage nach dem Auslaufen aus Liverpool

five miles out from shore — fünf Meilen von der Küste weg, fünf Meilen vor der Küste

3)

to be out (sun) — (he)raus or draußen sein; (stars, moon) am Himmel stehen (geh), da sein; (flowers) blühen

4)

(= in existence) the worst newspaper/best car out — die schlechteste Zeitung, die/das beste Auto, das es zur Zeit gibt, die schlechteste Zeitung/das beste Auto überhaupt

when will it be out? — wann kommt es heraus?

there's a warrant out for him or for his arrest — es besteht Haftbefehl gegen ihn

5)

(= not in prison) to be out — draußen sein; (seen from outside also) (he)raus sein

to come out — (he)rauskommen

6)

(= in the open, known) their secret was out —

it's out now — jetzt ist es heraus

the results are out — die Ergebnisse sind (he)raus

the truth will out — die Wahrheit will heraus

out with it! — heraus damit!, heraus mit der Sprache!

7)

(= to or at an end) before the day/month is/was out — vor Ende des Tages/Monats, noch am selben Tag/im selben Monat

8) (light, fire) aus

9) (= not in fashion) aus der Mode, passé, out (inf)

10) (SPORT ball) aus; (player) aus(geschlagen), out

11) (= out of the question, not permissible) ausgeschlossen, nicht drin (inf)

12)

(= worn out) the jacket is out at the elbows — die Jacke ist an den Ellbogen durch

13)

(indicating error) he was out in his calculations, his calculations were out — er lag mit seinen Berechnungen daneben (inf) or falsch, er hatte sich in seinen Berechnungen geirrt

not far out! — beinah(e) (richtig)!

you're not far out — Sie haben es fast( getroffen)

you're far or way out! — weit gefehlt! (geh), da hast du dich völlig vertan (inf)

you're a little bit out there — das stimmt nicht ganz

we were £5/20% out — wir hatten uns um £ 5/20% verrechnet or vertan (inf)

that's £5/20% out —

the post isn't quite vertical yet, it's still a bit out my clock is 20 minutes out — der Pfahl ist noch nicht ganz senkrecht, er ist noch etwas schief meine Uhr geht 20 Minuten falsch or verkehrt

14)

(indicating loudness, clearness) speak out (loud) — sprechen Sie laut/lauter

they shouted out (loud) — sie riefen laut (und vernehmlich)

15)

(indicating purpose) to be out for sth — auf etw (acc) aus sein

to be out for a good time — sich amüsieren wollen

to be out for trouble — Streit suchen

she was out to pass the exam — sie war ( fest) entschlossen, die Prüfung zu bestehen

he's out for all he can get — er will haben, was er nur bekommen kann

he's out to get her — er ist hinter ihr her

he's just out to make money —

he was always out to make money — er wollte immer das große Geld machen

she's out to find a husband — sie ist auf der Suche nach einem Mann

16)

(= unconscious) to be out — bewusstlos or weg (inf) sein

she went straight out — sie war sofort weg (inf)

17) (dirt, stain etc) (he)raus

18)

out and away — weitaus, mit Abstand

2. n

1)

See:

→ in

2) (esp US inf = way out) Hintertür(chen nt) f

3. prep
aus (+dat)
to go out the door/window —

from out the wood (poet) — aus dem Walde heraus

See:

→ also out of

4. vt
homosexual outen
* * *

out [aʊt]

A adv

1. (auch in Verbindung mit Verben)

a) hinaus(-gehen, -werfen etc)

b) heraus(-kommen, -schauen etc)

c) aus(-brechen, -pumpen, -sterben etc)

d) aus(-probieren, -rüsten etc):

voyage out Ausreise f;

way out Ausgang m;

on the way out beim Hinausgehen;

have one’s tonsils out sich die Mandeln herausnehmen lassen;

he had his tonsils out yesterday ihm wurden gestern die Mandeln herausgenommen;

have a tooth out sich einen Zahn ziehen lassen;

insure out and home WIRTSCH hin und zurück versichern;

out with him! hinaus oder umg raus mit ihm!;

out with it! hinaus oder heraus damit! ( → A 10);

that’s out das kommt nicht infrage!;

out of → C 4

2. außen, draußen, fort:

he is out er ist draußen;

out and about (wieder) auf den Beinen;

he is out for a walk er macht gerade einen Spaziergang

3. nicht zu Hause:

be out on business geschäftlich unterwegs oder verreist sein;

we had an evening out wir sind am Abend ausgegangen

4. von der Arbeit abwesend:

be out on account of illness wegen Krankheit der Arbeit fernbleiben;

a day out ein freier Tag

5. im oder in den Streik:

be out streiken; → go out 10

6. a) ins Freie

b) draußen, im Freien

c) SCHIFF draußen, auf See

d) MIL im Felde

7. als Hausangestellte beschäftigt

8. raus, (aus dem Gefängnis etc) entlassen:

out on bail gegen Bürgschaft auf freiem Fuß

9. heraus, veröffentlicht, an der oder an die Öffentlichkeit:

(just) out (soeben) erschienen (Buch);

it came out in June es kam im Juni heraus, es erschien im Juni;

his first single will be out next week kommt nächste Woche auf den Markt;

the girl is not yet out das Mädchen ist noch nicht in die Gesellschaft eingeführt (worden)

10. heraus, ans Licht, zum Vorschein, entdeckt, -hüllt, -faltet:

the chickens are out die Küken sind ausgeschlüpft;

the flowers are out

a) die Blumen sind heraus oder blühen,

b) die Blüten sind entfaltet;

the secret is out das Geheimnis ist enthüllt oder gelüftet (worden);

out with it! heraus damit!, heraus mit der Sprache! ( → A 1)

11. be out for es abgesehen haben auf (akk), aus sein auf (akk):

be out for prey auf Raub aus sein

12. be out for sth sich für etwas einsetzen oder erklären

13. be out to do sth darauf aus sein oder darauf abzielen, etwas zu tun

14. weit und breit, in der Welt (besonders zur Verstärkung des sup):

the best thing out;

out and away bei Weitem

15. SPORT aus:

a) nicht (mehr) im Spiel

b) im Aus

16. Boxen: k. o.:

out on one’s feet

a) stehend k. o.,

b) fig schwer angeschlagen, erledigt (beide umg)

17. POL draußen, raus, nicht (mehr) im Amt, nicht (mehr) am Ruder:

the Democrats are out

18. aus der Mode, out:

boogie woogie is out

19. aus, vorüber, vorbei, zu Ende:

school is out US die Schule ist aus;

before the week is out vor Ende der Woche

20. aus, erloschen:

the fire is out;

the lights are out

21. aus(gegangen), verbraucht, alle:

the potatoes are out

22. aus der Übung:

my fingers are out

23. zu Ende, bis zum Ende, ganz:

tired out vollständig erschöpft;

out and out durch und durch, ganz und gar; → hear A 3, sit out A 1

24. nicht an der richtigen Stelle oder im richtigen Zustand, z. B.

a) verrenkt (Arm etc)

b) geistesgestört, verrückt

c) über die Ufer getreten (Fluss)

25. löch(e)rig, zerrissen, durchgescheuert: → elbow A 1

26. ärmer um:

be $10 out

27. a) verpachtet, vermietet

b) verliehen, ausgeliehen (Geld, auch Buch):

land out at rent verpachtetes Land;

out at interest auf Zinsen ausgeliehen (Geld)

28. unrichtig, im Irrtum (befangen):

his calculations are out seine Berechnungen stimmen nicht;

be (far) out sich (gewaltig) irren, (ganz) auf dem Holzweg sein fig

29. entzweit, verkracht umg:

be out with s.o

30. verärgert, ärgerlich

31. laut:

laugh out laut (heraus)lachen;

speak out!

a) sprich lauter!,

b) heraus damit!

B adj

1. Außen…:

out edge;

out islands entlegene oder abgelegene Inseln

2. POL nicht (mehr) im Amt oder am Ruder (befindlich):

out party Oppositionspartei f

3. abgehend (Zug etc)

C präp

1. (heraus oder hervor) aus (obs außer nach from):

from out the house aus dem Haus heraus

2. aus, heraus oder hinaus aus oder zu:

out the window zum Fenster hinaus, aus dem Fenster

3. US umg

a) hinaus

b) draußen an (dat) oder in (dat):

drive out Main Street die Hauptstraße (entlang) hinausfahren;

live out Main Street (weiter) draußen an der Hauptstraße wohnen

4. out of

a) aus (… heraus):

out of the bottle ( house, etc),

b) zu … hinaus:

out of the window ( house, etc),

c) aus, von:

two out of three Americans zwei von drei Amerikanern

d) außerhalb, außer Reichweite, Sicht etc

e) außer Atem, Übung etc:

be out of sth etwas nicht (mehr) haben;

we are out of oil uns ist das Öl ausgegangen, wir haben kein Öl mehr

f) aus der Mode, Richtung etc:

out of drawing verzeichnet;

be out of it umg weg vom Fenster sein; → alignment 3, focus A 1, question A 4

g) außerhalb (gen oder von):

five miles out of Oxford;

be out of it fig nicht dabei sein (dürfen);

feel out of it sich ausgeschlossen fühlen; → door Bes Redew

h) um etwas betrügen

i) von, aus:

get sth out of sb etwas von jemandem bekommen;

he got more (pleasure) out of it er hatte mehr davon

j) (hergestellt) aus:

made out of paper

k) fig aus Bosheit, Furcht, Mitleid etc

l) ZOOL abstammend von, aus einer Stute etc

D int

1. hinaus!, raus!:

out with → A 1, A 10

2. out (up)on obs pfui oder Schande über (akk):

out upon you!

E s

1. US Außenseite f: → in D 2

2. besonders US Ausweg m (auch fig)

3. Tennis etc: Ausball m

4. the outs pl POL die Opposition, die nicht regierende Partei

5. pl US Streit m:

at outs ( oder on the outs) with im Streit mit, auf gespanntem Fuße mit

6. US umg

a) schlechte etc Leistung

b) Schönheitsfehler m

7. TYPO Auslassung f, Leiche f

8. pl WIRTSCH US ausgegangene Bestände pl oder Waren pl

F v/t

1. hinauswerfen, verjagen

2. umg outen, als schwul bloßstellen

G v/i ans Licht oder zum Vorschein kommen: → murder A

* * *
1.
[aʊt]adverb

1) (away from place)

out here/there — hier/da draußen

‘Out’ — ‘Ausfahrt’/‘Ausgang’ od. ‘Aus’

be out in the garden — draußen im Garten sein

what's it like out? — wie ist es draußen?

go out shopping — etc. einkaufen usw. gehen

be out — (not at home, not in one's office, etc.) nicht da sein

go out in the evenings — abends aus- od. weggehen

she was/stayed out all night — sie war/blieb eine/die ganze Nacht weg

have a day out in London/at the beach — einen Tag in London/am Strand verbringen

would you come out with me? — würdest du mit mir ausgehen?

ten miles out from the harbour — 10 Meilen vom Hafen entfernt

be out at sea — auf See sein

the journey out — die Hinfahrt

he is out in Africa — er ist in Afrika

how long have you been living out here in Australia? — wie lange lebst du schon hier in Australien?

2)

be out — (asleep) weg sein (ugs.); (drunk) hinüber sein (ugs.); (unconscious) bewusstlos sein; (Boxing) aus sein

3) (no longer burning) aus[gegangen]

4) (in error)

be 3% out in one's calculations — sich um 3% verrechnet haben

you're a long way out — du hast dich gewaltig geirrt

this is £5 out — das stimmt um 5 Pfund nicht

5) (not in fashion) passee (ugs.); out (ugs.)

6) (so as to be seen or heard) heraus; raus (ugs.)

there is a warrant out for his arrest — es liegt ein Haftbefehl gegen ihn vor

say it out loud — es laut sagen

out with it! — heraus od. (ugs.) raus damit od. mit der Sprache!

their secret is out — ihr Geheimnis ist bekannt geworden

[the] truth will out — die Wahrheit wird herauskommen

the sun/moon is out — die Sonne/der Mond scheint

is the evening paper out yet? — ist die Abendausgabe schon erschienen?

the roses are just out — die Rosen fangen gerade an zu blühen

that is the best car out — das ist das beste Auto auf dem Markt

7)

be out for something/to do something — auf etwas (Akk.) aus sein/darauf aus sein, etwas zu tun

be out for all one can get — alles haben wollen, was man bekommen kann

be out for trouble — Streit suchen

they're just out to make money — sie sind nur aufs Geld aus

8) (to or at an end)

he had it finished before the day/month was out — er war noch am selben Tag/vor Ende des Monats damit fertig

please hear me out — lass mich bitte ausreden

Eggs? I'm afraid we're out — Eier? Die sind leider ausgegangen od. (ugs.) alle

9)

an out and out scoundrel — ein Schurke durch und durch

an out and out disgrace — eine ungeheure Schande. See also out of
2. noun
(way of escape) Ausweg, der (fig.); (excuse) Alibi, das

* * *

adj.

außerhalb adj.

heraus adj.

hinaus adj. adv.

aus adv.

auswärts adv.

English-german dictionary > out
19 go

go ⇒ Usage note: go

A vi (3^e pers sg prés goes ; prét went ; pp gone)

1 (move, travel) aller (from de ; to à, en) ; to go to London/Paris aller à Londres/Paris ; to go to Wales/to Ireland/to California aller au Pays de Galles/en Irlande/en Californie ; to go to town/to the country aller en ville/à la campagne ; they went home ils sont rentrés chez eux ; she's gone to Paris elle est allée à Paris ; to go up/down/across monter/descendre/traverser ; I went into the room je suis entré dans la pièce ; to go by bus/train/plane voyager en bus/train/avion ; we went there by bus nous y sommes allés en bus ; to go by ou past [person, vehicle] passer ; that car's going very fast! cette voiture roule très vite! ; there he goes again! ( that's him again) le revoilà! ; fig ( he's starting again) le voilà qui recommence!, c'est reparti! ; who goes there? Mil qui va là? ; where do we go from here? fig et maintenant qu'est-ce qu'on fait? ;

2 (on specific errand, activity) aller ; to go shopping aller faire des courses ; to go swimming (in sea, river) aller se baigner ; ( in pool) aller à la piscine ; to go for a walk aller se promener ; to go on a journey/on holiday partir en voyage/en vacances ; to go for a drink aller prendre un verre ; he's gone to get some wine il est allé chercher du vin ; go and answer the phone va répondre au téléphone ; go and tell them that… va leur dire que… ; go after him! poursuivez-le! ;

3 ( attend) aller ; to go to school/ church aller à l'école/l'église ; to go to work aller or se rendre au travail ; to go to the doctor's/dentist's aller chez le médecin/dentiste ;

4 ( used as auxiliary with present participle) she went running up the stairs elle a monté l'escalier en courant ; she went complaining to the principal elle est allée se plaindre au directeur ;

5 ( depart) partir ; I must go, I must be going il faut que je parte or que je m'en aille ; the train goes at six o'clock le train part à six heures ; a train goes every hour il y a un train toutes les heures ; to go on holiday partir en vacances ; be gone! va-t'en!, allez-vous en! ;

6 euph ( die) mourir, disparaître ; when I am gone quand je ne serai plus là ; the doctors say she could go at any time d'après les médecins elle risque de mourir d'un instant à l'autre ;

7 ( disappear) partir ; half the money goes on school fees la moitié de l'argent part en frais de scolarité ; the money/cake has all gone il ne reste plus d'argent/de gâteau ; I left my bike outside and now it's gone j'ai laissé mon vélo dehors et il n'est plus là or il a disparu ; there goes my chance of winning! c'en est fait de mes chances de gagner! ;

8 (be sent, transmitted) it can't go by post on ne peut pas l'envoyer par la poste ; these proposals will go before parliament ces propositions seront soumises au parlement ;

9 ( become) to go red rougir ; to go white blanchir ; his hair ou he is going grey il commençe à avoir les cheveux blancs ; to go mad devenir fou/folle ; to go bankrupt faire faillite ;

10 ( change over to new system) to go Labour/Conservative Pol [country, constituency] voter travailliste/conservateur ; to go metric adopter le système métrique ; ⇒ private, public ;

11 (be, remain) the people went hungry les gens n'avaient rien à manger ; we went for two days without food nous avons passé deux jours sans rien manger ; to go unnoticed passer inaperçu ; to go unpunished rester impuni ; the question went unanswered la question est restée sans réponse ; to go naked se promener tout nu ; he was allowed to go free il a été libéré or remis en liberté ;

12 (weaken, become impaired) his memory/mind is going il perd la mémoire/l'esprit ; his hearing is going il devient sourd ; my voice is going je n'ai plus de voix ; the battery is going la batterie est presque à plat ; the engine is going le moteur a des ratés ;

13 ( of time) ( elapse) s'écouler ; three hours went by before… trois heures se sont écoulées avant que… (+ subj) ; there are only three days to go before Christmas il ne reste plus que trois jours avant Noël ; how's the time going? quelle heure est-il? ; it's just gone seven o'clock il est un peu plus de sept heures ;

14 ( be got rid of) he's totally inefficient, he'll have to go! il est complètement incapable, il va falloir qu'on se débarrasse de lui! ; that new lampshade is hideous, it'll have to go! ce nouvel abat-jour est affreux, il va falloir qu'on s'en débarrasse! ; the car will have to go il va falloir vendre la voiture ; either she goes or I do! c'est elle ou moi! ; six down and four to go! six de faits, et encore quatre à faire! ;

15 (operate, function) [vehicle, machine, clock] marcher, fonctionner ; to set [sth] going mettre [qch] en marche ; to get going [engine, machine] se mettre en marche ; fig [business] démarrer ; to get the fire going allumer le feu ; to keep going [person, business, machine] tenir le coup ○, se maintenir ; we have several projects going at the moment nous avons plusieurs projets en route en ce moment ; ⇒ keep ;

16 ( start) let's get going! allons-y!, allez, on commençe! ; we'll have to get going on that translation il va falloir qu'on se mette à faire cette traduction ; to get things going mettre les choses en train ; ready, steady, go! à vos marques, prêts, partez! ; here goes!, here we go! c'est parti! ; once he gets going, he never stops une fois lancé, il n'arrête pas ;

17 ( lead) aller, conduire, mener (to à) ; that corridor goes to the kitchen le couloir va or conduit à la cuisine ; the road goes down to the sea/goes up the mountain la route descend vers la mer/monte au sommet de la montagne ; this road goes past the cemetery ce chemin passe à côté du cimetière ;

18 ( extend in depth or scope) the roots of the plant go very deep les racines de la plante s'enfoncent très profondément ; the historical reasons for this conflict go very deep les raisons historiques de ce conflit remontent très loin ; these habits go very deep ces habitudes sont profondément ancrées or enracinées ; as far as that goes pour ce qui est de cela ; it's true as far as it goes c'est vrai dans un sens or dans une certaine mesure ; she'll go far! elle ira loin! ; this time he's gone too far! cette fois il est allé trop loin! ; a hundred pounds doesn't go far these days on ne va pas loin avec cent livres sterling de nos jours ; one leg of lamb doesn't go very far among twelve people un gigot d'agneau n'est pas suffisant pour douze personnes ; this goes a long way towards explaining his attitude ceci explique en grande partie son attitude ; you can make £5 go a long way on peut faire beaucoup de choses avec 5 livres sterling ;

19 (belong, be placed) aller ; where do these plates go? où vont ces assiettes? ; that table goes beside the bed cette table va à côté du lit ; the suitcases will have to go in the back il va falloir mettre les valises derrière ;

20 ( fit) gen rentrer ; it won't go into the box ça ne rentre pas dans la boîte ; five into four won't go quatre n'est pas divisible par cinq ; three into six goes twice six divisé par trois, ça fait deux ;

21 (be expressed, sung etc in particular way) I can't remember how the poem goes je n'arrive pas à me rappeler le poème ; how does the song go? quel est l'air de la chanson? ; the song goes something like this la chanson ressemble à peu près à ça ; as the saying goes comme dit le proverbe ; the story goes that le bruit court que, on dit que ; her theory goes something like this… sa théorie consiste à peu près à dire que… ;

22 ( be accepted) what he says goes c'est lui qui fait la loi ; it goes without saying that il va sans dire que ; that goes without saying cela va sans dire ; anything goes tout est permis ;

23 ( be about to) to be going to do aller faire ; it's going to snow il va neiger ; I was just going to phone you j'étais justement sur le point de t'appeler, j'allais justement t'appeler ; I'm going to phone him right now je vais l'appeler tout de suite ; I'm not going to be treated like that! je ne vais pas me laisser faire comme ça! ; we were going to go to Italy, but we changed our plans nous devions aller en Italie, mais nous avons changé d'idée ;

24 ( happen) the party went very well la soirée s'est très bien passée ; so far the campaign is going well jusqu'à maintenant la campagne a bien marché ; how did the evening go? comment s'est passée la soirée? ; the way things are going, I don't think we'll ever get finished vu la façon dont les choses se passent or si ça continue comme ça, je pense qu'on n'aura jamais fini ; how's it going ○ ?, how are things going? comment ça va ○ ? ; how goes it? hum comment ça va ○ ?, comment va ◑ ? ;

25 ( be on average) it's old, as Australian towns go c'est une ville assez vieille pour une ville australienne ; it wasn't a bad party, as parties go c'était une soirée plutôt réussie par rapport à la moyenne ;

26 ( be sold) the house went for over £100,000 la maison a été vendue à plus de 100 000 livres ; we won't let the house go for less than £100,000 nous ne voulons pas vendre la maison à moins de 100 000 livres ; those rugs are going cheap ces tapis ne sont pas chers ; the house will go to the highest bidder la maison sera vendue au plus offrant ; ‘going, going, gone!’ ( at auction) ‘une fois, deux fois, trois fois, adjugé!’ ;

27 ( be on offer) I'll have some coffee, if there's any going je prendrai bien un café, s'il y en a ; are there any drinks going? est-ce qu'il y a quelque chose à boire? ; I'll have whatever's going je prendrai ce qu'il y a ; it's the best machine going c'est la meilleure machine sur le marché ; there's a job going at their London office il y a un poste libre dans leur bureau de Londres ;

28 ( contribute) the money will go towards a new roof l'argent servira à payer un nouveau toit ; the elements that go to make a great film les éléments qui font un bon film ; everything that goes to make a good teacher toutes les qualités d'un bon enseignant ;

29 ( be given) [award, prize] aller (to à) ; [estate, inheritance, title] passer (to à) ; the money will go to charity les bénéfices iront aux bonnes œuvres ; most of the credit should go to the author la plus grande partie du mérite revient à l'auteur ; the job went to a local man le poste a été donné à un homme de la région ;

30 ( emphatic use) she's gone and told everybody! elle est allée le dire à tout le monde! ; why did he go and spoil it? pourquoi est-il allé tout gâcher ? ; you've gone and ruined everything! tu t'es débrouillé pour tout gâcher! ; he went and won the competition! il s'est débrouillé pour gagner le concours! ; you've really gone and done it now! tu peux être fier de toi! iron ; then he had to go and lose his wallet comme s'il ne manquait plus que ça, il a perdu son portefeuille ;

31 ( of money) (be spent, used up) all his money goes on drink tout son argent passe dans l'alcool ; most of his salary goes on rent la plus grande partie de son salaire passe dans le loyer ; I don't know where all my money goes (to)! je ne sais pas ce que je fais de mon argent! ;

32 (make sound, perform action or movement) gen faire ; [bell, alarm] sonner ; the cat went ‘miaow’ le chat a fait ‘miaou’ ; wait until the bell goes attends que la cloche sonne ( subj) ; she went like this with her fingers elle a fait comme ça avec ses doigts ; so he goes ‘what about my money ○ ?’ et puis il dit or il fait, ‘et mon argent?’ ;

33 (resort to, have recourse to) to go to war [country] entrer en guerre ; [soldier] partir à la guerre ; to go to law GB ou to the law US aller en justice ;

34 (break, collapse etc) [roof] s'effondrer ; [cable, rope] se rompre, céder ; ( fuse) [light bulb] griller ;

35 (bid, bet) aller ; I'll go as high as £100 j'irai jusqu'à 100 livres sterling ; I went up to £100 je suis allé jusqu'à 100 livres sterling ;

36 ( take one's turn) you go next c'est ton tour après, c'est à toi après ; you go first après vous ;

37 ( be in harmony) those two colours don't go together ces deux couleurs ne vont pas ensemble ; the curtains don't go with the carpet les rideaux ne vont pas avec le tapis ; white wine goes better with fish than red wine le vin blanc va mieux avec le poisson que le rouge ;

38 ○ euph ( relieve oneself) aller aux toilettes ;

39 US ( in takeaway) to go à emporter ; two hamburgers to go! deux hamburgers à emporter!

B vtr (3^e pers sg prés goes ; prét went ; pp gone) ( see usage note)

1 ( travel) we had gone ten miles before we realized that… nous avions déjà fait dix kilomètres quand nous nous sommes rendu compte que… ; are you going my way? tu vas dans la même direction que moi? ; to go one's own way fig suivre son chemin ;

2 ○ (bet, bid) I go two diamonds ( in cards) j'annonce deux carreaux ; he went £20 il a mis or parié 20 livres sterling.

C n (pl goes)

1 GB ( person's turn) tour m ; ( try) essai m ; it's your go ( in game) c'est ton tour, c'est à toi ; whose go is it? gen à qui le tour? ; ( in game) à qui de jouer? ; you've had two goes ( in game) tu as eu deux tours ; ( two attempts at mending sth) tu as déjà essayé deux fois ; to have a go at sth essayer de faire qch ; have another go! essaie encore une fois or un coup! ; she had several goes at the exam elle a repassé l'examen plusieurs fois ; I had to have several goes before passing j'ai dû m'y reprendre à plusieurs fois avant de réussir ;

2 ○ ( energy) dynamisme m ; to be full of go, to be all go être très dynamique, avoir beaucoup d'allant ; he has no go in him il manque de dynamisme ;

3 ○ GB ( bout) ( of illness) attaque f ;

4 ⇒ Games and sports ( board game) go m.

D adj all systems are go! Aerosp tout est paré pour le lancement!

Idioms

to have a go at sb s'en prendre à qn ; to make a go of sth réussir qch ; she's always on the go elle n'arrête jamais ; he's all go ○ ! il n'arrête pas! ; it's all the go ○ ! ça fait fureur! ; we have several different projects on the go at the moment nous avons plusieurs projets différents en chantier or en cours en ce moment ; (it's) no go! pas question! ; from the word go dès le départ ; that was a near go ○ ! on l'a échappé belle! ; in one go d'un seul coup ; to go one better than sb renchérir sur qn ; that's how it goes!, that's the way it goes! ainsi va le monde!, c'est la vie! ; there you go ○ ! voilà!

Phrasal verbs

■ go about:

▶ go about

1 = go around ;

2 Naut virer de bord ; prepare to go about! parer à virer! ;

▶ go about [sth]

1 ( undertake) s'attaquer à [task] ; how do you go about writing a novel? comment est-ce que vous vous y prenez pour écrire un roman? ; he knows how to go about it il sait s'y prendre ;

2 ( be busy with) to go about one's business vaquer à ses occupations ; she went about her work mechanically elle faisait son travail machinalement.

■ go across:

▶ go across traverser ; he's gone across to the shop/neighbour's il est allé au magasin en face/chez les voisins en face ;

▶ go across [sth] traverser [street, river, bridge etc].

■ go after:

▶ go after [sth/sb]

1 ( chase) poursuivre [person] ;

2 fig ( try hard to get) he really went after that job il a fait tout son possible pour avoir ce travail.

■ go against:

▶ go against [sb/sth]

1 ( prove unfavourable to) the vote/verdict/decision went against them le vote/le verdict/la décision leur a été défavorable or n'a pas été en leur faveur ; the war is going against them la guerre tourne à leur désavantage ;

2 ( conflict with) être contraire à [rules, principles] ; to go against the trend aller à l'encontre de or être contraire à la tendance ; to go against the party line Pol ne pas être dans la ligne du parti ;

3 (resist, oppose) s'opposer à, aller à l'inverse de [person, sb's wishes].

■ go ahead

1 ( go in front) go ahead, I'll follow you on partez devant, je vous suis ;

2 fig ( proceed) go! ( in conversation) continue! ; go ahead and shoot! vas-y, tire! ; they are going ahead with the project ils ont décidé de mettre le projet en route ; we can go ahead without them nous pouvons continuer sans eux ; next week's strike is to go ahead la grève de la semaine prochaine va avoir lieu.

■ go along

1 ( move along) [person, vehicle] aller, avancer ; to make sth up as one goes along fig inventer qch au fur et à mesure ;

2 ( attend) aller ; she went along as a witch elle y est allée déguisée en sorcière ; I went along as a witness j'y suis allé or je me suis présenté comme témoin.

■ go along with:

▶ go along with [sb/sth] être d'accord avec, accepter [plans, wishes] ; I can't go along with that je ne peux pas accepter ça ; I'll go along with you there je suis d'accord avec vous sur ce point.

■ go around:

▶ go around

1 (move, travel about) se promener, circuler ; to go around naked/barefoot se promener tout nu/pieds nus ; she goes around on a bicycle elle circule à bicyclette ; they go around everywhere together ils vont partout ensemble ;

2 ( circulate) [rumour] courir ; there's a rumour going around that le bruit court que ; there's a virus going around il y a un virus qui traîne ; there isn't enough money to go around il n'y a pas assez d'argent pour tout le monde ;

▶ go around [sth] faire le tour de [house, shops, area] ; to go around the world faire le tour du monde ; they went around the country looking for him ils l'ont cherché dans tout le pays.

■ go at:

▶ go at [sb] ( attack) attaquer, tomber sur ;

▶ go at [sth] s'attaquer à, s'atteler à [task, activity].

■ go away [person] partir ; to go away on holiday GB ou vacation US partir en vacances ; go away and leave me alone! va-t-en et laisse-moi tranquille! ; go away and think about it réfléchissez-y ; don't go away thinking that ne va pas croire que ; this cold/headache just won't go away! je n'arrive pas à me débarrasser de ce rhume/mal de tête! ; the problems aren't just going to go away! les problèmes ne vont pas disparaître tout seuls!

■ go back

1 ( return) retourner ; ( turn back) rebrousser chemin, faire demi-tour ; ( resume work) reprendre le travail ; (resume classes, studies) reprendre les cours ; as it was raining, they decided to go back comme il pleuvait, ils ont décidé de faire demi-tour or de rebrousser chemin ; they went back home ils sont rentrés chez eux ; let's go back to France rentrons en France ; to go back to the beginning recommencer ; to go back to sleep se rendormir ; to go back to work/writing se remettre au travail/à écrire ; go back! the path isn't safe reculez! le chemin est dangereux ; once you've committed yourself, there's no going back une fois que vous vous êtes engagé, vous ne pouvez plus reculer ;

2 ( in time) remonter ; to go back in time remonter dans le temps ; to understand the problem we need to go back 20 years pour comprendre le problème il faut remonter 20 ans en arrière ; this tradition goes back a century cette tradition est vieille d'un siècle ; we go back a long way ça fait longtemps qu'on se connaît ;

3 ( revert) revenir (to à) ; to go back to teaching revenir à l'enseignement ; to go back to being a student reprendre des études ; let's go back to what we were discussing yesterday revenons à ce que dont nous parlions hier.

■ go back on:

▶ go back on [sth] revenir sur [promise, decision].

■ go before:

▶ go before ( go in front) aller au devant ; fig ( in time) se passer avant ; all that had gone before tout ce qui s'était passé avant ;

▶ go before [sb/sth] [person] comparaître devant [court, judge] ; the bill went before parliament le projet de loi a été soumis au parlement.

■ go below gen, Naut descendre.

■ go by:

▶ go by [person] passer ; [time] passer, s'écouler ; as time goes by avec le temps ; don't let such opportunities go by il ne faut pas laisser passer de telles occasions ;

▶ go by [sth]

1 ( judge by) juger d'après ; to go by appearances juger d'après or sur les apparences ; going by her looks, I'd say she was about 30 à la voir, je lui donne 30 ans ; you mustn't go by what you read in the papers il ne faut pas croire tout ce que disent les journaux ; if the trailer is anything to go by, it should be a good film à en juger par la bande-annonce, ça doit être un bon film ; if the father is anything to go by, I wouldn't like to meet the son! quand on voit le père, on n'a pas envie de rencontrer le fils! ;

2 ( proceed by) to go by the rules suivre or observer le règlement ; promotion goes by seniority la promotion se fait à l'ancienneté or en fonction de l'ancienneté.

■ go down:

▶ go down

1 ( descend) gen descendre ; [diver] effectuer une plongée ; to go down to the cellar descendre à la cave ; to go down to the beach aller à la plage ; to go down to the pub aller au pub ; they've gone down to Brighton for a few days ils sont allés passer quelques jours à Brighton ; ‘going down!’ ( in elevator) ‘on descend!’ ; to go down on one's knees se mettre à genoux ;

2 ( fall) [person, aircraft] tomber ; ( sink) [ship] couler, sombrer ; [person] couler, disparaître sous les flots ; most of the passengers went down with the ship la plupart des passagers ont coulé avec le navire ; the plane went down in flames l'avion s'est écrasé en flammes ; the plane went down over Normandy/the Channel l'avion s'est écrasé en Normandie/est tombé dans la Manche ; to go down for the third time [drowning person] disparaître sous les flots et se noyer ;

3 [sun] se coucher ;

4 ( be received) to go down well/badly être bien/mal reçu ; this remark didn't go down at all well cette remarque n'a pas été appréciée du tout ; his jokes went down well/didn't go down well with the audience le public a apprécié/n'a pas beaucoup apprécié ses plaisanteries ; another cup of coffee would go down nicely! une autre tasse de café serait la bienvenue! ;

5 ( be swallowed) it went down the wrong way c'est passé de travers ;

6 ( become lower) [water level, temperature] baisser ; [tide] descendre ; [price, standard] baisser ; ( abate) [storm, wind] se calmer ; [fire] s'éteindre ; the river has/the floods have gone down le niveau de la rivière/des inondations a baissé ; foodstuffs are going down (in price) les produits alimentaires deviennent moins chers ;

7 ( become deflated) [swelling] désenfler ; [tyre, balloon] se dégonfler ;

8 GB Univ ( break up for holiday) terminer les cours ; ( leave university permanently) quitter l'université ; when do you go down? quand est-ce que vous êtes en vacances? ;

9 gen, Sport (fail, be defeated) perdre ; ( be downgraded) redescendre ; Corby went down 6-1 to Oxford Corby a perdu 6-1 contre Oxford ; the team has gone down to the second division l'équipe est redescendue en deuxième division ;

10 ( be remembered) he will go down as a great statesman on se souviendra de lui comme d'un grand homme d'État ;

11 ( be recorded) être noté ; it all goes down in her diary elle note tout dans son journal ;

12 ( continue) the book goes down to 1939 le livre va jusqu'en 1939 ; if you go down to the second last line you will see that si vous regardez à l'avant-dernière ligne, vous verrez que ;

13 ( be stricken) to go down with flu/malaria attraper la grippe/la malaria ;

14 ○ GB ( be sent to prison) être envoyé en prison ;

15 Comput [computer, system] tomber en panne ;

▶ go down [sth]

1 lit descendre [hill] ; descendre dans [mine] ;

2 ( be downgraded) to go down a class Sch redescendre d'une classe.

■ go down on:

▶ go down on [sth] ( set) [sun] se coucher sur ; when the sun went down on the Roman Empire fig quand l'empire romain commençait à décliner ;

▶ go down on [sb] ● ( have oral sex with) tailler une pipe à ● [man] ; faire minette à ● [woman].

■ go for:

▶ go for [sb/sth]

1 ○ (favour, have liking for) craquer ○ pour [person, physical type] ; aimer [style of music, literature etc] ; he really goes for blondes il craque ○ pour or il adore les blondes ; I don't go much for modern art je ne suis pas emballé ○ par l'art moderne, je n'aime pas tellement l'art moderne ;

2 ( apply to) être valable pour, s'appliquer à ; that goes for all of you! c'est valable pour tout le monde! ; the same goes for him c'est valable pour lui aussi!, ça s'applique à lui aussi! ;

▶ go for [sb]

1 ( attack) ( physically) attaquer, tomber sur ; ( verbally) attaquer, s'en prendre à [person] ; the two youths went for him les deux jeunes l'ont attaqué or lui ont sauté dessus ; to go for sb's throat [animal] attaquer qn à la gorge ; she really went for him! (in argument, row) elle l'a vraiment incendié!, elle s'en est prise violemment à lui! ;

2 he has a lot going for him il a beaucoup de choses pour lui ;

▶ go for [sth]

1 ( attempt to achieve) essayer d'obtenir [honour, victory] ; she's going for the gold medal/world record elle vise la médaille d'or/le record mondial ; go for it ○ ! vas-y, fonce ○ ! ; the company is going for a new image l'entreprise cherche à se donner une nouvelle image ; the team is going for a win against Italy l'équipe compte bien gagner contre l'Italie ;

2 ( choose) choisir, prendre ; I'll go for the blue one je prendrai le bleu.

■ go forth sout [person] ( go out) sortir ; ( go forward) aller, avancer ; go forth and multiply allez et multipliez-vous.

■ go forward(s) avancer.

■ go in

1 ( enter) entrer ; ( go back in) rentrer ;

2 Mil [army, troops] attaquer ; the troops went in at dawn les troupes ont attaqué à l'aube ;

3 ( disappear) [sun, moon] se cacher.

■ go in for:

▶ go in for [sth]

1 ( be keen on) aimer [sport, hobby etc] ; I don't go in for sports much je n'aime pas tellement le sport ; he goes in for opera in a big way il adore l'opéra, c'est un fou d'opéra ○ ; we don't go in for that sort of thing nous n'aimons pas ce genre de chose ; they don't go in much for foreign languages at Ben's school ils ne s'intéressent pas beaucoup aux langues étrangères dans l'école de Ben ;

2 ( take up) to go in for teaching entrer dans l'enseignement ; to go in for politics se lancer dans la politique ;

3 ( take part in) s'inscrire à [exam, competition].

■ go into:

▶ go into [sth]

1 ( enter) entrer dans ; fig ( take up) se lancer dans ; to go into hospital entrer à l'hôpital ; to go into parliament entrer au parlement ; to go into politics/business se lancer dans la politique/les affaires ;

2 (examine, investigate) étudier ; we need to go into the question of funding il faut que nous étudiions la question du financement ;

3 (explain, describe) I won't go into why I did it je n'expliquerai pas pourquoi je l'ai fait ; let's not go into that now laissons cela de côté pour l'instant ;

4 ( launch into) se lancer dans ; she went into a long explanation of what had happened elle s'est lancée dans une longue explication de ce qui s'était passé ;

5 ( be expended) a lot of work/money went into this project beaucoup de travail/d'argent a été investi dans ce projet ; a lot of effort went into organizing the party l'organisation de la soirée a demandé beaucoup de travail ;

6 ( hit) [car, driver] rentrer dans, heurter ; the car went into a lamp post la voiture est rentrée dans or a heurté un réverbère.

■ go in with:

▶ go in with [sb] se joindre à [person, ally, organization] ; he went in with us to buy the present il s'est mis avec nous pour acheter le cadeau.

■ go off:

▶ go off

1 (explode, fire) [bomb] exploser ; the gun didn't go off le coup n'est pas parti ;

2 [alarm clock] sonner ; [fire alarm] se déclencher ;

3 ( depart) partir, s'en aller ; he went off to work il est parti au travail ; she went off to find a spade elle est allée chercher une pelle ; they went off together ils sont partis ensemble ;

4 GB ( go bad) [milk, cream] tourner ; [meat] s'avarier ; [butter] rancir ; ( deteriorate) [performer, athlete etc] perdre sa forme ; [work] se dégrader ; ( lose one's attractiveness) [person] être moins beau/belle qu'avant ; he used to be very handsome, but he's gone off a bit il était très beau, mais il est moins bien maintenant ; the first part of the film was good, but after that it went off la première partie du film était bien, mais après ça s'est dégradé ;

5 ○ ( fall asleep) s'endormir ;

6 ( cease to operate) [lights, heating] s'éteindre ;

7 (happen, take place) [evening, organized event] se passer ; the concert went off very well le concert s'est très bien passé ;

8 Theat quitter la scène ;

▶ go off [sb/sth] GB I used to like him but I've gone off him je l'aimais bien avant, mais je ne l'aime plus tellement ; I've gone off opera/whisky je n'aime plus tellement l'opéra/le whisky ; I think she's gone off the idea je crois qu'elle a renoncé à l'idée.

■ go off with:

▶ go off with [sb/sth] partir avec [person, money] ; she went off with all his money elle est partie avec tout son argent ; who's gone off with my pen? qui a pris mon stylo?

■ go on:

▶ go on

1 (happen, take place) se passer ; what's going on? qu'est-ce qui se passe? ; there's a party going on upstairs il y a une fête en haut ; how long has this been going on? depuis combien de temps est-ce que ça dure? ; a lot of stealing goes on il y a beaucoup de vols ; a lot of drinking goes on at Christmas time les gens boivent beaucoup à Noël ;

2 ( continue on one's way) poursuivre son chemin ;

3 ( continue) continuer ; go on with your work continuez votre travail, continuez de travailler ; go on looking continuez à or de chercher ; she went on speaking elle a continué de parler ; go on, we're all listening! continue, nous t'écoutons tous! ; ‘and another thing,’ she went on, ‘you're always late’ ‘et autre chose,’ a-t-elle ajouté, ‘vous êtes toujours en retard’ ; if he goes on like this, he'll get into trouble! s'il continue comme ça, il va s'attirer des ennuis ; we can't go on like this! nous ne pouvons pas continuer comme ça! ; life must go on la vie continue ; the meeting went on into the afternoon la réunion s'est prolongée jusque dans l'après-midi ; you can't go on being a pen pusher all your life! tu ne peux pas rester gratte-papier toute ta vie! ; the list goes on and on la liste est infinie or interminable ; that's enough to be going on with ça suffit pour le moment ; have you got enough work to be going on with? est-ce que tu as assez de travail pour le moment? ; here's £20 to be going on with voici 20 livres pour te dépanner ; go on (with you) ○ ! allons donc! ;

4 ( of time) ( elapse) as time went on, they… avec le temps, ils… ; as the evening went on, he became more animated au fur et à mesure que la soirée avançait, il devenait plus animé ;

5 ( keep talking) to go on about sth ne pas arrêter de parler de qch, parler de qch à n'en plus finir ; he was going on about the war il parlait de la guerre à n'en plus finir ; don't go on about it! arrête de parler de ça!, change de disque! ; she went on and on about it elle en a fait toute une histoire ; he does tend to go on a bit! il a tendance à radoter ○ ! ; the way she goes on, you'd think she was an expert on the subject! à l'entendre, on croirait qu'elle est experte en la matière! ;

6 ( proceed) passer ; let's go on to the next item passons au point suivant ; he went on to say that/describe how puis il a dit que/décrit comment ;

7 ( go into operation) [heating, lights] s'allumer ;

8 Theat entrer en scène ; what time do you go on? à quelle heure est-ce que vous entrez en scène? ;

9 ( approach) it's going on three o'clock il est presque trois heures ; she's four going on five elle va sur ses cinq ans ; he's thirty going on three hum il a trente ans mais il pourrait bien en avoir trois ;

10 ( fit) these gloves won't go on ces gants ne m'iront pas ; the lid won't go on properly le couvercle ne ferme pas bien ;

▶ go on [sth] se fonder sur [piece of evidence, information] ; that's all we've got to go on tout ce que nous savons avec certitude ; we've got nothing else to go on nous n'avons pas d'autre point de départ ; the police haven't got much evidence to go on la police n'a pas beaucoup de preuves à l'appui.

■ go on at:

▶ go on at [sb] s'en prendre à [person] ; he's always going on at me for writing badly il s'en prend toujours à moi à cause de ma mauvaise écriture ; they're always going on at us about deadlines ils sont toujours sur notre dos pour des histoires de délais.

■ go out

1 (leave, depart) sortir ; she went out of the room elle a quitté la pièce, elle est sortie de la pièce ; to go out walking aller se promener ; to go out for a drink aller prendre un verre ; they go out a lot ils sortent beaucoup ; she likes going out elle aime sortir ; she had to go out to work at 14 il a fallu qu'elle aille travailler à 14 ans ;

2 ( travel long distance) partir (to à, pour) ; she's gone out to Australia/Africa elle est partie pour l'Australie/l'Afrique ;

3 ( have relationship) to go out with sb sortir avec qn ; they've been going out together for six weeks ils sortent ensemble depuis six semaines ;

4 [tide] descendre ; the tide is going out la marée descend, la mer se retire ;

5 Ind ( go on strike) se mettre en grève ;

6 ( become unfashionable) passer de mode ; ( no longer be used) ne plus être utilisé ; mini-skirts went out in the 1970s les mini-jupes ont passé de mode dans les années 70 ; gas went out and electricity came in l'électricité a remplacé le gaz ;

7 ( be extinguished) [fire, light] s'éteindre ;

8 ( be sent) [invitation, summons] être envoyé ; ( be published) [journal, magazine] être publié ; Radio, TV ( be broadcast) être diffusé ;

9 ( be announced) word went out that he was coming back le bruit a couru qu'il revenait ; the news went out from Washington that Washington a annoncé que ;

10 ( be eliminated) gen, Sport être éliminé ; she went out in the early stages of the competition elle a été éliminée au début de la compétition ;

11 (expressing compassion, sympathy) my heart goes out to them je les plains de tout mon cœur, je suis de tout cœur avec eux ; our thoughts go out to absent friends nos pensées vont vers nos amis absents ;

12 ( disappear) all the spirit seemed to have gone out of her elle semblait avoir perdu tout son entrain ; the romance seemed to have gone out of their relationship leur relation semblait avoir perdu tout son charme ;

13 ( end) [year, month] se terminer ;

14 ( in cards) terminer.

■ go over:

▶ go over

1 ( cross over) aller ; she went over to him/to the window elle est allée vers lui/vers la fenêtre, elle s'est approchée de lui/de la fenêtre ; to go over to Ireland/to America aller en Irlande/aux États-Unis ; we are now going over to Washington for more news Radio, TV nous passons maintenant l'antenne à Washington pour plus d'informations ;

2 ( be received) how did his speech go over? comment est-ce que son discours a été reçu? ; his speech went over well son discours a été bien reçu ; to go over big ○ avoir un grand succès ;

3 ( switch over) he went over to Labour from the Conservatives il est passé du parti des conservateurs au parti des travaillistes ; to go over to the other side fig passer dans l'autre camp ; we've gone over to gas (central heating) nous sommes passés au chauffage central au gaz ; to go over to Islam se convertir à l'Islam ;

▶ go over [sth]

1 ( review) passer [qch] en revue [details] ; she went over the events of the day in her mind elle a passé en revue les événements de la journée ; we've gone over the details again and again nous avons déjà passé les détails en revue mille fois ; to go over one's lines ( actor) répéter son texte ; there's no point in going over old ground il n'y a aucune raison de revenir là-dessus ;

2 (check, inspect) vérifier [accounts, figures] ; revoir [facts, piece of work] ; I want to go over this article once more before I hand it in je veux relire cet article une dernière fois avant de le remettre ; to go over a house faire le tour d'une maison ;

3 ( clean) he went over the room with a duster il a donné un coup de chiffon dans la pièce ; after cleaning, go over the surface with a dry cloth après l'avoir nettoyée, essuyez la surface avec un chiffon sec or passez un chiffon sec sur la surface ;

4 to go over a sketch in ink repasser un dessin à l'encre ;

5 ( exceed) dépasser ; don't go over £100 ne dépassez pas 100 livres sterling.

■ go round GB:

▶ go round

1 ( turn) [wheel, propeller etc] tourner ; the wheels went round and round les roues n'ont pas arrêté de tourner ; my head's going round j'ai la tête qui tourne ;

2 ( call round) to go round to see sb aller voir qn ; he's gone round to Anna's il est allé chez Anna ;

3 ( suffice) there isn't enough food/money to go round il n'y a pas assez de nourriture/d'argent pour tout le monde ; there was barely enough to go round il y en avait à peine assez pour tout le monde ;

4 ( circulate) there's a rumour going round that le bruit court que ;

5 ( make detour) faire un détour ; we had to go round the long way ou the long way round il a fallu qu'on prenne un chemin plus long ; I had to go round by the bridge il a fallu que je passe par or que je fasse un détour par le pont ;

▶ go round [sth] ( visit) faire le tour de [shops, house, museum].

■ go through:

▶ go through

1 ( come in) entrer ; if you'll just go (on) through, I'll tell them you're here si vous voulez bien entrer, je vais leur dire que vous êtes arrivé ;

2 ( be approved) [law, agreement] passer ; the law failed to go through la loi n'est pas passée ; the divorce hasn't gone through yet le divorce n'a pas encore été prononcé ;

3 ( be successfully completed) [business deal] être conclu ;

▶ go through [sth]

1 ( undergo) endurer, subir [experience, ordeal] ; ( pass through) passer par [stage, phase] ; in spite of all he's gone through malgré tout ce qu'il a enduré ; we've all gone through it nous sommes tous passés par là ; she's gone through a lot elle a beaucoup souffert ; he went through the day in a kind of daze toute la journée il a été dans un état second ; the country has gone through two civil wars le pays a connu deux guerres civiles ; to go through a crisis traverser une crise ; as you go through life au fur et à mesure que tu vieillis, en vieillissant ; you have to go through the switchboard/right authorities il faut passer par le standard/les autorités compétentes ; it went through my mind that l'idée m'a traversé l'esprit que ;

2 (check, inspect) examiner, étudier ; ( rapidly) parcourir [documents, files, list] ; to go through one's mail parcourir son courrier ; let's go through the points one by one étudions or examinons les problèmes un par un ;

3 ( search) fouiller [person's belongings, baggage] ; to go through sb's pockets/drawers fouiller dans les poches/tiroirs de qn ; at customs they went through all my things à la douane ils ont fouillé toutes mes affaires ;

4 (perform, rehearse) répéter [scene] ; expliquer [procedure] ; let's go through the whole scene once more répétons or reprenons toute la scène une dernière fois ; there are still a certain number of formalities to be gone through il y a encore un certain nombre de formalités à remplir ; I went through the whole procedure with him je lui ai expliqué comment il fallait procéder en détail ;

5 (consume, use up) dépenser [money] ; we went through three bottles of wine nous avons bu or descendu ○ trois bouteilles de vin ; I've gone through the elbows of my jacket j'ai usé ma veste aux coudes.

■ go through with:

▶ go through with [sth] réaliser, mettre [qch] à exécution [plan] ; in the end they decided to go through with the wedding finalement ils ont décidé de se marier ; I can't go through with it je ne peux pas le faire ; you'll have to go through with it now il va falloir que tu le fasses maintenant.

■ go together

1 ( harmonize) [colours, pieces of furniture etc] aller ensemble ; these colours don't go together ces couleurs ne vont pas ensemble ;

2 ( entail each other) aller de pair ; poverty and crime often go together la pauvreté et le crime vont souvent de pair ;

3 ○ †( have relationship) [couple] sortir ensemble.

■ go under

1 [boat, ship] couler, sombrer ; [drowning person] couler, disparaître sous les flots ;

2 fig ( succumb) [person] succomber ; ( go bankrupt) [business, company] faire faillite.

■ go up:

▶ go up

1 ( ascend) monter ; to go up to bed monter se coucher ; they've gone up to London ils sont allés or montés à Londres ; they've gone up to Scotland ils sont allés en Écosse ; ‘going up!’ ( in elevator) ‘on monte!’ ;

2 ( rise) [price, temperature] monter ; Theat [curtain] se lever (on sur) ; petrol has gone up (in price) (le prix de) l'essence a augmenté ; unemployment is going up le chômage augmente or est en hausse ; our membership has gone up le nombre de nos adhérents a augmenté ; a cry went up from the crowd un cri est monté or s'est élevé de la foule ;

3 ( be erected) [building] être construit ; [poster] être affiché ; new office blocks are going up all over the place on construit de nouveaux immeubles un peu partout ;

4 (be destroyed, blown up) [building] sauter, exploser ;

5 GB Univ ( start university) entrer à l'université ; ( start term) reprendre les cours ;

6 ( be upgraded) the team has gone up to the first division l'équipe est passée en première division ;

7 ( continue) the book/series goes up to 1990 le livre/la série va jusqu'en 1990 ;

▶ go up [sth]

1 ( mount) monter, gravir [hill, mountain] ;

2 to go up a class Sch passer dans une classe supérieure.

■ go with:

▶ go with [sth]

1 (match, suit) aller avec ; your shirt goes with your blue eyes ta chemise va bien avec tes yeux bleus ; white wine goes better with fish than red wine le vin blanc va mieux avec le poisson que le rouge ;

2 ( accompany) aller de pair avec ; the car goes with the job la voiture va de pair avec la situation ; the responsibilities that go with parenthood les responsabilités qui vont de pair avec le fait d'être parent ;

▶ go with [sb] ( date) sortir avec ; ( have sex with) coucher avec [person].

■ go without:

▶ go without s'en passer ; you'll just have to go without! il va falloir que tu t'en passes!, il va falloir que tu fasses sans! ;

▶ go without [sth] se passer de [food, luxuries].

Big English-French dictionary > go
20 some

1. [sʌm (полная форма); səm,sm (редуцированные формы)]á
1. 1) какой-нибудь, (хоть) какой-то

some other solution will have to be found - придётся /нужно/ найти (какое-то) другое решение

ask some experienced person - спроси (у) какого-нибудь опытного человека

give it to some lawyer - передайте /поручите/ это (какому-нибудь) юристу

he will have to make some sort of reply - ему ведь придётся хоть что-то ответить

let's do that some other time - давайте сделаем это как-нибудь в другой раз

come and see me some Monday - приходите ко мне как-нибудь в понедельник /в какой-нибудь из понедельников/

I shall see you some day this week - мы с вами увидимся как-нибудь на этой неделе

he must buy some new clothes - ему нужно купить себе что-нибудь из одежды

can you give me some lunch? - не дадите ли вы мне что-нибудь позавтракать /пообедать/?, не покормите ли вы меня завтраком /обедом/?

2) какой-то, некий

some variation - некая разновидность

some man wants to speak to you - с тобой хочет поговорить какой-то человек

some Mr. Smith wants to see you - вас хочет видеть некий /какой-то/ мистер Смит

some fool has locked the door - какой-то дурак запер дверь

he went to some place in France - он поехал куда-то во Францию

some one - а) какой-нибудь один; choose some one place - выберите какое-нибудь одно место; б) = someone

2. некоторые, одни; другие

some people say that it is not difficult - некоторые (люди) говорят, что это нетрудно

some fans paid ten dollars for their seats! - есть такие болельщики, которые заплатили по десять долларов за место!

some days he earns more, some days less - в какие-то дни он зарабатывает больше, в какие-то - меньше

3. 1) некоторое количество, немного

I would like some milk - я бы выпил (немного) молока

have some more tea - выпейте ещё чаю

when I have some free time - когда у меня бывает свободное время

he has some money to spare - у него есть лишние деньги /немного свободных денег/

have some pity! - сжальтесь!, пожалейте (меня)!

2) несколько

it happened some years ago - это случилось несколько лет тому назад

I saw some people walking in the garden as I passed - когда я проходил (мимо), я видел нескольких людей, гуляющих в саду

some miles more to go - ещё несколько миль ходьбы

4. немало, порядочно

it takes some time - на это нужно время

it needs some pluck to do that - это требует известного /немало/ мужества

they discussed it at some length - они обсуждали это довольно долго

the station is some distance off - станция находится на некотором расстоянии отсюда

he had some trouble in arranging it - он устроил это с немалым трудом; ему не так просто было устроить это

5. амер. сл. отличный, что надо, хоть куда

it is some cake! - вот это торт!

some heat! - ну и жара, нечего сказать!

that's some rain! - ну и дождь (хлещет)!

three hundred miles an hour! some speed! - триста миль в час! вот это скорость!

6. в сочетаниях:

some... or other - тот или иной

in some book or other - в одной из книг, в какой-то книге

we must settle this question some way or other - нам нужно как-то /каким-то образом/ решить /уладить/ этот вопрос

some idiot or other was shouting all the night - какой-то болван /идиот/ орал всю ночь
2. [sʌm (полная форма); səm,sm (редуцированные формы)] adv
1. приблизительно, около, примерно

some hundred people - около ста человек

we were some sixty in all - нас было всего /примерно/ шестьдесят

it costs some twenty pounds - это стоит около двадцати фунтов

2. разг. несколько, немного

he felt some better - ему стало несколько лучше; он стал чувствовать себя немного лучше

some few - немного, незначительное количество

I waited some few minutes - я подождал всего несколько минут

3. амер. эмоц.-усил. очень, значительно

he was annoyed some - он порядком рассердился

we were beaten some - нас разделали под орех, нам поддали как следует

it amused me some - это меня порядком позабавило

it was a fast train and it went some - это был скорый поезд, и он шёл на всех парах

4. преим. шотл. слегка; чуть-чуть
3. [sʌm (полная форма); səm,sm (редуцированные формы)] indef pron
1. 1) кое-кто, некоторые, одни; другие

some think that it is easy - некоторые считают, что это легко

some agree with us, and some disagree - некоторые /одни/ с нами согласны, некоторые /другие/ нет

some of the boys come very early - некоторые мальчики приходят /часть мальчиков приходит/ очень рано

2) кое-что, некоторые, одни; другие

I agree with some of what you say - кое с чем из того, что вы говорите, я согласен

some are gold, some silver - некоторые /одни/ (вещи) из золота, некоторые /другие/ из серебра, кое-что из золота, а кое-что из серебра

some of these days - на днях, скоро

2. 1) некоторое количество, немного

some of the paper is damaged - часть бумаги испорчена

he will be in town all August and some of September - он пробудет в городе весь август и часть сентября

this is good, will you have some? - это вкусно, хотите (попробовать) немного?

2) несколько, немного

I want some of these strawberries - дайте мне (немного) этой клубники

... and (then) some... - и ещё сверх того

he wants the lot and then some - ему нужно всё без остатка и ещё сверх того

he's up to all the tricks and then some - он знает все эти фокусы

НБАРС > some

Страницы

См. также в других словарях:

Miles Davis — Photo of Davis in 1955 taken by Tom Palumbo Background information Birth name Miles Dewey Davis III … Wikipedia
More popular than Jesus — History of The Beatles The Quarrymen In Hamburg … Wikipedia
Miles Away (Madonna song) — Miles Away Single by Madonna from the album Hard Candy Released … Wikipedia
Miles Vorkosigan — Miles Naismith Vorkosigan is the hero of a series of science fiction novels and short stories by Lois McMaster Bujold known as the Vorkosigan Saga. In an article in The Vorkosigan Companion,[1] Bujold acknowledged several real life inspirations… … Wikipedia
Miles Straume — First appearance Confirmed Dead Centric episode(s) Confirmed Dead Some Like It Hoth Las … Wikipedia
Miles Copeland (Home and Away) — Miles Copeland Home and Away character Portrayed by Josh Quong Tart Jackson Edwards (Flashback) Ryley Mickle (Flashback) Introduced by J … Wikipedia
Make Poverty History — White Band redirects here. For the disease, see white band disease. Make Poverty History is the name of a campaign that exists in a number of countries, including Australia, Canada, Denmark , Finland, New Zealand, Nigeria, Norway, Romania, the… … Wikipedia
Miles Bennett Dyson — Infobox character colour = name = Miles Bennett Dyson caption = Miles Dyson in his final moments and just before he blows up the Cyberdyne building first = last = status = Deceased nickname = alias = species = Human gender = Male age = Mid 30 s… … Wikipedia
Food miles — is a term which refers to the distance food is transported from the time of its production until it reaches the consumer. It is one dimension used in assessing the environmental impact of food. The concept of food miles originated in 1990 in the… … Wikipedia
Five Miles Out — This article is about the album containing the song Taurus II. For the rocket, see Taurus II. Five Miles Out Studio album by Mike Oldfield Released … Wikipedia
A Thousand Miles — Infobox Single Name = A Thousand Miles Artist = Vanessa Carlton from Album = Be Not Nobody B side = Red Ditty Released = February 12 2002 (U.S.) Format = CD single [ Recorded = ] Genre = Piano pop Length = 3:57 (album version) 3:59 (single… … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

make a few more miles

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

make a few more miles

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: